Engelands grootste hoedenmaker, Stephen Jones, krijgt een expo in het Antwerpse MoMu. Walter Van Beirendonck bouwt mee aan het decor, want beide heren schopten de voorbije jaren allebei tegen heel wat heilige huisjes. “Wij excentriek ? Het is veeleer de rest van de wereld die niet normaal is.” Een exclusieve dialoog over penishoeden, koningin Fabiola en Lady Gaga.

Er zijn opvallend veel gelijkenissen tussen de Antwerpse Walter Van Beirendonck en de Londense Stephen Jones (behalve dat de ene rijkelijk behaard is, en de andere zo kaal als een biljartbal). Beide heren zijn even oud, geboren in 1957, en dat maakt dat ze gelijktijdig de modewereld hebben ontdekt, zien revolteren en veranderen.

Jones studeert af in 1979 aan Central Saint Martins in Londen, Van Beirendonck in 1981 aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Jones duikt in de jaren tachtig onder in de Londense clubscene en deelt een huis met het jonge popicoon Boy George, in wiens videoclip Do you really want to hurt me ? hij in 1982 figureert. De hoedenmaker ontpopt zich eerst als punker, daarna als aanhanger van de New Romantic-beweging met David Bowie en Roxy Music als goden van hun tijd.

Van Beirendonck voelt in de eighties dezelfde energie doorsijpelen in Antwerpen, maar trekt met zijn generatiegenoten, de Zes van Antwerpen (onder wie ook Dries Van Noten en Ann Demeulemeester), het liefst zélf het kanaal over om er de Britse subcultuur te consumeren en dezelfde clubs in te duiken als Jones en zijn volgelingen. Toch kruist het pad van beide excentriekelingen pas in 1997, wanneer Van Beirendonck Jones contacteert om 120 hoeden te maken voor zijn toenmalige wintercollectie, gedoopt Avatar. Jones heeft op dat moment al zeventien jaar een eigen hoedensalon in Londen, verkoopt wereldwijd, en mag onder meer prinses Diana, Madonna en The Rolling Stones tot zijn klanten rekenen, evenals topontwerpers Jean-Paul Gaultier en Christian Dior.

De eerste samenwerking tussen beide heren is het begin van een match made in heaven, waarbij mode veel meer is dan een stijloefening of cartoon. De tandem Jones-Van Beirendonck, zo zal de jaren daarop blijken, draait rond generositeit, onvervalste onschuld en twee radicale geesten. In een exclusief gesprek – het allereerste dubbelinterview uit Jones’ carrière – toont de vriendschap tussen beide creatieven zich meteen. Twee opmerkelijke figuren zijn het, al willen ze dat vooral zelf niet geweten hebben.

Mogen we, om met de deur in huis te vallen, stellen dat jullie twee excentriekelingen zijn ? Opvallend zowel in werk als uiterlijk.

Jones : Wij vinden onszelf compleet normaal. We denken veeleer dat de rest van de wereld verkeerd is.

Van Beirendonck : Ik heb ook niet het gevoel dat we iets abnormaal doen.

Jones : De mensen die in voorsteden wonen, met 2,5 kinderen, zíj hebben pas een excentriek leven (lacht). Als je jong bent, dan voel je je wel anders dan de buitenwereld. Maar daarom ga je ook in de mode. Om dat anders-zijn te kunnen uitdrukken.

De hoeden in penisvorm die jullie twee jaar geleden maakten, zijn anders toch lichtjes afwijkend van het normale ?

Van Beirendonck : Die waren voor mijn collectie Sex Clown, in 2008. Ik was het beu om commerciële collecties te maken en had echt nood aan een over the top collectie. Het thema was geïnspireerd op Afrikaanse Bozo-marionetten uit Mali.

Jones : We hebben niet zoveel over piemels gepraat in dit project. Walter heeft me eerst zijn schetsen getoond, maar negentig procent van de vergadering toonde hij me waar zijn ideeën vandaan kwamen. Zodat ik helemaal in de mood geraakte en wist dat Walter de originele poppen uit Mali wilde respecteren.

Van Beirendonck : De seksuele connotatie was bijzaak. Het draaide veeleer om het creëren van nieuwe gezichten. En Stephen stelde voor om het in papier-maché te doen, om het een artisanaal gevoel te geven.

