Schotland mag dan wat bezijden de klassieke routes liggen, een schat aan natuurschoon, kastelen en historische gebouwen wacht er op de reiziger die wel eens wat anders wil. Met Edinburgh als perfecte uitvalsbasis.

Bestaat er een eleganter manier om Schotland te ontdekken dan vanuit zee ? Aan boord van de Scottish Viking varen we de Firth of Forth op, langzaam langs onbewoonde eilanden en wuivende onderhoudsarbeiders op de immense stalen spoorwegbrug uit 1890. In de haven van Rosyth spuit de brandweer van op een sleepboot fonteinen van water de lucht in ter verwelkoming van het bezoek uit het continent.

De Schotse hoofdstad blijft incontournable voor wie het Britse noorden wil verkennen. Tot de aantrekkelijkste troeven van de stad behoren de nabijheid van de zee en een historische schat. Van op het terras van de Wellington Coffee, op de hoek van Hanover en George Street, krijgt de passant een uniek uitzicht op het beste van twee werelden die de stad te bieden heeft. Aan de noordzijde loopt de weg doorheen de Nieuwe Stad (lees : negentiende-eeuwse) langzaam af naar zee, omzoomd door voornaam uitziende huizen, parken en groen, en aan de overzijde van de zeearm het heuvelende platteland van het graafschap Fife.

Aan de zuidelijke kant torent het kasteel boven de Oude Stad uit, majestueus, stevig, stoer en een beetje dreigend. Bij het kasteel eindigt de Royal Mile die een paar kilometer oostwaarts aan het koninklijk paleis in de diepte begint.

Die koninklijke mijl was de centrale as in woeliger tijden, toen Schotland om zijn vrijheid vocht. Nu krioelt het er van toeristen, shops bieden er single malt whisky en kasjmieren sjaals aan, kilts en prullaria. De kathedraal ligt er wat doorrookt en kleurloos bij, als een vaste waarde die het niet meer nodig vindt zichzelf nog aan te prijzen.

The home of golf

De verkenning van Schotland gaat noordwaarts naar Saint Andrews, een winderige plek aan de kust. Het kleine stadje kan op een indrukwekkende geschiedenis terugblikken, is de oudste universiteitsstad van Schotland en de voormalige kerkelijke hoofdstad. Van die roemrijke tijden blijven pittige hoofdstraten over met kasseien en oude gevels, maar de meeste bezoekers hebben daar nauwelijks oog voor. Ze komen naar the home of the royal and ancient game – het golfspel. Want Saint Andrews is het mekka van de golfsport en elke golfspeler met ook maar een greintje ambitie droomt ervan ooit op The Olde Course te spelen, de beroemdste baan ter wereld. We lopen een tijdje mee met een groepje spelers die het spel serieus nemen en genieten ondertussen vooral van de zeebries.

Voor het overnachten weten we een betere plek, zo’n tien kilometer van de kust, waar het echte Schotland begint, heuvelend, met slingerende wegjes, drystone muurtjes en groene vergezichten. Craigsanquhar House oogt als een stoere mansion, op een steenworp van Cupar en was eeuwenlang het landgoed van de Spens-familie van Lathallan. Sinds tien jaar is het een uniek hotel, wat streng van buitenaf, maar binnenin overladen met schilderijen en antiek, en vooral een zeer Brits vasttapijt met al te drukke motieven. Een plek met een fraaie tuin, waar het buitengewoon prettig zitten is op het terras in de late middagzon. Een plek waar service geen ijdel woord is, John staat klaar om alle vragen van de gasten te honoreren. Hij oogt wat ouderwets, maar bezit de vergeten gave van de discretie, houdt ervan de gasten te verwennen en lijkt wel met het huis vergroeid. Hij sleurt met bagage, maakt zijn opwachting bij de thee en heeft gedekt voor het avondeten, waar de Schotse keuken zijn faam waarmaakt : kreeft à la nage, gevolgd door wilde heilbot en moelleux au chocolat – lekker lopend binnenin. De gasten zijn in de wolken, John glundert.

De voordelen van de monocle

Het leven op zo’n Schots landgoed lijkt op het eerste gezicht een beetje saai, maar blijft niettemin een romantische droom van wie genoeg heeft van de continentale drukte. Een Schots landhuis oogt immers anders en voornamer en bezit de onweerstaanbare charme van oude stenen en spookverhalen uit lang vervlogen tijden. Paul Veenhuijzen, die op Earlshall Castle resideert, weet er alles over . “Het is geen echt kasteel”, merkt de Hollandse kasteelheer op als hij ons verwelkomt in zijn felgekleurde living annex keuken, waar hij een stevige kop koffie schenkt. “In de negentiende eeuw noemden de mensen hun huizen graag kastelen, terwijl het veelal om mansions ging.”

Pauls familie heeft 250 jaar in Nederlands-Indië gewoond en gewerkt, tot aan het koloniale tijdperk een einde kwam. Zelf begon hij zijn loopbaan in Engeland, verkaste naar Lagos waar hij schepen bouwde, maar zwoer toen al om ooit terug te keren naar het Verenigd Koninkrijk. “Ik trouwde 35 jaar geleden in Edinburgh en toen ik op mijn vijftigste met pensioen ging, begon ik aan mijn zoektocht naar een passend onderkomen.”

