“Hoe was het in Afrika ?” Daar kun je niet in één zin op antwoorden. Ik heb er een boek voor nodig gehad. Omdat het continent zo complex is. Zwak en sterk tegelijk. Je kunt niet alleen over de magie van Afrika spreken en de moeilijkheden negeren.

Afrika heeft me voor 60 procent veranderd : leren werken zonder structuren, inspelen op de wisselende mogelijkheden, mensen – mezelf incluis – aanvaarden zoals ze zijn.

De confrontatie met de armoede was hard. Het besef dat je als goed bedoelende buitenstaander die voor de VN werkt niet kunt weten hoe het voelt om daartegen te moeten vechten. Al doe je moeite om de dingen te bekijken vanuit hun perspectief, je blijft wie je bent : een blanke die dollars verdient bij een internationale organisatie.

Ik voelde me meer deel van het probleem dan van de oplossing. Binnen zo’n grote organisatie wordt veel geprofiteerd door mensen die carrière maken als enige doel hebben. Dat gaf me een wrang gevoel. Toen in Lusaka een aidsconferentie georganiseerd werd, maakten mensen misbruik van budgetten. Die corruptie, ook dat is Afrika.

Als westerling dreig je er cynisch te worden. Na negen jaar had ik het gevoel dat ik het beste van mezelf gegeven had. Ik kon niet meer dezelfde energie opbrengen om ertegenaan te gaan als toen ik er arriveerde.

Het nieuwe Afrika is er een van het ondernemerschap. Het continent heeft een grote rijkdom, maar de uitdagingen zijn groot. Ik geloof dat je enkel met een positieve aanpak vooruitgang boekt. Neem nu Café d’Afrique, het cultuurcafé dat ik startte in de Zambiaanse hoofdstad Lusaka : dat verschafte twintig mensen werk. Hoe meer banen je creëert, hoe minder fragiel de samenleving wordt. In Zambia is 85 procent werkloos.

Mij ging hetzelfde lot beschoren zijn als mijn vader. Door zijn faillissement begon ik met faalangst aan Café d’Afrique. Het leek wel een selffulfilling prophecy. Allebei startten we een onderneming, terwijl we ernaast nog een fulltime job hadden.

Met de jaren leerde ik de risico’s te beperken. Mijn fout in Café d’Afrique was dat ik het veel te groot zag en niet genoeg controle had over de uitvoering. Tegenwoordig ben ik voorzichtiger. Met mijn juwelen zet ik nu stap voor stap. Ik zal enkel investeren als ik een concreet doel heb.

Pas in het buitenland ben ik gaan inzien hoe sterk de band met mijn moeder is. Ik heb vanuit Afrika veel gecorrespondeerd met haar, die brieven waren trouwens de eerste aanzet tot het boek. Zij is altijd een bezige bij geweest, maar de weinige momenten die ze met haar gezin deelde, waren altijd heel speciaal. Een halfuur bijpraten in de zetel was soms al voldoende. Die momenten miste ik in Afrika.

Zelf wou ik als moeder toch wel vaker thuis zijn. Ik ben blij dat ik de voorbije zes jaar, waarin ik me focuste op dit boek en mijn juwelen, de tijd had om met mijn kroost bezig te zijn. Van mijn eigen kindertijd herinner ik mij nog levendig het vele wachten. Ik zie me nog liggen in mijn bed : aftellen tot mama thuis zou komen. Dat wou ik mijn kinderen besparen. Ik begrijp mijn moeder, hoor. Zij heeft zich ook moeten afzetten tegen een moeder die zichzelf verschrikkelijk veel ontzegde. Elke generatie doet wat ze moet doen.

In Afrika stopt het feminisme bij de voordeur. De Afrikaanse vrouwen met wie ik samenwerkte, waren heel zelfbewust. Een van hen was de echtgenote van een partijleider. Heel vooruitstrevende mensen, maar als ik hen thuis bezocht, nam enkel de man het woord. Nochtans was zij voorzitter van een vrouwenorganisatie. Gek, toch ?

Tineke Van der Eecken (41) is de dochter van politica Nelly Maes. Ze woont en werkt tegenwoordig in Australië, waar ze manager is van een medische onderzoeksinstelling. Over de negen jaren in Afrika schreef ze het Engelstalige boek ‘Café d’Afrique’ , verschenen bij YouWriteOn (UK), 283 blz., ISBN-13 978-1849233200 (verkrijgbaar via Amazon.co.uk, 6,99 pond). info : http://www.tinekecreations.be/

Door Peter Van Dyck / Foto Isabel Pousset

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content