De crisis mag de Keltische tijger dan tijdelijk getemd hebben, ook anno 2010 is Dublin een levendige stad waar radicale geschiedenis, literaire helden en op stout drijvende Oirishness moeiteloos samengaan met de Eurocool van haute cuisine en trendy boetiekhotels.

L et’s go have some craic“, schreeuwt het meisje met de fluogroene pruik waarna ze een fors glas Guinness naar de lippen brengt. Wat is toch die craic die de jonge Ieren zo energiek najagen ? In een standaard Engels woordenboek zul je het woord tevergeefs zoeken. Nee, craic is Gaelic, zoals in ceoil agus craic, muziek en plezier, een uitdrukking die de Kelten wellicht scandeerden terwijl ze destijds een kwaaie heuvel bedwongen, op weg naar de pub in het volgende dal. Hoe onvertaalbaar ook – fun komt nog het dichtst in de buurt – the craic ismighty in Temple Bar, de Dublinse uitgaansbuurt tussen de rivier Liffey en Dame Street.

Horden toeristen en plaatselijke jongeren trekken ’s avonds van pub tot pub, waar het donkere gerstenat rijkelijk vloeit en de nazaten van Chieftains en Dubliners er lustig op los fiedelen. In dé Temple Bar, een instituut dat uitgroeide tot een franchise met een toeristenwinkel waar ze sweatshirts, bierpullen, shamrocks in alle mogelijke materialen en formaten en groene gnomenhoeden verkopen, vragen twee knappe jongemannen me of het opvalt dat ze Amerikanen zijn. Ze hebben elk een tweed pet tot diep in de ogen getrokken en zien eruit als figuranten in een film waarin Brad Pitt een ondergedoken Irastrijder speelt. Ik verbijt een glimlach en verzeker hen dat ze volledig opgaan in de couleur locale.

Overigens schemert het me stilaan groen voor de ogen, ik vraag me af hoe het hier moet zijn op St. Patrick’s Day. Of op Bloomsday, het jaarlijkse feest op 16 juni dat alles te maken heeft met Leopold Bloom, de held uit Ulysses, het beroemde boek van James Joyce. Eigenlijk ken ik niemand die dat uitgelezen heeft, maar dat mag je niet tegenhouden om in de voetsporen van Leopold door Dublin te dwalen en net zoals hij niertjes voor ontbijt te nemen.

Persoonlijk verkies ik de scrambled eggs in het Temple Bar Hotel in Fleet Street, centraal gelegen in de uitgaansbuurt en bovendien gerieflijk geluiddicht, zodat je geen last hebt van het straatrumoer. En hoewel het centrum van Dublin klein in oppervlakte en perfect beloopbaar is, is voor de wat verder gelegen bezienswaardigheden de hop on, hop off bus een prima alternatief.

Schrijfprobleem

Onderweg trakteren de chauffeurs je op een Irish stew van weetjes en typische lokale humor. Ja, wat is dat toch met de Ierse vertelkunst ? Zit er hier iets in het grondwater dat het groot aantal literaire genieën verklaart ? Of “dronkaards met een schrijfprobleem”, zoals de chauffeur hen noemt. Swift, Sheridan, Shaw, Wilde, Yeats, Joyce, Beckett, allemaal hadden ze hier hun roots, wat niet wegneemt dat de meeste van hen Ierland niet snel genoeg konden ontvluchten. En laten we vooral Edna O’Brien (1930) niet vergeten, wier boeken aanvankelijk verboden en zelfs verbrand werden, wegens hun expliciete exploratie van de (vrouwelijke) seksualiteit.

Literatuurfanaten met tijd kunnen in het Dublin Writers Museum hun hart ophalen en in de National Library of Ireland, waar de met prijzen overladen multimediatentoonstelling The life and Works of William Butler Yeats te zien is.

Bovendien eert Dublin zijn beroemde schrijvers her en der met standbeelden, waarvan dat van Oscar Wilde in het parkje van Merrion Square ( the fag on the crag) het aardigst is. De meest geciteerde schrijver ter wereld leunt ironisch glimlachend achterover in een fluwelen huisjasje, omringd door gevleugelde uitspraken als “Een cynicus is iemand die de prijs van alles kent en de waarde van niets.” Overigens vormen de huizen rond Merrion Square met hun waaiervormige vensters boven de kleurig geverfde deuren het mooiste voorbeeld van de Georgian bouwstijl uit de achttiende eeuw, toen Dublin de tweede belangrijkste stad van Groot-Brittannië was.

Een absolute must see is Trinity College, waar de meeste beroemde Ieren hun hogere studies deden. Studenten geven er rondleidingen door de eerbiedwaardige gebouwen en schitterende tuinen waar bij mooi weer jongelui croquet spelen, soms zelfs in witte broek en traditionele blazer. Wie het allemaal bekend voorkomt, heeft wellicht Educating Rita gezien, waarin verzopen professor Michael Caine het kapsterje Julie Walters de finesses van de wereldliteratuur probeert bij te brengen en bezwijkt voor haar charme en straatwijsheid. De Long room of schitterende bibliotheek stond dan weer model voor het Jedi archief in Star Wars Episode 2. Wie de topattractie The book of Kells, een magnifiek verlucht negende-eeuws handschrift, wil bewonderen is er maar beter vroeg bij, want later op de dag kan de rij wachtenden ontmoedigend lang zijn. Ook veel publiek trekt het standbeeld van Molly Malone tegenover Trinity College. Toeristen laten zich maar al te graag vereeuwigen met de legendarische visverkoopster uit het onofficiële Ierse volkslied Cockles and mussels.