Jones : Je kunt je de hilariteit van mijn team, allemaal vrouwen, inbeelden toen ik zei dat we piemels gingen maken. Maar er is altijd iets aan Walters hoeden dat hen superveel zin geeft. Hoe grappig het resultaat ook oogt, er zit echt een serieuze logica achter. Voor ons houdt het helemaal steek of een personage groen of oranje haar heeft. We werken in een zotte wereld waarin we als dokters discussiëren of onze getekende figuurtjes bloedgroep O hebben, of bloedgroep AB. In ons universum is dat een heel serieuze vraag.

Hoe liepen de jonge Jones en Van Beirendonck erbij als leden van de Londense en Antwerpse scene ?

Jones : Toen ik eind jaren zeventig in Londen studeerde, waren er twee opties : je droeg een beige trui, of was je een punker. En uiteraard wilde iedereen punker zijn. Veel viel er dus niet te beslissen, het was de enige manier van zijn.

Trokken we ’s ochtends de deur achter ons dicht om er excentriek uit te zien ? Misschien een beetje. Maar dat was niet het hoofddoel. Iedereen maakte zijn eigen mode. Als er iemand designerkleren droeg, werd die scheef bekeken.

Van Beirendonck : Ik voelde me niet atypisch. Het was heel normaal om me toen zo te kleden, net als ik het nu normaal vind om me op deze manier te kleden. Of je bestempeld wordt als eigenaardig, hangt er maar van af wie je beoordeelt.

Jones : Onlangs was ik bij vrienden en hun zevenjarige zoon zei : “Oom Stephen, waarom heb je vrouwenschoenen aan ?” Terwijl het voor mij heel normaal is om plastic lavendelkleurige schoenen van Vivienne Westwood te dragen.

Heeft de buitenwereld naar jullie zin te vaak oogkleppen op ?

Van Beirendonck : Ik denk dat een groot deel van de wereld te beperkt denkt. Kinderen ook, eens ze opgroeien en deel uitmaken van de gemeenschap, kunnen ze niet meer spontaan reageren. Dat is jammer. Vorige week vroeg een vierjarig meisje ook aan mij : “Waarom draag je oorbellen, je bent toch geen meisje ?” Ik vind het jammer dat anno 2010 mensen niet kunnen doen wat ze willen. Maar dat is natuurlijk conditionering.

Jong in de eighties

Walter, jij staat ondertussen al jaren voor de klas aan de Modeacademie. Zie je gelijkenissen met jouw studententijd ?

Van Beirendonck : Dat is heel moeilijk te vergelijken. De tijden waren zo anders. Wij waren zo’n onschuldige bende. We wisten niets. Alles wat we deden, ontstond spontaan. De studenten van nu zijn veel ambitieuzer, hebben een concreet plan in hun hoofd. Ze leven ook in een totaal andere, geglobaliseerde wereld. Er zit bijna dertig jaar verschil tussen.

Jones : Ik ben heel blij dat ik student mocht zijn in die tijd. Wij zijn net voor het designerdecennium kunnen starten. Wij surften op die hele golf waarin mode door iedereen beleefd kon worden en een media-event werd. Sindsdien is het een visuele manier van communiceren geworden.

Nochtans ben je niet meteen gestart na je afstuderen, Stephen. Eerst was er die noodzaak om een jaar achter het stuur van een vrachtwagen te kruipen ?

Jones : Ik had vier jaar vrouwenmode gestudeerd, was nog niet gespecialiseerd in hoeden, en er kwam niets uit de bus van mijn interviews in Parijs. Ik keerde terug naar Londen, zonder geld, en mijn ouders hadden geen medelijden. Ik moest weg uit mijn appartement bij Hyde Park en keerde terug naar mijn ouderlijk huis waar ik als chauffeur startte in het bedrijf van mijn vader. Dat heb ik zeven maanden gedaan. Ik verdiende er veel geld, betaalde mijn schulden af en kocht stoffen, een naaimachine en paspop. Na al die tijd op de modeschool was het wel een opluchting om even met een vrachtwagen te rijden. ’s Avond en tijdens de weekends ontwierp ik hoeden.