Paul Veenhuijzen bezocht zo’n zestig panden, maar keerde telkens weer terug naar Earlshall, ook al voelde het leven er aan als in “een postgeriatrisch circus”. Met een tuinman die vergroeid was met het kasteel en een butler die met geen stok aan het werk te slaan viel. “Bij mijn achtste bezoek, steeg een Tornado op bij de buren en donderde over het landgoed. Ik kon nauwelijks nog naar lucht happen. Natuurlijk wist ik dat de Royal Air Force achter de tuin een basis runde, maar nooit eerder werd ik zo nadrukkelijk met de gevolgen ervan geconfronteerd. Toen het gedonder uitstierf, keerde ik me naar tuinman Henry. ‘ We have become friends’, zei ik, ‘ but you will never see me again.’ Nonsens natuurlijk, een paar maanden later kocht ik Earlshall toch, en nog wel over de telefoon. Het gedonder van de opstijgende vliegtuigen nam ik erbij.”

“Die RAF zit hier natuurlijk niet toevallig. Ze erfden de grond van de Royal Engineers die in 1911 een speelterrein zochten voor hun ballonnen – nadat ze in de statistieken ontdekt hadden dat het de zonnigste plek van het koninkrijk is.”

We lopen met Paul door de tuinen vol taxus, over het gras van een ommuurde tuin waar koperen plaatjes hangen, ter ere van overleden huisdieren en dierbaren. Hier wordt jaar in jaar uit gesnoeid en geharkt, omdat de Nederlander het geheel in zijn oude glorie wil herstellen – inclusief de bomen met zeldzame Schotse appelen die nergens anders meer voorkomen. “Het is een werk van lange adem,” mijmert hij, “maar het werkt.” ’s Anderendaags ontvangt hij 41 Belgische vrouwen op tuinreis.

Toen hij het kasteel verwierf, was het nagenoeg leeg, tegenwoordig staat het vol waardevolle meubelen en schilderijen. En door de jaren heen heeft de kasteelheer zelf wat excentriek patina verworven. Hij roemt de voordelen van de monocle en rijdt graag in oude automobielen.”Het bezit ervan zegt me niets, wel de lol van het rijden”, weet de kasteelheer die op zijn achttiende al met een antieke MG uit 1935 reed, jaren de wereld heeft ontdekt achter het stuur van een Bentley uit 1928 en in zijn garage nog een oude Rolls shootingbreak heeft staan, met houten opbouw .

Macbethkasteel

Kastelen liggen er bij dozijnen in Schotland, maar het één oogt al wat doorleefder dan het ander. Glamis Castle is een kasteel uit een prentenboek, compleet met de lange oprijlaan, geflankeerd door gemillimeterd gazon en grazende highland-runderen. Met een beetje verbeelding kan men zich hier aan de boorden van de Loire wanen, maar de kenners weten wel beter. Al in de elfde eeuw werd hier een koninklijk jachtslot gebouwd, maar het huidige gebouw met zijn elegante torentjes stamt uit de zeventiende eeuw. De koningin-moeder, die enkele jaren geleden op de royale leeftijd van 103 jaar stierf, bracht er haar jeugdjaren door, en het kasteel herbergt een schat aan schilderijen en meubilair, zeldzaam porselein en unieke wandtapijten. Ook liefhebbers van Shakespeare komen er graag omdat een sleutelscène uit Macbeth (waarin de koning vermoord wordt) zich in de oudste zaal van het kasteel afspeelt.

Na zoveel historische pracht duiken we opnieuw het landschap in op zoek naar het authentieke Schotland dat zich noordwaarts ontplooit, in afgeronde heuvels, waar donkerbruine struiken contrasteren met de gele brem in bloei. In de vallei van de Glen Dye worden de huizen schaarser en de wegen bochtiger. Het weer wisselt snel, soms passeren we plekken met dreigende wolken, drie bochten later zien we de zon in spatten door het bos vallen.

Voor het diner verwacht Fiona Franks me in het Darroch Learg hotel dat ze in Ballater runt. Het hotel in de Schotse baronnial style biedt verrukkelijke uitzichten over de natuur eromheen. Ik zie alleen maar beboste hellingen en op de voorgrond gebladerte in alle groentinten. Ballater ligt in het Cairngorms Park, het meest uitgestrekte van het koninkrijk en de stad met de meeste hofleveranciers van het land. Balmoral Castle ligt op een steenworp.

Het weer is wisselvallig maar lekker met blauwe luchten achter stapelwolken en aan het eind van de middag enkele druppels. Bij het hotel staan zowat uitsluitend 4×4’s geparkeerd, sommige met de vislijnen op het imperiaal gebonden.

Darroch Learg werd in 1888 tegen de steile hellingen gebouwd, en dat bleek geen geringe klus. Water bleek schaars en moest worden opgepompt. Elke ochtend was een bediende ermee in de weer : voldoende water pompen en naar het huis brengen. Het pand wisselende vaak van eige-naar, werd bewoond door Dr Alexander Hendry, royalphysician, door Henry Anderson, die het als zijn jachthuis gebruikte en met één van zijn buren communiceerde via een systeem van vlaggen. En later door Richard Atwell, een accountant die in het Verre Oosten had gewerkt, het huis als hotel opende en de gasten aan het schrikken bracht door vanuit een raam op de tweede verdieping te springen om het Davy Automatic Safety Fire Escape-systeem te demonstreren. Zelf laten we ons door de keukenchef verrassen.

’s Anderendaags zetten we weer koers naar Edinburgh, door de wonderlijke Glenshee. We passeren de distillery van Royal Lochnagar, een van de drie maltwhiskyproducenten die ooit het koninklijke predicaat mocht ontvangen, nadat koningin Victoria er in 1848 het distillaat van John Begg had geproefd. De behuizing ligt in een paradijselijk landschap, maar de recente modernisering doet de sfeer wat geweld aan.

Halverwege de middag arriveren we in Edinburgh, net tea-time in het Balmoral hotel. In de Palm Court Room luisteren we naar de klanken van de harpiste op het balkon, terwijl scones, sandwiches met zalm en moeilijk definieerbare zoetigheden worden neergezet.

Door Pierre Darge – Foto’s PPI

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content