Linda asselbergs

Wat ik weer allemaal op mijn bureau vond, Koen, na een paar dagen te velde. Een slip waarvan de producenten beweren dat hij niet aftekent, zelfs onder de strakste rok of broek. Zo te zien in de juiste maat, dat treft. Een doos afslankpillen die mij naar rato van vier per dag in drie maanden twee tot acht kilo lichter zullen maken, mits ik minder eet en meer beweeg. Ja zeg, vertel me iets nieuws. Een menopauzetest. Geen commentaar. Een treiterachtig medicijnflesje vol hartvormige dropjes ter aankondiging van de televisieserie Private Practice op WIJFtv. Treiterachtig, omdat je de dropjes niet door de smalle flessenhals krijgt. Maar kijk, middels een schaar met lange, scherpe punten lukt het wĆ©l. Het resultaat : mottig, Koen, mottig, wegens alle dropjes achter elkaar binnengespeeld. Daar gaan mijn twee tot acht kilo’s gewichtsverlies. Zou dat nu typisch vrouwelijk zijn ? Ik stel je die vraag omdat ik ook een boek op mijn bureau vond : Mannelijkheid van Harvey Mansfield, die al wat oudere Harvardfilosoof die onlangs de lage landen aandeed en net niet met huid en haar werd verslonden door praktiserende feministen.

Tarzan in zijn lendendoekje in een boom, de cover wekt zekere verwachtingen op. Maar vlot weglezen is anders. Mansfield sleurt er Plato, Aristoteles, Machiavelli en andere Hegels bij om de mannelijkheid in ere te herstellen. Mannelijkheid zoals in de rauwe moed van de New Yorkse brandweerlui na 9/11, de cool van Humphrey Bogart, de kalme onverzettelijkheid van Nelson Mandela. Mannelijkheid zoekt het drama op, beweert Mansfield, geeft de voorkeur aan het conflict, gaat risico’s niet uit de weg en valt heersende opvattingen aan. Mannelijk, vrouwelijk ? Als ervaringsdeskundige in het relatiegebeuren lig ik al lang niet meer wakker van stereotypes. Maar Ć©Ć©n ding had ik de eminente professor wel willen vragen. Als mannen goed zijn in het opzoeken van drama, waarom dan niet in zoeken tout court ?

“Waar is ? Waar zijn ?” Zo begint volgens mij de door mannen het vaakst gestelde vraag in een gemiddeld huishouden. Afhankelijk van het geval aangevuld met : “de autosleutel, de cd van Carla Bruni, mijn loopschoenen, mijn lichtblauw hemd met beige strepen, mijn schroevendraaierset, het koelelement van de frigobox.” Waarop wij vrouwen de ogen ten hemel slaan : “Het bijt in je neus, kloefkapper !” Zijn mannen selectief blind, Koen, of ben jij dat zeldzame specimen : een man die zoekt en vindt ?

koen fillet

Er is een verschil tussen iets niet meer vinden en iets kwijt zijn. Kwijt is veel definitiever dan niet vinden. Er is bijzonder weinig dat ik echt kwijt ben, Linda. Twee dingen, denk ik.

Het verzamelde werk van Elsschot, eerste druk, gebonden, grijze kaft. Ooit uitgeleend en nooit teruggekregen. Maar aan wie ? Ik weet het niet meer. Een paar keer heb ik overwogen het opnieuw te kopen, maar daar ben ik te gierig voor. En de huidige druk heeft een lelijke rode cover, ik wil mijn grijze terug.

Nummer twee : een speelgoedrevolver. Er werd bij ons thuis nog nƩt getolereerd dat mijn broers en ik met Lego een kanon in elkaar knutselden, maar voor de rest waren mijn ouders echte jarenzeventigers : geen oorlogsspeelgoed. En geen kauwgom, maar dat doet hier niet ter zake. Tot op een verjaardagsfeestje een vriendje me een revolver cadeau deed. Nooit zo blij geweest.

Op een dag was mijn revolver verdwenen. Tot op vandaag blijft mijn moeder ontkennen. Jarenlang heb ik gehoopt dat mama mijn revolver ergens op een voor kinderhandjes onbereikbare plek had weggestopt en dat ik ooit, groot geworden maar nog jong genoeg voor cowboy en indiaan, mijn liefste speelgoed terug zou krijgen. Dat is nooit gebeurd. Ik zie ze graag, maar ik blijf ze verdenken : mama heeft die revolver in de vuilbak gegooid. DƔt, Linda, noem ik echt kwijt zijn.

Voor de rest, ach ja. Ik moet wel eens zoeken. En inderdaad, ik roep dan vrouwelijke hulp in. “Zoeteke, de trektang, waar zou die kunnen liggen ?”

“Op haar plaats, Koen. Heb je daar al eens gekeken ?”

“Haar plaats, is dat hier op het schapje ?”

“Nee, daar lag ze vroeger. Ik heb je toch verteld dat ik dat een paar dagen geleden allemaal naar de kelder heb verhuisd.”

“Ah.”

(…)

( nu vanuit de kelder) “Euh, ik zie ze niet liggen…”

“In een van de werkbakken, ik weet het zeker.”

“Die blauwe ?”

“Ja, die blauwe. Wacht, ik zal zelf komen kijken. Wedden dat ik uw tang direct heb ?”

( gebrom, onverstaanbaar, en dat is de bedoeling.)

“VoilĆ . De trektang !”

“Dat is een nijptang, zoeteke. Maar je hebt gelijk, hier ligt de trektang. In de blauwe werkbak, ik heb ernaast gekeken.”

Zeg niet dat ik niet kan zoeken Linda, ik zoek als de beste. Vinden, daar ben ik wat minder in. Maar ik deel mijn leven met een huisgenote die daar dan weer heel straf in is. Zoals wij elkaar aanvullen, we mogen onze handjes kussen.

koenfillet.blogspot.com

In deze tweewekelijkse brievencolumn buigen Linda Asselbergs van Weekend Knack en Radio 1-journalist Koen Fillet zich over prangende kwesties.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content