Op bepaald moment maakte ik er vijftien voor een vriendin, en in een kleine hoedenwinkel kreeg ik toen mijn eerste ruimte. Je moet weten : modemagazines schreven toen alleen over gevestigde waarden. Ik trok met mijn hoeden naar Vogue, maar die wilden niets over mij schrijven voor ik vijf verkooppunten had. Terwijl modemagazines nu echt álles consumeren. Vivienne Westwood (ook een Britse) kreeg haar eerste vermelding in de Britse Vogue pas in 1986, terwijl ze al verkooppunten had in Frankrijk en Amerika.

Jullie zijn allebei geboren in 1957. Hebben dezelfde posterboys jullie jeugd beïnvloed ?

Van Beirendonck : Voor mij is alles begonnen bij David Bowie, toen ik twintig was. De statements die hij maakte, zijn kleren en hoe hij daarmee communiceerde : dat was heel overweldigend.

Jones : Toen ik opgroeide, moest je kiezen tussen twee Engelse bands : David Bowie of Roxy Music. Ik was voor Roxy Music, maar ik verstond Bowie ook. Die twee iconen hebben onze wereld veranderd. Het waren muzikanten, geen modefiguren, maar de link tussen mode en muziek was op dat moment heel close.

Wat vinden jullie vandaag dan van Lady Gaga ?

Van Beirendonck : Ik dacht eerst dat ze uit Oost-Europa kwam, zo vreemd zag ze eruit. Maar een jaar later kent de hele wereld haar. Ik heb onlangs een concert gezien en ik heb ervan genoten. Ze neemt het niet té serieus, dat merk je als je haar hele show ziet, en dat is goed. Het is haar eerste album, haar eerste show. Ze straalt veel onschuldige energie uit. Dat zie je vaak wanneer dingen voor de eerste keer gebeuren, bij gelijk welke artiest. Als je daarnaast dan de nieuwe plaat van Kylie Minogue hoort : best saai. De vaart ontbreekt.

Jones : Ze werkt echt hard. Net als Madonna toen ze 25 was. Lady Gaga beseft dat nu haar gloriemoment is, over vijf jaar misschien niet meer. Ik heb te doen met elke andere vrouwelijke muzikant op dit moment. Wat moeten ze aandoen ? Iets extravagant ? Of Armani ?

The real thing

Jullie hebben de voorbije jaren niet alleen met elkaar samengewerkt, maar ook met andere groten der aarde. Welke herinnering springt eruit ?

Van Beirendonck : Ik denk dat we allebei Rei Kawakubo (van het Japanse label Comme des Garçons) zullen antwoorden. Het is heel speciaal om met haar te mogen werken. Ze is zo bijzonder.

Jones : En een van de grootste ontwerpers van onze tijd. Al ben jij dat ook, darling(lacht naar Walter). Als je met Rei mag samenwerken, betekent het dat ze je vertrouwt. Je krijgt een enorme verantwoordelijkheid en het is iets heel bijzonder om in haar wereld te mogen dippen. Ze kan gerust het rijtje aanvullen met Michelango, Rembrandt of Rubens. En tegelijk is ze zo nederig.

Van Beirendonck : Om een samenwerking te doen slagen is het belangrijk dat er veel input is en energie vrijkomt. Met Bono samenwerken, bijvoorbeeld, was niet gemakkelijk. Maar er explodeerde wel iets. Als twee mensen op dezelfde magische golf zitten, en elkaar aanvullen, dan is het really happening.

Jones : Er is geen geheim ingrediënt voor een goede samenwerking. Je hoopt altijd dat het zal lukken, maar je weet het nooit zeker. Daarom werk ik zo graag met Walter : hij doet me mezelf in bochten wringen waarvan ik het bestaan niet eens kende. Om een succes te zijn, moet je de drive hebben, het geld, het talent, whatever. Maar je kunt het niet op je eentje. Er staat altijd een groep mensen achter die in die persoon gelooft. Ook al ben je de briljantste mens op aarde, je hebt vrienden nodig die je stimuleren.

Stephen, in 2007 stierf een goede vriendin van jou, journaliste en stijlicoon Isabella Blow. En de wereld keek mee.

