Burn-out, onmenselijke werkdruk, emotionele uitputting en dan uiteindelijk : eenzaam aan de top. “Laat die horrorverhalen over werken toch eens ophouden”, smeekt arbeidspsycholoog Hans De Witte. “Het is géén pure kommer en kwel. De mens werkt gráág.” Over het beste tegengif tegen burn-out : bevlogenheid.

Eén op de vijf Belgische werknemers is burn-out nabij.” Zo kopte een Belgabericht, dat drie weken geleden de kranten opleukte. Eén op de vijf ? Slik. “Amper iets minder dan de helft van de Belgen zegt de druk op het werk geestelijk en lichamelijk zonder problemen aan te kunnen”, gaat het bericht verder. Zorgwekkende cijfers toch ?

“Mochten ze kloppen, zeker. Maar dit bericht heeft geen wetenschappelijke waarde”, verzucht Stijn Vanheule, psycholoog aan de Universiteit Gent, die uitgebreid onderzoek deed naar burn-out. “Al was het maar omdat het om een enquête gaat bij 2280 Belgen, via het onlinerekruteringskantoor StepStone. Anders gezegd : vermoedelijk een werkzoekend of werkontevreden publiek. Maar het onderzoek is vooral onbetrouwbaar omdat het begrip burn-out hier zomaar uit de losse pols wordt geschud. Op basis waarvan wordt de diagnose gesteld in dit onderzoek ? Burn-out is een heel specifiek en afgebakend begrip.”

Geen clichéoorzaken

Wanneer je dan wel van burn-out kunt spreken ? “Bij de bundeling van drie symptomen. Iemand met een burn-out is eerst en vooral emotioneel uitgeput : hij heeft het gevoel echt op te zijn en geen spatje energie meer over te hebben. Daarbij komt het gevoel dat hij zich niet meer bekwaam voelt in de job en de functie. En ten slotte begint iemand met burn-out de anderen ook onpersoonlijk en afstandelijk te behandelen, hij laat zich meer dan eens cynisch uit over de gang van zaken.” De oorzaken zijn individueel te bepalen, maar opmerkelijk is wel dat clichéklachten als lange werkdagen, een hoge werkdruk en een ongelijke work-life-balans níét de hoofdrol spelen. Wel het werk zélf, de aard en de structuur van de functie. Als het dáár goed zit, dan worden die lange werkdagen voor lief genomen. Als het daar sputtert, dan komt er aan een lange werkdag geen eind.

“Het probleem wortelt inderdaad in de kwaliteit van het werk en de functie”, zegt Vanheule. “En hoe complexer de functie, hoe hoger de risico’s. Vandaar dat burn-out wild woekert onder huisartsen. Het is nu eenmaal een zeer complexe of toch multiplexe job : je werkt alleen, je runt een bedrijf, je hebt heel veel patiënten met uiteenlopende zorgen, en je hebt weinig of geen collegiale steun. Huisartsen krijgen weleens het gevoel meer in hun job te steken dan ze eruit halen. En net dat gevoel blijkt een sterke katalysator in de ontwikkeling van een burn-out.”

Het is een erkend probleem, burn-out, dat zeker. Maar laten we het ook niet overschatten, benadrukt Vanheule. “Eén op de vijf Belgische werknemers is de burn-out helemaal niet nabij.” Compleet andere cijfers lees je in een recent onderzoek aan de KULeuven, onder leiding van arbeidspsycholoog Hans De Witte. Daaruit blijkt niet één op de vijf, maar wel vier op de honderd van de ondervraagde werknemers te lijden aan een burn-out. Acht op de honderd voelt dan weer een veel te zware werkdruk en zes op de honderd vindt geen plezier in zijn werk.

Stop ! Andere focus graag !

“Maar genoeg gejammerd. Laten we nu hetzelfde zeggen, maar anders”, stelt Hans De Witte voor, hoogleraar arbeidspsychologie aan de KULeuven en lid van de onderzoeksgroep Arbeids-, organisatie- en personeelspsychologie. “Tegenover die vier mensen op de honderd zegt maar liefst 78 procent ‘op het werk te bruisen van energie’, 82 procent vindt zijn werk ‘nuttig en zinvol’, en 76 procent zegt zich ‘gelukkig te voelen, wanneer hij intensief aan het werk is.’ Gemiddeld is dus twee derden bevlogen aan het werk. Twee derden! Waarom horen we dát cijfer nooit ? Ik weet het wel, we benadrukken liever datgene wat slecht loopt – als psycholoog steek ik de hand in eigen boezem – maar die horrorverhalen over de doodongelukkige en uitgebluste werknemer swingen echt de pan uit. Let wel, ik wil het probleem van de burn-out niet onderschatten : vier procent ís vier procent. Maar werken is niet louter kommer en kwel. Er is een andere kant van werkstress : de bevlogenheid. Negatieve werkstress slokt energie op, maar gedrevenheid gééft energie. En ik ben ervan overtuigd dat we burn-out beter kunnen bestrijden door op de bevlogenheid te focussen en dáár te gaan sleutelen”, aldus De Witte.

Bevlogenheid geeft energie

Geestdrift versus burn-out, dus. Het is een begrip dat overigens wel vaker opduikt in geluksbijbels. Een woord dat psychologen graag in de mond nemen. “De gelukkigste mensen zijn bevlogen mensen”, is ook de mantra van psychotherapeut Wilfried Van Craen. “Mensen die gepassioneerd zijn en zich geestdriftig in iets vastbijten, díé zijn gelukkig. Ook omdat ze zich niet ongelukkig tobben.”

