TUSSEN CANARD EN CRO-MAGNON

De Dordogne is trots kastelenland : na een boswandeling verbluft niet alleen Castelnaud met dorp en burcht, maar ook het verre Beynac-et-Cazenac aan de oevers van de trage stroom.

Tussen prehistorische mens en toerist ligt de Périgord : land van wijn en foie gras, van rotsdorpen, kastelen en riviermeanders. La Dordogne op haar best.

Voor één keer krijgt de filosoof in zijn oud Frans het eerste woord : ” Par ce que c’estoit luy, par ce que c’estoit moy.” Het enige antwoord waarom vriendschap zo innig is : omdat hij het is, omdat ik het ben. Op het platteland ga ik op zoek naar Michel de Montaigne. Zonder mairie en oorlogsmonument zou ik gewoon door zijn geboortedorp rijden. Maar Saint Michel de Montaigne koestert een van Frankrijks origineelste denkers : in 1533 is Michel Eyquem hier geboren, de legende wil dat zijn hart in een zuil van het romaanse kerkje is ingemetseld. Met 117 essays heeft hij in het wijsgerig denken van Europa een onuitwisbaar spoor nagelaten van ondogmatisch denken, vriendschap en verdraagzaamheid, een spoor ook van verzoening met (de grillen van) het leven.

Met die kanjer van vijftienhonderd bladzijden slenter ik door de dreef. Het is de bijna mythische kasteeltoren waarin ik binnenstap. Op een muurschildering in de kapel bedwingt engel Michiel de draak. Een wenteltrap leidt naar de leef- en slaapruimte. “Een microkosmos van tolerantie”, betoogt gids Sébastien, “in een land verscheurd tussen katholieken en protestanten.” Verdraagzaamheid, allicht staat het op een van de citaten uit Bijbel of klassieke filosofie, die Montaigne in de dwarsbalken van de bibliotheek liet branden. Latijn of Grieks, hij keek ernaar, mijmerde en schreef essays om zichzelf, de anderen en de wereld beter te begrijpen. In dit sobere vertrek liggen op de tafel bladzijden uit Les Essaies, waarop hij handgeschreven een tweede en derde keer correcties en aanvullingen heeft aangebracht. Ook als niets in de bibliotheek authentiek is, kan ik het niet laten en leg mijn vuistdik exemplaar op tafel, beeld me in dat ik op bezoek ben en laat bij het afscheid in mijn boek een stempel met zijn handtekening zetten, als symbool van een beginnende vriendschap. Omdat hij het is, omdat ik het ben.

CYRANO

Een boogbrug over de stroom brengt me in Bergerac. Of is de Dordogne een rivier ? “Eeuwige discussie”, lacht Chloé, “een stroom mondt uit in zee en een rivier in een grotere waterloop. Stroomt de Dordogne in de Garonne, of is het omgekeerd ? C’est donc comme ça, on est qu’une rivière.” Op het water varen gabarres, platboten die wijn en tabak vervoerden, maar vandaag hun vracht beperken tot kijklustige toeristen. Achter de vaalgele kadegevels ligt de middeleeuwse site met de Maison des Vins : “Is de Dordogne onze rivière d’espérance, dan was Bergerac ook hoofdstad van de tabak. En al is Bordeaux onze grote concurrent, we hebben 13 AOC’s en een route du vin waar je bij de boeren wijn kan degusteren. Zonder scheepsbouw, tabaksindustrie en wijnbouw, la ville n’existerait pas.” Ook de Honderdjarige Oorlog en godsdiensttwisten hebben hun tol geëist : de stad was diep protestants, Hendrik IV liet de burcht afbreken en vervangen door een katholiek klooster, waarvan de binnenhof nog overeind staat. Op de plaats van een hugenotentempel lokt de markt van Mercredi Gourmet met lokale producten. De kerk van Saint-Jacques is getekend door de wisselende hegemonie van beide godsdiensten. Vakwerkhuizen, afbladderende vensterluiken, lantaarns : een gemoedelijk stadje waar Cyrano de Bergerac, theaterpersonage, spraakwaterval en beroemd voor zijn lange neus niet ongeschonden door het leven gaat. Zijn bronzen beeld als musketier lijkt volgens omstanders op Gérard Depardieu, zijn stenen silhouet onder de bomen is menselijker, maar ontbeert vaak zijn fallisch symbool. “Vandalen breken zijn neus wel eens af”, zegt Chloé, “maar we hebben een collectie om die te vervangen. Cyrano, een personage van Edmond de Rostand, heeft historisch niets met Bergerac te maken, maar is toch een symbool van onze stad”.

