Tijdcapsule

Er zit een zinkgat onder de wereld. Orkanen met namen van tantes komen aan land en maken duidelijk dat het menens wordt met die klimaatopwarming. Misschien leven we in de laatste maanden voor de Derde Wereldoorlog, maar voor hetzelfde geld is dat niet zo. De toekomst is een pokerspeler die naar je grijnst met zijn bek vol gouden tanden.

In afwachting van berichten van de Derde Wereldoorlog, ben ik naar een film gaan kijken over de Tweede: Dunkirk, over de heldhaftige gebeurtenissen nadat Hitler de Franse en Britse troepen in 1940 bijna in zee had gedreven. Honderdduizenden soldaten zaten op het strand als ratten in de val. Dappere burgers hielpen ze met vissersbootjes en privéjachten oversteken, op de begeesterende woorden van een toespraak van Churchill.

Ik moest denken aan mijn neef Joe, die in Australië woont en bijna een halve eeuw ouder is dan ik door een gril van onze stamboom. “I can still remember seeing those long lines of trucks at Dunkirk”, mailde hij mij, “the incredible scattered army gear on the beach and a couple of ship wrecks in shallow water.”

Van de ruïnes van Berlijn tot het idyllische eiland Vanuatu: Joe is overal geweest. Hij draagt, als kleurrijke festivalbandjes, herinneringen aan kantelmomenten in de wereldgeschiedenis. Als kind dook er een Messerschmitt op hem neer. De piloot schoot niet, maar wuifde vriendelijk toen bleek dat hij een jongen met korte broek in het vizier had.

De piloten in Dunkirk zijn boomlange venten, die vrouwenharten sneller doen kloppen met hun koelbloedigheid en truien in Shetlandwol. Van een oorlog mag je hopen dat hij tenminste een zweem van heroïek over je uitstrooit. Op dat vlak heeft de uitvinding van de atoombom roet in het eten geworpen. Er is niets romantisch aan mensen die verdampen en alleen hun schaduw achterlaten. Zelfs in ziekenhuizen vallen geen liefdesverhalen te rapen als iedereen zich de ziel uit het lijf kotst als gevolg van de straling.

Wie had ooit gedacht dat de schrik voor de atoombom terug zou komen? Sinds de val van de Muur leek het een kwade geest die voorgoed in de fles was opgesloten. De legerdienst was afgeschaft, bunkers werden omgeturnd tot fuifzalen. Dit land heeft zelfs geen schuilkelders meer om persoonlijkheden als Zuhal Demir of Filip Watteeuw te beschermen tegen fall-out.

In mijn kelder staat een geigerteller, aangeschaft uit een gedumpte legervoorraad. DOM-410, heet het ding, wat ik een rare naam vind voor zo’n toestel. Soms zet ik de DOM eens aan, omdat de knoppen mijn jongenshart sneller doen kloppen. De naald slaat dan een weinig uit en ik verheug mij erover dat de achtergrondstraling normaal is – op dezelfde manier ongeveer waarop mijn tante Irma blij is met haar nauwelijks verhoogde bloeddruk. Dan berg ik de DOM weer op in mijn kelder met de gewelven, die twee wereldoorlogen heeft meegemaakt en een handvol schermutselingen, alleen nog bekend bij studenten in de Nieuwste Geschiedenis.

Soms bekruipt mij dan het verlangen om een gat in de grond te maken en een tijdcapsule te begraven. Dat vind ik magisch. Ooit zal iemand ze vinden en hopelijk glimlachen, in de wetenschap dat we onverhoopt toch van het strand ontsnapt zijn.

jean-paul.mulders@knack.be

JEAN-PAUL MULDERS

De toekomst is een pokerspeler die naar je grijnst met zijn bek vol gouden tanden

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content