Belgische ontwerpers scheren hoge toppen in de mode, dat weten we. Maar er is ook één Belg die zich de laatste twee decennia heeft ontpopt tot een van de groten in de modefotografie. Half september opent Willy Vanderperres eerste grote expo, in New York.

Zijn naam wordt in één adem genoemd met pakweg Jürgen Teller of Mario Testino en zijn cv leest als een Who’s Who van de internationale mode. Willy Vanderperre fotografeert campagnes voor onder meer Prada, Jil Sander, Raf Simons, Dior Homme en Givenchy en publiceert in gerenommeerde bladen als Another Magazine, i-D, Vogue US, Love en W- Magazine. Wanneer ik hem opzoek in zijn prachtige woonst aan het Antwerpse stadspark, is hij net terug van een opnamesessie in Parijs. Hij ziet er ontspannen uit, ook al komt de deadline voor zijn eerste grote expo, in New York nog wel, angstwekkend dichtbij. Zijn woordenschat, gekleurd met een charmante West-Vlaamse tongval, is doorspekt met Engelse termen, een gevolg van de talloze internationale opdrachten die Vanderperre de afgelopen jaren op zijn conto schreef.

Herinnert u zich nog uw allereerste foto ?

Willy Vanderperre : “Heel goed zelfs. Ik was zestien en het was de eerste foto waarvan ik dacht : dit is een serieuze foto. Ik zat in de kunsthumaniora in Kortrijk, we kregen daar alle vakken, behalve fotografie. Daarom volgde ik in het weekend fotografie in Menen, waar ik ben opgegroeid. Die bewuste foto paste in een persoonlijk project waarvoor ik mijn familie portretteerde. De eerste persoon die ik fotografeerde was mijn grootmoeder. Zij was nogal excentriek, weigerde om ouder te worden. Een heel mooi, kleurrijk iemand. Ik maakte de foto op het eind van haar leven, het werd echt tijd om het portret te maken. Zij was er niet gelukkig mee, herinner ik me nog. Het was dan ook geen verbloemend portret.

Werd u toen al beïnvloed door de meesters die u later hebben gevormd : Caravaggio en de Vlaamse en Hollandse schilders ?

Dat zat er toen al in, ja.

Opmerkelijk toch, dat het in de eerste plaats schilders waren en geen fotografen die u inspireerden.

Dat heeft met mijn vorming te maken. Op schoolreis bezochten we de graftombes van Karel ik-weet-niet-wie en de vergeetput in het Steen in Gent. Ik verslond kunstboeken. Schilderkunst was hét medium waarmee je eerst werd geconfronteerd. Dat heeft op mij een long lasting impression gemaakt. Het portret van mijn grootmoeder had iets dark, dat zat er van jongs af al in.

Uiteindelijk koos u ervoor om geen fotografie, maar mode te studeren aan de academie in Antwerpen.

Mode was erg aanwezig in mijn leven. De Antwerp Six waren rocksterren, de ‘Bikkembergs’ was dé schoen die je wilde hebben, mode maakte deel uit van mijn ontplooiing. Als tiener was en is dat dé manier om je uit te drukken en je af te zetten tegen de gangbare norm. Ook de muziek van toen was heel erg gericht op mode. Alle bands waren, bij wijze van spreken, gekleed door Gaultier. De obsessie met mode was groot. Ik dacht dat het mijn middel tot expressie zou zijn. Maar halverwege mijn eerste jaar wist ik dat ik er niet verder in zou gaan. Het was een moeilijke periode : de danscultuur betekende in die tijd alles voor mij, het nachtleven was heel belangrijk. Ik werd geconfronteerd met mezelf en met de vraag : “Wat wil je met je leven?” Op de academie was ik bezig met mood boards en collages. Ik vond dat ritme van mode heel traag : je moet tekenen, patronen maken, stoffen ontwikkelen, naaien en stikken en dan pas zie je het eindresultaat. Ik wilde sneller werken. Mode en fotografie waren zo aan elkaar gelinkt dat ik mijn interesse voor mode niet moest verloochenen omdat ik plots fotografie ging studeren. Maar mijn leraars op de academie waren daar niet klaar voor. Zij zagen fotografie als iets dat veel verhevener was. Ze vonden die blend maar niets. Maar ik zei : “Het is wel iets van deze tijd.”