“Bevlogenheid kun je definiëren als een tegenovergestelde van burn-out”, zegt De Witte. “Je kunt het omschrijven als een positieve toestand van opperste voldoening die zich drievoudig kenmerkt door vitaliteit, toewijding en absorptie. Vitaliteit, omdat je werk je energie geeft. Toewijding, omdat je het werk zo nuttig, inspirerend en uitdagend vindt, dat je je bijzonder betrokken voelt. En absorptie, omdat je zo opgaat in je werk dat je vaak het besef van tijd en ruimte verliest. Uiteraard is het meestal geen zwart-witverhaal. Op vrijdagmiddag voel ik me ook meer dan eens leeggezogen. De vraag is : waar bevinden we ons het meest ? Het antwoord bleek uit ons onderzoek : 75 procent voelt zich het merendeel van de tijd bevlogen in zijn werk.”

Een krachtig gegeven, bevlogenheid, waaraan wereldwijd vreemd genoeg amper twintig studies werden gewijd. Ontstellend, zeker als je bedenkt dat over burn-out al meer dan tweeduizend studies zijn uitgevoerd.

‘Work-life’-balans : géén hoofdmotivatie

Wat precies het enthousiasme in gang zwengelt ? “Verreweg de belangrijkste voorwaarde voor bevlogenheid is een job die je uitdaagt. Simpel gezegd : waar je je vaardigheden en ervaring ten volle kunt inzetten. Voor een werkgever komt het er dan ook echt op aan om de juiste persoon op de juiste functie te zetten : dat levert altijd de meest gemotiveerde werknemer op. Iemand die bijvoorbeeld lang ónder zijn of haar niveau moet functioneren, zal zelden bevlogen aan de slag zijn. Een job die je integendeel helpt je te ontplooien, die je toelaat om zelfstandig te werken, en je verantwoordelijkheid geeft : dát blijkt van fundamenteel belang. In dalende volgorde spelen ook nog de collegiale sfeer een rol, de ondersteuning zoals opleidingsmogelijkheden, werkzekerheid, een goed loon en voldoende personeel en middelen, en – ten slotte – de work-life-balans.”

Dat die balans op de laatste plaats komt, is toch wel opmerkelijk. Flexibele werkuren, een bescheiden werkdruk, een goede combinatie van werk en gezin : hebben die dan zo weinig invloed op de arbeidsvreugde ? “Klopt. Let wel, een goed evenwicht kan er wél voor zorgen dat mensen zich minder gestresseerd voelen op het werk, maar níét, of toch in veel minder mate, dat mensen zich bevlogen voelen. Een belangrijk onderscheid.”

Ouder en bevlogener

Ook verrassend : de bevlogenheid neemt toe met de leeftijd. Ouderen hebben door de band genomen een groter werkenthousiasme dan jongeren. “Zo zie je maar : oudere werknemers zijn níét per definitie uitgeblust. Integendeel. Veel heeft uiteraard te maken met het feit dat oudere werknemers dankzij hun anciënniteit vaak de leukste functies hebben. Bovendien strookt het met de algemene tendens : ouderen zijn gelukkiger dan jongeren. Vaak omdat ze vrede hebben gevonden met zichzelf, én met hun tekorten.”

Maar goed. Een job die ons uitdaagt en prikkelt : dat is de sleutel. Niet onlogisch dan ook dat de geestdrift over het algemeen iets hoger blijkt bij kaderleden, hogere bedienden en zelfstandigen, onder wie, jawel, veel landbouwers. Stuk voor stuk beroepen die uitdagingen inhouden en een stevige dosis zelfstandigheid en verantwoordelijkheid vergen. “Al kan élke functie zo bijgestuurd en ingevuld worden dat ze de bevlogenheid verhoogt. Zelfs bandwerk kan zo georganiseerd worden dat er verantwoordelijkheid en autonomie aan toegevoegd wordt. Het is aan de werkgever om dat in het oog te houden, en aan de werknemer om het voor zichzelf te herschikken of te bepleiten. En denk zeker niet dat poetsvrouwen geen enthousiasme kennen. Nog eens : de juiste persoon voor de juiste functie. Dáár komt het op aan.”

Minder ziekteverzuim

Het belang van bevlogenheid is niet min. We zeiden het al : bevlogen mensen blijken doorgaans ook gelukkiger mensen. Maar ook de werkgever vaart er wel bij. Uiteraard omdat die er een gemotiveerde en dus sterke werkkracht bij heeft. Maar bovendien blijkt die werknemer veel trouwer, waardoor hij minder geneigd is tot jobhoppen. Zelfs het ziekteverzuim daalt aanzienlijk.

“Nogmaals,” benadrukt De Witte, “ik wil het probleem van stress en burn-out niet onder de mat vegen, maar we moeten ook de andere kant van de medaille belichten. Onze bedrijven draaien nu eenmaal op inzet. En het is veel makkelijker om een werknemer enthousiast te maken, dan om zijn uitgebluste collega weer op de sporen te helpen. Te veel negatieve verhalen over uitgebluste collega’s kunnen overigens besmettelijk werken. Terwijl bevlogenheid aanstekelijk werkt.”

Hoe bevlogen ben ik ? Misschien een mooie vraag om over na te denken, wanneer we straks weer die balans opmaken tijdens onze jaarlijkse werkpauze. De welbekende vaststelling van de Amerikaanse schrijver Richard Bach kan daarbij misschien inspireren : “Hoe meer ik echt iets wil doen, hoe minder ik het ‘werken’ vind.” Een bevlogen mens, dat is duidelijk.

Door Guinevere Claeys / Illustratie Bad Pritt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content