Wall of Fame

Van een heel ander kaliber is het Famine statue dat aan de Grote hongersnood (1845-’49) ten gevolge van de aardappelplaag herinnert. De groep hologige, graatmagere figuren staart ter hoogte van Custom House Quay in de richting van de zeeschepen als symbool van de miljoenen hoopvollen die naar de Nieuwe Wereld emigreerden. Ironisch genoeg is het omringende Docklandsproject met zijn ritzy bars, restaurants en theaters en futuristische zakencentrum door de recente crisis tijdelijk een halt toegeroepen. Ook de geplande U2 Tower met gloednieuwe opnamestudio komt er voorlopig niet.

Niet dat muziekliefhebbers hier op hun honger hoeven te blijven. Niet voor niets siert de harp de achterkant van de Ierse euro ; naast schrijvers bracht het land ook onevenredig veel (rock)muzikanten voort. Op de Wall of Fame in Temple Lane South zijn ze stuk voor stuk vereeuwigd : U2 natuurlijk, maar ook Christy Moore, Rory Gallagher, Bob Geldof, Shane McGowan, Sinead O’Connor en Van Morrison. Bovendien leiden borden van de Rock ‘n’ Stroll-wandeling je langs de plekken die aan Dublins rijke muzikale erfgoed refereren. Niet alleen de sites van voormalige pubs en clubs waar U2 hun eerste optredens voor twee man en een paardenkop gaven en The Clarence, het exclusieve vijfsterrenhotel dat de supergroep tegenwoordig toebehoort – net zoals “de helft van wat er in Dublin te bezitten valt”, zoals de locals fluisteren – maar ook het standbeeld van wijlen Phil Lynott van Thin Lizzy en de winkel waar de prille Ronan Keating van Boyzone ooit schoenen verkocht.

Dublin is ook de stad met de grootste dichtheid aan buskers (straatmuzikanten) per vierkante meter. Van eenzame aspirerende gitaargoden over ruige hardrockers tot hele musicalgezelschappen staan in het levendige winkelmekka Grafton Street in de rij om het beste van zichzelf te geven. Ceoil agus craic indeed. Minder luidruchtig zijn de vele sandwichmannen en -vrouwen met reclameborden die in Grafton en Henry Street letterlijk voor paal staan.

Dé paal van Dublin staat op het kruispunt van Henry en O’Connell Street : een roestvrijstalen naald van 120 meter hoog die The (Millennium) Spire heet en in korte tijd het symbool van de moderne Eurometropool werd. Maar in Dublin is de geschiedenis nooit veraf : in het General Post Office aan de voet van de Spire herinnert het bronzen beeld van de mythische held Cuchulainn aan de bloedig neergeslagen Paasopstand in 1916. De kopstukken onder de rebellen die de Ierse republiek wilden uitroepen eindigden voor het vuurpeloton in Kilmainham Goal, de huiveringwekkende gevangenis die meer recent nog dienst deed als filmdecor in de prent In the name of the father met Daniel Day Lewis. Geen opwekkende plek om te bezoeken, maar wel cruciaal voor een beter begrip van de Ierse onafhankelijkheidsstrijd.

Wie achteraf aan een stevige opkikker toe is, kan terecht in de Old Jameson Distillery, waar het productieproces van de whiskey uit de doeken gedaan wordt en er uiteraard geproefd kan worden. De tijd dat de Ierse gastronomie zich beperkte tot stoofpot van lam of rund met stout of een boxty, gevulde aardappelpannenkoek, is al lang voorbij. Zowel Carluccio als Marco Pierre White hebben een filiaal in Dawson Street en verder is Dublin zoals elke wereldstad in de greep van de Japanse en de Thaise keuken. En daarna lonkt de pub met dat merkwaardigste specimen aller Dubliners : de barman. Flegmatiek, gevat, ironisch en bemoeiziek, bekend om zijn sterke opinies en de liefde voor de Guinness die hij serveert. Er zijn er die tegen de vaten praten. En voor je het weet, begint er toch weer een bandje te spelen en duiken er een paar groengeverfde gnomen op. What’s the craic ? In Dublin the craic is mighty, mate.

DOOR LINDA ASSELBERGS – FOTO’S WOUTER VAN VAERENBERGH

ZIT ER IETS IN HET GRONDWATER DAT HET GROOT AANTAL LITERAIRE GENIEËN VERKLAART ? OF ‘DRONKAARDSMET EEN SCHRIJFPROBLEEM’, ZOALS DE CHAUFFEUR/GIDS HEN NOEMT.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content