U hebt ertoe bijgedragen dat modefotografie veel meer doet dan kleren tonen, dat er ook emoties aan te pas mogen komen.

Bedankt voor dit mooie compliment. Die nieuwe manier van fotograferen begon net ingang te vinden, maar ik ben inderdaad met die beweging meegegaan en misschien heb ik ze wel mee opengetrokken.

Wat vindt u ervan dat modefoto’s tegenwoordig in kunstgaleries hangen ?

Ik vind dat goed. Vroeger werd er neergekeken op modefotografie. Maar als je door het Louvre wandelt en kijkt naar de ‘foto’s’ – ik noem die schilderijen ‘foto’s’ -, dan zie je dat de geportretteerden gekleed zijn in de highest van de high fashion. Die kleren werden speciaal daarvoor gemaakt. Wij verheffen die werken tot absolute kunst, terwijl we neerkijken op een modefoto omdat mode vergankelijk zou zijn, slechts korte tijd zou meegaan. Terwijl schilderijen uit die periode, in die vorm, er alleen maar zijn omdat fotografie niet bestond. Als fotograaf moet je dezelfde bagage hebben als de schilders van toen, vind ik. Wij hebben ook onze techniek, ons eigen gebruik van licht. Het is de kwaliteit van een fotograaf die maakt dat je kunt zeggen : dit beeld is van die, dat beeld is van iemand anders. Voor mij is een foto evenwaardig aan een schilderij. Ik vind het dus normaal dat modefotografie in galeries hangt.

Hoe zou u uw signatuur omschrijven ?

Ik probeer altijd een emotie te capteren, in alle mogelijke varianten, van teder tot hard of agressief. In mijn beelden zit altijd iets confronterend, zegt men. Ik word bestempeld als een minimalist, als een purist ook. Anderen zeggen dan weer dat ik een cultfotograaf ben (lacht). Mijn beelden worden ook als cerebraal beschouwd. Die beoordeling laat ik over aan de perceptie van anderen. Als mijn stijl beschreven wordt als gekenmerkt door eigenheid en eerlijkheid, ben ik heel gelukkig.

U werkt al vanaf uw studietijd samen met sterstylist Olivier Rizzo. Dat is een uniek gegeven.

Ja, dat is een mooi verhaal waar ik heel gelukkig mee ben. Olivier en ik werken al een hele tijd samen. Voor mij, en voor veel anderen, is hij de beste in zijn vak. Ik ben er erg trots op dat ik hem tot mijn vaste medewerkers kan rekenen. De band die wij hebben, zowel op creatief als op persoonlijk vlak, maakt het heel interessant om samen te werken en tegelijk ook moeilijk, omdat je jezelf telkens opnieuw moet bewijzen tegenover elkaar, anders stagneer je in je evolutie als team. We moeten onszelf blijven triggeren en verrassen.

Hoe doet u dat ?

Door steeds een ander denkpatroon te ontwikkelen, een andere esthetiek te proberen. Jezelf constant in vraag te stellen, dat zeker ook. Elk seizoen proberen we iets anders te doen, iets uit te proberen.

Make-up artist Peter Philips, nu de grote man bij Dior, was er ook van in het begin bij.

Inderdaad. Iedereen die er van het begin bij was, heeft zich verder ontwikkeld in zijn specifieke veld. Dat is net het mooie. We zijn begonnen met veel naïviteit. Er was geen groot plan. We deden ons ding met twee modellen die ons inspireerden, maakten de foto’s gewoon in onze living. Ik stuurde het resultaat naar magazines met de vraag of ze er iets in zagen. Het was niet van : “Als we deze kleren fotograferen, zullen die en die mensen naar ons kijken.” Ik werkte toen nog om mijn studielening af te betalen, ’s nachts drukte ik in de badkamer de foto’s af. Soms zat er nog stof op de prints ! (lacht). Bijna altijd werden de beelden opgenomen in de magazines, wat natuurlijk fantastisch was.

Jullie waren gewoon goed, anders waren jullie nooit zo ver geraakt. Kwam dat omdat jullie de tijdgeest vatten ?

Misschien. Ik weet het niet precies. We brachten blijkbaar de juiste emotie op het juiste moment.

Nog zo’n langdurige samenwerking is die met Raf Simons.

