Het gebeurt vroeg op de dag, als ik besluit dat de auto nu toch wel te vies is om met een tang te worden aangeraakt en hem door de wasstraat haal – om dat vreemde woord eens te gebruiken. Als ik terug buiten rijd, afgedroogd door blauwe lappen die mechanisch maar toch gracieus over de voorruit dansen, raak ik honderd meter ver. Dan geeft de motor de geest. Met geen macht ter wereld slaag ik erin hem weer aan de praat te krijgen. De tergend vage melding check engine floept aan en ook het lampje van de cruisecontrol, wat eigenaardig is vermits mijn voertuig bij mijn weten niet over cruisecontrol beschikt. There’s something rotten in the state of Denmark. Waarom is het dergelijk zinnetje dat op dergelijk moment ergens in je hoofd aanfloept ? Daar sta ik op de openbare weg, half op het fietspad zelfs, met alle vier de knipperlichten aan en worstelend met een gevarendriehoek die weigert zich elegant te ontvouwen – hoe zou je zelf zijn, na negen jaar veronachtzaamd te zijn vastgeschroefd aan de binnenkant van een kofferklep ?

Daar sta ik dan te blinken, terwijl de auto’s die het wel nog doen voorbijzoeven en fors accelereren, als om het er extra in te wrijven. He-heh ! schallen zij, op de wijze van Nelson uit The Simpsons. Ik voel mij een dier dat niet meer meekon en daarom is achtergelaten aan de kant van de weg, om het voortbestaan van de kudde te verzekeren. Gelukkig wordt deze publieke schandpalerigheid niet al te lang gerekt en verschijnt verrassend vlug een wegenwachter, die op Patrick Haemers lijkt. Zoals het wegenwachters betaamt, is hij van het zwijgzame type. Hij opent de motorkap, wijdbeens en nors, als een die voor de kost gedoemd is in de koolmijn af te dalen, waar hij zes maanden lang gedepriveerd zal zijn van seks en foetbal en van de puntjes in Het Laatste Nieuws, waarmee je een elektrische tandenborstel voor kinderen bijeen kunt sparen (met de beeltenis van Plop, Amika of Piet Piraat).

“Godver”, sist de Haemers-lookalike tussen zijn tanden. Even komt het beeld in mij op van een afgezaagde loop. “Kom hier nu toch eens kijken !” In het motorcompartiment staat genoeg water om een school schichtige makrelen in onder te brengen. De waterafvoer blijkt verstopt door rottende bladeren die zich daar in de loop der tijden hebben verzameld, in bossen en op eenzame plekken, bij bezoeken aan bunkers en tankstations en bewakers van relikwieën van Godfried van Bouillon. Het spreekt vanzelf dat Haemers dit niet ter plekke kan oplossen. De auto moet worden weggesleept, als een gevallen soldaat aan wie weinig egards worden betoond. Zijn koplampen, die altijd al wat grimmig keken, pinken nog een traan weg. Van die rare dingen heb ik met machines voor, dingen die je niet voor mogelijk houdt, het moet een soort karma zijn dat zich uit via expansievaten en luchtmassameters, al ontgaat mij de zin daarvan.

Daar sta ik dan, plotsklaps herleid tot voetganger. Bevrijd van mijn blikken harnas en de daaraan gekoppelde verplichting van krijgshaftigheid, loop ik door de stad, waar de schaduwen lang zijn en de zon nog wat troostwarmte schenkt alvorens ons achter te laten in donkere putten van strooizout. Een niet te onderschatten voordeel van een te drukke agenda is dat elk gestolen uur smaakt als gezuiverde zuurstof. Trams knarsen prettig in de rails, een meisje wankelt op te hoge hakken en glimlacht naar mij, verontschuldigend zou je haast zeggen. Steven Heene passeert per fiets en zwaait. Ik loop voorbij een etalage waarin een boek ligt met als titel De spirituele reis van de vreedzame krijger. Bij goedkope juwelen ligt een handgeschreven stuk karton : wissel eens van kleur naargelang uw humeur. Ik zoude mij daarmee nog bezig moeten houden.

In een kansarme buurt, waar de koppen grauw en rood zijn van rookgerief en alcohol, waar de straten naar bomen genoemd zijn en naar de vruchten daarvan, heerst een onverwacht soort rust. Ik ga zitten op een bank en kijk naar het vallen van het blad, in het besef dat ik dat vaker zou moeten doen, in plaats van schuimbekkend mijn staart achterna te jagen als een dolle hond. Misschien is het dat wat het karma van nokkenas en kleppen mij probeert uit te leggen, en misschien ook niet. Wie zal het zeggen ? We hoeven de dieselmotor met commonrailinspuiting nu ook weer geen te grote zeggingskracht toe te dichten.

Vaak stribbelt de wereld tegen als een jengelend kind. Soms ook is hij onverwachts bereid om mee te werken. De avond van de volgende dag word ik gebeld. Niet zonder trots laat de garagist weten dat de auto, met alleen kosten voor een nieuwe pollenfilter, geheel is uitgedroogd en zingt als een sijsje met McPhersonveren.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content