PURPEREN WIJN

Is Périgord een historische omschrijving, dan is Dordogne een administratief begrip : het is een van de weinige streken in Frankrijk waar beide namen samenvallen. Met zijn wijnen is dit de Périgord Pourpre. Kromgebogen over de prille druiven, plukt wijnboer Nicolas op zeventigduizend ranken overbodige trossen weg. Op de Route des Vins bezoek ik Clos des Terrasses, waar een Frans-Belgische familie tussen 25 hectare wijngaarden een chambres d’hôtes openhoudt. In de kelder vol eiken vaten proeven we een volle Cuvée le Clos : “We werken bio, on garde plus d’acidité“, zegt Michaël Marc. Door het raam zie ik de wijntuin, het is late lente en er vallen sneeuwvlokken : een ongewoon droombeeld voor een schone nacht. Morgen schijnt de zon boven het purperen land. In de heuvels vol ontluikende wijnpercelen heten hoeves al te makkelijk château. Hoewel van een dorp nauwelijks sprake is, komt iedereen voor het kasteel van Monbazillac. Meer middeleeuwse burcht, getemperd door een opgewekte renaissance. Een paar museumzalen met meubelen, protestantse historie en in de kelders de trots van het huis : de geelwitte, mollige en zoete wijnen van Monbazillac. “Op onze vignoble groeien sémillion, sauvignon en muscadelle”, zegt de gidse. Wat de wijnen bijzonder maakt, is dat vanaf de herfst pourriture noble of edelrot tot ontwikkeling komt. Door te oogsten in oktober of november krijgen we wijnen met veel suikers en aroma’s. Goed als apero, maar te zoet bij foie gras. Wel geschikt bij blauwe roquefort, auvergne of sterke geitenkaas. Maar je mag de wijn natuurlijk ook als digestief drinken.”

DE KLASSIEKER : FOIE GRAS & CANARD

In een kuip maalt de machine katoenvlokken fijn. ” Nous sommes les derniers“, zegt Luis Sanchez in de dertiende-eeuwse Moulin de Larroque. Langs de oever van Dordogne en Couze staan papierfabrieken te verkrotten. “De eerste eigenaar was de latere paus Clement V, die de tempeliers heeft vernietigd. Mijn schoonvader heeft de ruïne gekocht en heropgebouwd tot ambachtelijk bedrijf met kwalitatief werk. Met deze negentiende-eeuwse machine maken we eerst papier-maché. Het water uit de Couze is absoluut zuiver, de forellen zijn erg gevoelig voor vervuiling. Dat moet ook voor het streng op kwaliteit gekeurde katoen. We voegen lijm toe, geen chemische producten. Voor kleurpapier gebruiken we pigment uit de Vaucluse. Alles is handgeschept, het resultaat is puur natuurpapier dat drie eeuwen meegaat. Papier d’art voor tekeningen, kalligrafieën en gravures, qualité met Q majuscule !” Klanten zijn het Louvre, ook Miró en Alechinsky kochten papier in de molen, net zoals Juliette Binoche en Japanse kunstenaars. In de winkel vergaap ik me aan wijnetiketten, geschenkverpakking, dozen, briefomslagen, tasjes voor parfum en lingerie, reiscarnets, albums en agenda’s.

In dit huis ontwaakt het verlangen naar mooi papier. Zo schrijf ik ’s middags wat impressies neer, terwijl Aznavour me toelacht : aan de wand van Le Bistrot d’en Face hangen foto’s uit de film Le Boucher van Claude Chabrol die in het restaurant zijn opgenomen. Met een regionale apéro van rode wijn, cassis en notenextract wacht ik op het klassieke dagmenu van de Périgord. Oude muren, zoals in het hele dorp Trémolat dat aan een meander van de Dordogne ligt. Het dorp kleurt geel, de Romaanse kerk met haar versterkte toren koestert oude fresco’s, vlaggen en de initialen RF decoreren zoals altijd het gemeentehuis. Onder de balken lachen de acteurs Stéphane Audran en Jean Yanne me toe als ik de ménu tout canard krijg voorgeschoteld : eerst de obligate terrine van foie gras, dan eendenborst met asperges. De wijn is vanzelfsprekend een bergerac, een flesje Pécharmant dat ook past bij de kaasschotel.

