Zo oud als vandaag ben ik niet eerder geweest. De gedachte bekruipt mij domweg als ik in het krakende liftje sta, waarin ook een spiegel is aangebracht, voor het gemak van zij die ’s ochtends haastig nederdalen. Toch ben ik nog lang niet zo oud als die andere man, die al een halve eeuw in ditzelfde appartementsgebouw woont : mijnheer Schiettecatte. 92 is hij, precies zo oud als de slag om Passendale. Bang voor de Mexicaanse griep, maar nog banger voor de dokter. Als ik hem tegenkom, mompelt hij af en toe enkele woorden van wijsheid, hoewel dat nooit diepe wijsheden zijn maar altijd praktische dingen, zoals de beste manier om radiators te ontluchten. Soms hoop ik dat de oude man mij zal vertellen waarom wij hier zijn, maar dat is natuurlijk ijdele hoop, want hoewel mijnheer Schiettecatte oud is, behoort hij tot de levenden, en van de levenden is er geen die het echt weet. Ook niet de bisschop of de imam, ondanks de stelligheid waarmee zij verkondigen.

Soms denk ik dat zij het nu weet, zij die boterhammen met liefde in mijn brooddoos stopte. Zij die nu alweer twee kille herfsten aan de overkant is, daar waar geen Buderusketels of dubbelwandige schoorstenen wachten. Soms denk ik dat zij daar opeens zal staan en dat ik zal zeggen : ik heb nog wreed veel aan je gedacht, en dat zij dan zal lachen, mooier dan zij bij leven kon lachen, en dat zij mij alles uit zal leggen en dat het magnifieker zal zijn dan ik ooit had gedacht – en ook een beetje kitscherig, want zij hield van bladgoud en bleke meubelstukken.

Soms word ik in het appartementsgebouw bezocht door het langverwachte meisje. Wij drinken dan thee met tijm of gember en voeren lange gesprekken. Soms hoor ik haar in de andere kamer lachen om iets wat op televisie wordt gezegd. Als de ruiten bewasemen, verschijnt onverwacht weer het hartje dat ik vorige winter met mijn wijsvinger in de waterdamp trok. De poetsvrouw begrijpt mijn terughoudendheid niet, als zij vraagt of het geen tijd wordt om eens de ramen te wassen.

Soms ook word ik bezocht door mijn dochter, die reeds al de namen van haar vingers kent. Zij houdt van pitloze druiven en ook al een beetje van Bob de Bouwer. Zo teder strekt de commercie haar klauwen uit.

Soms ook ben ik hier geheel alleen. Ik dwaal dan door de kamers en de gangen alsof die eindeloos waren, ontlucht hier een radiator, hang daar een lijst recht en geef ook de planten af en toe water, wat mij voldoening schenkt. Soms bereid ik voedsel, soms stoor ik mij aan berichtgeving in de krant. ‘Laurent laat lievelingshond met haardroger ontdooien’. Soms denk ik dat ik zou moeten investeren in plaats van werkeloos op het lengen der dagen te wachten.

Soms plak ik een nieuwe foto tegen de muur van het kleine toilet, waar het altijd warm is en geborgen. Lemmy van Motƶrhead, extatisch zijn gitaar bewerkend. De jonge Winston Churchill, met buishoed en guitige blik. Auto’s die in het New York van 1941 stoppen voor een eend die de straat overwaggelt. Mijn laatste aanwinst is het eerste tekenstrookje van Jommeke, zoals dat lang geleden in ’t Parochieblad stond.

Soms word ik naar buiten gedwongen. Ik zie nummerplaten als BIG en AIE en SUX. Een fermette met karrenwiel en zonnepanelen. Mensen met kledingstukken waarop in koeien van letters Bikkembergs staat, en GUESS ? Ik heb er het raden naar waarnaar ik moet raden. Zelf beweeg ik mij zo labelloos mogelijk door de straten. Er valt ‘een spatje neerslag’, zoals het weerbericht eufemistisch heeft voorspeld. Ik zie een hond met roze en gezwollen spenen, low profile dribbelt hij voort, schuldbewust zou men haast zeggen. Alsof hij zich schaamt voor de eigen gedrochtelijkheid.

In cafĆ© De welgekende sneppe zitten groezelige mannen achter glazen boterhammen. ‘Welkom in Gent’, staat op de parkeermeter te lezen. ‘Betalend van 9 tot 24 uur.’ Ik grinnik en wandel doelgericht verder, als een die andere koeien te wassen heeft en varkentjes bij de horens te vatten.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content