Jones : Wat er met Issie gebeurd is, is tragisch (ze stierf na meerdere zelfmoordpogingen). Ze maakte me ook vaak gek, maar dat was haar charme. Ze was the real thing. Ze geloofde in de kleren die ze droeg, ze hield van zelfexpressie. Het is triest dat ze zich niet geliefd genoeg voelde en dacht dat dit de enige uitweg was. Ze was zeker een muze. In ’84 bestelde ze een hoed van mij, die haar vader betaalde. Ze woonde toen in New York en belde me zeker tweemaal per dag om te horen of ik vooruitgang maakte. Dan zei ik : “Issie, ik zou er nu aan bezig zijn als je niet steeds belde !” Ze heeft nog altijd invloed op mensen. Daphne Guinness (artieste en erfgenaam van de Guinnessfamilie) heeft haar hele garderobe opgekocht en die zal tentoongesteld worden, zodat anderen ook kunnen begrijpen hoe Issie mode omarmde. Ze stond ’s morgen op, en kleedde zich aan in die kleren. En in die hoed. Het was geen performance.

Aidsvrienden verliezen

Jullie zijn allebei altijd ontzettend druk bezig. Nooit behoefte om wat trager te leven ?

Van Beirendonck : Neen, dat interesseert me niet echt. Na een defilé voel ik me ongemakkelijk als ik niets te doen heb. Ik heb het nodig om altijd een nieuw project te hebben.

Jones : Ik absoluut ook, om twee redenen. Ten eerste, vind ik het ontzettend interessant. En ten tweede, zie ik elke dag als een lucky day waarin ik blij ben te mogen doen wat ik graag doe. Gedeeltelijk is dat omdat ik me als twintiger vrij onoverwinnelijk voelde. Maar plots, rond ’82, veranderde de wereld. Aids brak uit, en ik verloor er veel vrienden aan. Hetero’s en homo’s. Dat heeft mijn kijk op alles veranderd. Het heeft ervoor gezorgd dat ik alles heel erg waardeerde. Ook het feit dat ik kon werken. Ik voelde me een lucky survivor. Was dat voor jou ook zo, Walter ?

Van Beirendonck : Absoluut. Ik heb dat onderwerp al vaak gebruikt in mijn collecties en shows. Ik ken ook vrienden die gestorven zijn, of seropositief zijn. Dat je de kans hebt gekregen om door te gaan, ook al moet je soms heel hard werken, maakt het de moeite waard.

Hebben jullie er ooit aan gedacht om te stoppen ?

Jones : Ja, even. Zo’n tien jaar geleden, dat was een beetje een midlifecrisis, denk ik. Ik wou iets academisch doen. Op mijn 23 had ik namelijk al tien mensen in dienst. Ik heb nooit tijd gehad om rond de wereld te trekken. Dus ging ik naar The Royal College of Art waar ik met het diensthoofd praatte. Hij bood me privéleraren aan, als ik een paper wilde schrijven, of een doctoraat. En plots realiseerde ik me, in dat gesprek van één minuut, dat alles wat ik overwoog daar op een schoteltje werd aangeboden. En op de weg naar huis besefte ik dat wat ik had misschien niet perfect was, maar wel béter dan weer studeren. En weg was mijn idee. Maar ik moest mentaal tot dat punt gaan, om weer terug te kunnen.

Van Beirendonck : Ik vraag me soms af waarom ik het doe. En voor wie. Of waarom ik er zoveel geld insteek. Want eigenlijk is het maar een egotrip. Je maakt collecties in de eerste plaats voor jezelf. Maar onlangs was ik in San Francisco, met mijn Wondercollectie, en daar ontmoette ik allerlei fans die verwachten dat ik elke zes maanden met iets nieuws kom. Ze dragen het, en kopen het. Dat geeft energie.

Tot slot : voor wie zou je nog graag eens een hoed maken, Stephen ?

Jones : Voor Walter.

Van Beirendonck : Maar je hebt ooit al een oranje kroon voor mij gemaakt, voor Nieuwjaar. Wou je niet graag eens iets maken voor koningin Fabiola ?

Jones : Ja, ik zou iets maken wat niet sterk verschilt van wat ze gewoon is. Haar kenmerk is haar haar, dus ik zou iets maken dat op haar kapsel past. Maar in een mooie kleur of speciale vorm. Iets wat ze charmant of elegant zou vinden.

Stephen Jones en het accent op mode loopt van 8 september 2010 tot 13 februari 2011 in het MoMu in Antwerpen. Info : www.momu.be

Door Elke Lahousse – portret Charlie De Keersmaecker

Van Beirendonck : “Na een defilé voel ik me ongemakkelijk als ik niets te doen heb.”

Jones : “Walter doet me mezelf in bochten wringen waarvan ik het bestaan niet eens kende.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content