Rusteloosheid. Ik heb er last van in deze vakantie, die uit een doolhof van bewasemde ruiten lijkt te bestaan. Soms stap ik in de auto en rijd ik kleumend rond, over kasseiwegen langs knotwilgen, langs poelen waarin kikkers zitten en misschien nog wel andere amfibieën. Zouden zij gelukkig zijn ? Het is geen vraag die dringend beantwoord moet worden. Alleen wij mensen hebben tijd voor dergelijke fantasietjes. Wij mensen en de katten misschien, die in onze schaduwen wonen en de vrucht van onze arbeid plukken. Verder doen zij niet veel meer dan slapen en korrels eten, en klaaglijk miauwen als het bakje leeg is gevreten – en dan weer slapen, om te dromen van kittens en zonnige weiden.

Misschien dromen katten daar nooit van, maar wie zal het zeggen ? Zij in elk geval niet. Je kunt veel over katten beweren, maar niet dat je er ooit een op smalltalk betrapte, laat staan op breedvoerig getater. Evenmin kopen katten oplaadbare hegtrimmers bij Aldi. Toch is de kans niet onwaarschijnlijk dat zij zich gelukkiger voelen dan wij.

Ben je gelukkig ? Veel mensen deinzen achteruit als je hen die vraag op de man af durft stellen. Ik stel ze mijzelf af en toe, bijvoorbeeld als de kranten weer gewagen van een enquête waarin werd uitgevlooid hoe gelukkig ‘de’ Vlaming is. Ik hou niet van dat lidwoord in ‘de’ Vlaming. Alsof er maar één Vlaming zou bestaan, de gemiddelde dan. Als ik over die Vlaming lees dan sputtert het beeld van een grasmaaier in mij naar boven, van shorts en van te bleke benen, van brillenglazen die verkleuren. De mazouterige Vlaming, die zijn zilvergrijze diesel bij Cardoen heeft gekocht. De Vlaming van de solden en de kortingbon, van de blokhut achter in de tuin die net iets te groot is. De Vlaming die gelukkig is uit schrik voor wat de buren anders zouden denken.

Laat ik de vraag in de ogen kijken of ik mij zelf gelukkig voel. De waarheid is dat ik dat niet zo goed weet. Ik weet het alleen als ik niét gelukkig ben, of op een van die glorieuze momenten waarop alles in elkaar lijkt te vallen als een puzzel van miljoenen stukjes. Ik vraag mij dan af hoe ik ooit heb durven twijfelen aan God en aan de Liefde, aan mezelf en aan de goodwill van de mensen. De rest van de tijd, dat wil zeggen ruim negentig procent, hang ik ergens tussen die twee uitersten. Ik verkeer dan in een toestand van halfleven, zonder gelukkig of ongelukkig te zijn. Soms pas ik daarvoor en loop ik naar buiten, mij verwonderend over de stenen en over het licht in de straten, over wat mensen in vensterbanken achterlaten en – “U hebt meer macht dan u dacht” – over de sticker die ik zag op een fiets.

Ik sprak over dit alles met een psychoanalyticus. Volgens hem is het normaal dat ik het grootste deel van mijn tijd in een soort comfortabele sluimertoestand verkeer, als een wekkerradio die wacht tot het tijd is om af te lopen. ” Bonheur“, zei de analist, en hij proefde het woord als een likeurbonbon. Met een slim lachje vertaalde hij het voor mij uit het Frans. ” Une bonne heure, het woord is precies wat het zegt : een goed uurtje tussen alle middelmatigheid, in de pruttelende soep die ruikt naar knoflook en naar selder. Het zou onredelijk zijn méér van het leven te verwachten.”

Doorgaans wantrouw ik mensen die te vlug tevreden zijn, vooral als ik ze daarvoor moet betalen. Maar in dit geval was ik dankbaar. Ik voelde mij ontslagen van de noodzaak altoos ondraaglijk gelukkig te zijn, door iemand die daarvoor doorgeleerd had. Ik kreeg bevestiging van wat ik dacht, namelijk dat het leven niet elke dag zo wervelend kan zijn als de plot van Harry Potter. Dat het vooral uit paperclips bestaat. Uit facturen van Belgacom, wachtrijen voor containerparken, radio’s die onzuiver spelen en middagen die worden doorgebracht zonder te weten waarom, onder een Velux die wordt gegeseld door de regen.

Een Velux, verdomme. Wie zou geboren willen worden op een planeet waar dat woord wordt gebezigd ? Gelukkig zijn er, als je lang genoeg wacht, ook vermolmde bruggetjes en waterlelies. Wasgoed dat droogt in de zon. Mensen die ganzenbord spelen. Ondanks de donkere diepte van de put op nummer 31, waaruit je alleen maar kunt ontsnappen als een van je medespelers toevallig op hetzelfde vakje belandt. Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content