Lucien Engels is de meest ‘Italiaanse’ van onze moderne architecten uit de Expotijd. Hij werd net tachtig en zijn woning in Elewijt werd onlangs als monument beschermd.

Lucien Engels wordt als een van onze meest toonaangevende moderne bouwers van de fifties en sixties beschouwd. Medio jaren vijftig realiseerde hij het vakantiehome Emile Vandervelde II in Oostduinkerke, een parel die jammer genoeg in de jaren negentig werd gesloopt. Maar de prachtige huizen die hij daarvoor en daarna optrok, zijn wel bewaard. Hij ontwierp ook standen en paviljoenen voor talrijke internationale jaarbeurzen over de hele wereld. Daarnaast tekende hij tal van ziekenhuizen en kantoren.

Voor enkele projecten in de jaren vijftig, zoals home Vandervelde, ontwierp Engels schitterende meubels die tot het beste design van die tijd behoren. Deze stukken zijn echter zeer zeldzaam en werden nooit op grote schaal vervaardigd, maar vonden wel hun weg naar grote internationale musea.

Hoe bent u in de architectuur beland ?

Lucien Engels : Als kind geraakte ik gefascineerd door de grote herenhuizen in Brussel waar mijn moeder me mee naartoe nam. Maar het was mijn droom om schilder te worden. Ik kwam uit een arbeidersmilieu waar dat niet serieus werd genomen. Ik moest iets ‘nuttigs’ doen van mijn vader en trok naar Ter Kameren. Dat werd me aangeraden door de modernistische kunstschilder Guillaume Van Den Borre, die me al heel vroeg, ik was amper twaalf, vertelde over abstracte kunst. Hij vond Ter Kameren uitstekend, omdat de school het dichtst aanleunde bij het Bauhaus. Ik heb er gestudeerd bij Louis Herman De Koninck en Victor Bourgeois.

Uw eerste grote opdracht ?

Die kreeg ik via de vakbond waar mijn moeder als econoom werkte. Ik moest in Oostduinkerke een vakantiehome bouwen in Vlaamse hoevestijl. Ik heb daar niet over gediscussieerd en diende een paar weken later een modern voorontwerp in. Het bestuur was zo geschrokken dat ze niets durfden zeggen, maar de voorzitter vond het prachtig en vroeg me direct een definitief plan ! Wat een vertrouwen toch in een jonge architect van 25 !

Vakantiehome Emile Vandervelde II werd een bijzonder luchtig en speels gebouw. Met deze stijl was u een buitenbeentje in de moderne architectuur.

Ik ontwierp alsof ik er zelf moest gaan wonen. Bovendien kun je je moeilijk een dankbaarder onderwerp inbeelden dan een huis voor kinderen. Dat was niet vanzelfsprekend, omdat veel moderne gebouwen er toen nog heel zwaar uitzagen. We bouwden hier meer met beton en baksteen. In Amerika en Scandinavië gebruikten ze daarentegen veel staal, koper, aluminium en hout, waardoor je een veel lichtere en luchtiger constructie krijgt. Dat heb ik ook altijd betracht. Mijn stijl is trouwens ook wat apart omdat ik geen doctrinaire modernist was. Ik heb me altijd kunstschilder gevoeld en hou van een sensuele stijl. Men verweet me dat destijds. Misschien is dat een reden waarom ik nooit de vermaarde Prijs Van de Ven kreeg. Ik hou van mooie vormen en ben niet bang voor esthetische elementen, net als de Italiaanse ontwerpers Carlo Mollino en Gio Ponti. Ik heb trouwens ook met beeldende kunstenaars samengewerkt, zoals Rik Poot en Jan Cox.

U hebt heel veel gereisd.