DE EERSTE MENSEN

Paars wordt langzaam zwart : wijngaarden maken plaats voor weiden en bossen, steeds meer bossen van de Périgord Noir. Waar de Vézère zich overgeeft aan de Dordogne trekken de huizen van Limeuil zich langs steile straatjes tegen indringers terug. Bruinrode koeien grazen in een bloemenveld : ze zijn de voorboden van wat ik straks zal zien, gestileerde bizons en rendieren die natuurvrezende mensen op de grotwanden tekenden. Rood, zwart of bruin, in holtes of bijna driedimensionaal sieren ze de Foz-de-Gaume, een van de laatste grotten waar je nog originele rotstekeningen uit de prehistorie kunt belijken, spaarzaam belicht in een kille onderaardse wereld. Rond Les Eyzies de Tayac is de mensheid een van haar verhalen begonnen. Met een complexe stamboom hebben cro-magnons de vallei bevolkt. De tekeningen zijn hun mythische nalatenschap, die je in Lascaux en elders enkel nog als reproducties kan zien. In Les Eyzies staat boven de dakpannen het beeld van zo’n voorouder, die waakt bij het museum van de prehistorie. “Dit is de hoofdstad van het paleolithicum”, zegt Gilles Muhlach tussen grap en ernst, “een van de beste archeologische sites op aarde. Daarom hebben we jaren gewerkt aan de Pôle International de la Préhistoire, een multimediaal centrum voor jong en oud, voor leken en specialisten die in de menselijke evolutie geïnteresseerd zijn. Bibliotheek, videofilms, grafische voorstellingen van de streek en onze voorouders, alles draagt bij om dat vaak onvatbare verleden een plaats te geven in het dagelijks leven van ons moderne mensen. Prehistorie en technologie onder één dak”.

ERFENIS VAN MALRAUX

Het zal in dit land van reeën en zwarte wouwen niet meer anders zijn : overal tussen donkere bossen verschijnen kastelen op een kalksteenrots, even trots als een ridder te paard, hoog boven de rivier of een middeleeuws stadje. Namen noemen, is eindeloos, les châteaux zijn het waarmerk van de Dordogne. Waarom weet ik niet, maar in de Périgord Noir is het alsof ik in het hart van de streek ben. De zaterdagochtend verhevigt dat gevoel : tussen de okeren huizen van Sarlat-la-Canéda woekert de ochtendmarkt : brocante, brol en souvenirs maar vooral lokale producten als kazen, truffels, wijn en likeur, notenolie en eend in variëteiten, worsten en de onvermijdelijke foie gras. ” Goutez donc“, nodigt een boer uit terwijl in de dakgoten zwarte roodstaarten spotten met de regen. Boven de tentzeilen toont Sarlat zijn metamorfose van middeleeuwen naar renaissance, met vakwerkhuizen en gevels die oplichten in de zon als mediterraan oker. De kathedraal met kloosterresten en graftombes, Place Maleville, passages, een standbeeld van drie ganzen met vetgemeste lever, de daken en gevels die in en door elkaar schuiven : Sarlat geldt als een van de mooiste stadjes van het land, maar in vakantietijden is het koppen lopen. Als toeristen zo massaal genieten van geredde middeleeuwen en gespaarde renaissance is dat in Frankrijk te danken aan schrijver André Malraux, die als minister van cultuur onder de Gaulle in 1962 met een wet op de restauratie al die dorpen en steden voor het verdere verval heeft behoed. Sarlat heeft een plein naar de auteur van La Condition humaine genoemd : het alternatief was een stad zonder verleden.

KASTELEN EN TUINEN

Indrukwekkend zijn de burchten alleszins. Ongenaakbaar, onneembaar, dreigend dominant, stoer en machtig : over enkele kilometers rijgen ze zich langs de oever van de Dordogne aaneen. Beynac-et-Cazenac troont boven bebloemde huisjes uit een andere tijd, in La Roque-Gageac is het kasteel een wachter bij de huizen die gebukt gaan onder een overhangende falaise. En Castelnaud domineert dorp, rivier en landschap. Ze zijn het middeleeuwse gelaat van de Périgord. Als ik na steile kronkelwegen het strakke stratenpatroon van Domme achter me laat en uitkijk over de rivier is de Dordogne vooral een gulle stroom waar landbouw en fruitbomen van de vallei een ingedommelde oase maken.

Tussen al dat stenen geweld oogt de tuin van Marqueyssac als een volmaakt sluitstuk. Gelegen op een tafelblad van kalkrotsen is het een tuin zonder bloemen, maar over een lengte van anderhalve kilometer beplant met buxus en steeneik, die met zijn donkere blad de Périgord Noir de kleurenmetafoor heeft gegeven. Gestileerde hagen, doorgangen, een labyrint, belvedères op kastelen en valleien, hangende tuinen, tegen de rotsen broedende oehoe’s en slechtvalken, diep beneden de Dordogne en altijd weer die buxushagen. “Alles samen zo’n 150.000 stuks”, lacht Stéphanie, “als dromerige negentiende-eeuwer heeft Julien de Cerval de laatste dertig jaar van zijn leven aan de tuin gewijd. Hij hield van de natuur, het was passie of een folie, wie zal het zeggen ? Maar hij wou flaneren en genieten. Een echte romanticus, hij ligt begraven in de kapel.” Naar drie kanten heb ik het beste uitzicht, met de dorpen en kastelen aan weerszijden van dit stukje Périgord. Er is geen betere plek om bij valavond in de Dordogne te verwijlen.

TEKST EN FOTO’S MARK GIELEN

“Vandalen breken wel eens de neus van Cyrano af, maar we hebben reserve-neuzen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content