Dat is hetzelfde verhaal : met elke campagne wil ik hem, en ook Olivier en mijzelf verrassen. Het is een voortdurende challenge. Die langdurige relaties vind ik heel exciting omdat ik mezelf steeds opnieuw moet bewijzen en uitdagen.

Ongelooflijk maar waar : jullie hebben elkaar op café leren kennen.

Inderdaad. De beste plaats, hé. Het was in de Witzli-Poetzli (een bekend Antwerps café, nvdr.), op een heel warme dag. Ik wou even afkoelen en Raf zat daar met Olivier en een resem andere mensen. Ik heb geen woord tegen hem gezegd, maar ik vond hem wel intrigerend. En hij moet hetzelfde over mij gedacht hebben. Twee dagen later kwamen we elkaar weer tegen en zijn we aan de klap geraakt en hebben we heel veel raakvlakken ontdekt. Het was echt zo’n gevoel van where have you been all of my life ? Heel interessant.

Wat maakt voor u een goede foto ?

Een beeld waarbij je blijft stilstaan, waar een echte emotie in zit. Ik voel tijdens het shooten aan waar de goede foto zit. Soms al in het eerste frame, of ergens in het midden of op het einde, maar je voelt het. Het heeft te maken met een echtheid die me raakt. Wanneer je een model of een personaliteit voor de camera hebt, hebben zij vaak in het begin een soort ‘masker’ op, een soort van bescherming. Maar op een bepaald moment verdwijnt dat en komt er een echtheid. Dàt is de foto die juist zit.

Over modellen gesproken : u hebt veel gewerkt met topmodel Clement Chabernaud.

Zijn eerste foto’s zijn door mij gemaakt, ik heb hem als het ware zien opgroeien door de lens. Het is heel mooi om die ontplooiing van teenager naar man te kunnen meemaken. Ik beschouw hem ondertussen als een vriend. Ik werk nu minder met hem, maar soms duikt hij nog wel eens op in een cameo.

Die ‘coming of age’ houdt u heel erg bezig. Dat zie je ook in ‘Naked Heartland’, uw eerste kortfilm, een portret van drie tieners waar ik bijna ongemakkelijk van werd.

Ik ben blij dat het iets met je heeft gedaan. Daar doe ik het voor. Ik wil mensen raken, of dat nu met film, video of foto is.

Als ik er één thema moet uithalen, is het : worstelen met identiteit en seksualiteit.

(lacht) Dat zit er recht op. Het ontluiken van seksualiteit en de struggle met je identiteit, het loslaten van je onschuld en je kinderjaren, daar wou ik heel hard op focussen. De film is een visueel gedicht, mensen die er meerdere keren naar kijken, laten me weten dat ze er iedere keer een ander gevoel bij ervaren, een andere interpretatie aan geven. Ik heb gezocht naar een nieuwe structuur, ik wou niet dat er maar één hoofdrol was, maar dat de groep tieners samen de hoofdrol droegen.

De film deed me terugdenken aan mijn eigen jeugd.

Goed zo. Ik krijg wel vaker deze commentaar : mensen worden terug getransporteerd naar hun slaapkamer van toen. Na de screening mailden mensen me spontaan met verhalen over hun jeugd. Dat heeft me heel diep geraakt. Ik heb vijf jaar aan de film gewerkt, bij tussenpozen liet ik het werk een tijd liggen. Ik heb het verhaal uitgepuurd tot de essentie overbleef : de dingen die ik heb meegenomen uit de periode waarin ik opgroeide. De film is niet autobiografisch, maar wel heel persoonlijk. Daarom is hij ook in het Nederlands, het zou vreemd geweest zijn als ik dit niet in mijn native tongue had gedaan.

Een kortfilm zat eraan te komen. In uw modefilms voor bijvoorbeeld Dior Homme zit al een spanningsboog.

Ja. Dat kan, omdat mijn opdrachtgevers mij een zekere vrijheid geven. De klant van een modehuis die op de website naar zo’n film gaat kijken, is al geïnteresseerd in dat huis, je moet hem dus niet voor dom houden. Zo iemand wil niet gewoon een meisje in mooie kleren op straat met een tas zien paraderen. Daar is niets mis mee, maar ik laat mensen liever dromen, zodat ze nog meer interesse gaan tonen.