Tijdens mijn legerdienst zat ik in Congo, en ik stak regelmatig de stroom over om in Congo-Brazzaville creaties van Jean Prouvé te bekijken. Ik ben ook zeer vroeg naar Italië gereisd om rond het Comomeer de pre-Mussolini-architectuur te bewonderen. Ik voelde me aangetrokken tot het Italiaanse modernisme. Mil De Kooning zegt dat ik ook de meest Braziliaanse van de moderne architecten ben. Mijn stijl is inderdaad zuiders en expressief.

Leidden die reizen ook tot interessante ontmoetingen ?

In ’57 trok ik voor het eerst naar de VS om Ludwig Mies van der Rohe en Josep Lluís Sert te ontmoeten. Ik heb ook veel gebouwen van bekende architecten bezocht, zoals een kerk waarin Eero Saarinen heeft samengewerkt met Harry Bertoia. Veel invloeden kwamen in die tijd overwaaien uit De States. Dat is ook de reden waarom ik graag naar jazz luister. Als kind was ik er al gek op en tijdens mijn werk luisterde ik er altijd naar, dat inspireerde me. In Vlaanderen was de Amerikaanse invloed trouwens groter dan in Wallonië, dat merkte je zelfs aan de kleding.

U reisde ook naar het Oosten voor de traditionele architectuur. Wat hebt u daar geleerd ?

Ik was onder de indruk van de Arabische bouwkunst, die me ook wel heeft beïnvloed. Bij deze architectuur valt het licht bijvoorbeeld zijwaarts binnen in huis. Ze gebruiken geen zenitaal licht. De Arabieren vermeden ook om grote overspanningen te maken en kozen voor kleine overwelvingen die een ruimte een rust schenken. Dat heb ik in veel gebouwen gebruikt, ook in mijn huis, waar het licht helemaal door kan schijnen. Ik hou trouwens van gebouwen met een kalme sfeer. Mijn woning is een soort scherm met een betonnen dak dat rust op een stalen skelet. Het is gesloten aan de noordzijde en open aan de zuidkant.

Met welke andere Belgische architecten had u contact ?

Je moet er rekening mee houden dat de Nederlandstalige en de Franstalige architecten in Ter Kameren nogal gescheiden waren. De Franstaligen keken wat op ons neer, misschien heb ik daarom ook nooit de Prijs Van de Ven gekregen. Ikzelf onderhield wel contact met Willy Van Der Meeren, Jacques Dupuis en Albert Bontridder.

In welke periode mogen we uw creatieve hoogtepunten situeren ?

In de jaren vijftig, toen ik het home Vandervelde, een paar mooie woningen en een kerk heb gebouwd. Dat waren creatieve projecten. In de jaren zestig kreeg ik zware opdrachten, zoals klinieken. Je kon dat niet kon weigeren. De jaren zestig en zeventig waren lastig, door het saaie werk geraakte ik wat verbitterd.

Wat vindt u van de hedendaagse architectuur ?

De intenties zijn veranderd, vijftig jaar geleden was de functionaliteit het hoofddoel, de Nieuwe Zakelijkheid, nu niet meer. De hedendaagse architectuur is expressief. Ik vind het een interessante scène. Het valt me op dat de architecten nu hun budget mogen overschrijden, destijds mocht dan niet !

Liggen sommige Vlaamse ontwerpers u na aan het hart ?

Ik denk dan aan Stéphane Beel en Paul Robbrecht. Maar er zijn er meer. Als ik door de tijdschriften blader, zie ik mooie woningen van jonge ontwerpers. Zelfs de bouwfirma’s bouwen nu modern, dat is nieuw.

Mocht u geen architect zijn geworden, wat dan wel ?

Archeoloog, gespecialiseerd in Egypte. Die oude cultuur fascineert me. Ook de rol van de vrouw. Er waren opmerkelijke figuren, zoals Hatsjepsoet, die trouwens een vrouw was met smaak, want haar man was architect…

Volgend jaar vindt er van 21 maart tot 19 juni 2009 een overzichtstentoonstelling over het werk van Lucien Engels plaats in de Centrale Bibliotheek van Leuven.

Door Piet Swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content