U spitst zich steeds vaker toe op andere domeinen.

Ik vind het interessant om mijn spectrum te verbreden. Ik focus meer op tentoonstellingen, soms heel kleine expo’s, en op boeken die ik accessible wil houden. Toen ik opgroeide, was een fotoboek heel duur, je moest ervoor sparen. In mijn samenwerking met Idea Books, waarmee ik een Instagramboek heb gemaakt (met foto’s van Vanderperres Instagramaccount, nvdr. ) en een Naked Heartland-boek, wil ik betaalbaar blijven. De boeken verschijnen wel in gelimiteerde oplage, zodat je vlug moet zijn, maar je kunt ze kopen. Ik zoek naar een balans tussen bereikbaarheid en droom, een boek, een print of een object dat je zo graag wil bezitten. Op de tentoonstelling in New York zal men prints kunnen kopen, maar evengoed een poster of een badge.

Nog een ander zijstapje dat er mag zijn : uw captatie van Jan Fabres ‘The Power of Theatrical Madness’.

Ik ben een grote fan van Jans theater. The Power of Theatrical Madness is een mythisch stuk, maar ik was er nog te jong voor toen het uitkwam (1984). Toen ik in mijn tienerjaren de soundtrack van Wim Mertens ontdekte, was dat een openbaring. Later heb ik het boek ontdekt dat Mapplethorpe samen met Jan gemaakt heeft en toen ik hoorde dat het stuk vijfentwintig jaar later opnieuw uitkwam, heb ik Jan gevraagd om het te mogen documenteren. Het is uiteindelijk een boek geworden, een soort ‘dank u’ jegens hem en de acteurs. Nadien volgde een nieuwe samenwerking : Mount Olympus, het nu al legendarische, vierentwintig uur durende nieuwe werk. Dat ben ik nog steeds aan het editen.

U maakt ook muziekvideo’s, onder andere voor de Belgische band Amenra.

Ik zag de band ooit in Parijs, in een kleine, donkere club. Toen ik buitenkwam had ik het gevoel dat ik iets had meegemaakt. En dus heb ik contact opgenomen, zo simpel was het. Als iemand mij raakt of inspireert, of als ik voel dat een samenwerking iets sterks kan teweegbrengen, schrik ik er niet voor terug om een voorstel te doen. Ik heb de band nadien uitgenodigd om de soundtrack te maken (voor de kortfilm, nvdr.) zonder dat ze de film hadden gezien. Ik heb hen ook gevraagd een cover op te nemen van Het dorp van Zjef Van Uytsel, een van mijn favoriete nummers aller tijden. Hun versie, de eerste ruwe take, is magistraal. Muziek is de meest directe weg om emoties los te maken. Een foto moet al verdomd goed zijn voor je er tranen van in de ogen krijgt, terwijl een muzieknummer dat soms al na tien seconden kan.

U noemde daarnet Mapplethorpe. Blijft hij een richtingaanwijzer voor u ?

Uiteraard. Robert Mapplethorpe was een heel belangrijke fotograaf, die mij enorm fascineert. Hij heeft zijn leefwereld gefotografeerd. Soms zijn de beelden heel extreem, maar ze zijn technisch zo superieur dat je het shockelement als het ware vergeet. Ze zitten zo juist in elkaar dat je niet ziet dat het bij momenten pornografisch is.

U hebt werk van hem gekocht. Hoe voelt dat ?

Heel emotioneel. In mijn leven draait alles om emotie. Ik koop heel instinctief, vooral dingen die me op dat moment raken.

Hebt u een ‘bucket list’ ?

Ja, en die vink ik elke dag af. Daar leven we voor, niet ? Het is de drive die me verder stuwt, en die me sprongen in het duister doet maken.

Welke vakjes wil u zeker nog afvinken ?

Ik ben nu bezig met de voorbereiding van mijn tweede kortfilm, een triptiek over de exploratie van jeugd naar volwassenheid. Maar er zijn nog veel vakjes die ik wil afvinken.

Zoals ?

Een langspeelfilm. Dat is een hele grote vink. (lacht)

Tekst Michaël De Moor & Foto’s Willy Vanderperre

“Mensen raken en inspireren, daar doe ik het voor”

“Als men zegt dat eigenheid en eerlijkheid mijn stijl kenmerken, ben ik gelukkig”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content