Soms kom ik op wildvreemde plaatsen, waar ik op de namen van de straten let. Maagdenput, kwam ik onlangs tegen, Smokkelpotstraat en Lusthuizenlaan. Om van DeKnok nog maar te zwijgen. Zelfs een Straatje zonder einde sloeg ik in, maar de moed ontbrak mij om het uit te lopen. Als door de wol geverfde spotter van straatnamen valt mij op dat er vooruitgangsoptimisme in ligt besloten, en ook schijnheiligheid van een onschuldige soort. Zo zul je wel de Trooststraat tegenkomen en ook de Avenue de l’Optimisme, maar naar de Mislukkingsdreef kun je blijven zoeken, zoals ook naar de Vermoeidheidslaan of het Okselvijverplein. Terwijl die dingen in het echte leven evengoed aanwezig zijn.

Soms ga ik op zo’n wildvreemde plek een magazijn binnen, zoals grote winkels in elegantere tijden werden genoemd. Daar neem ik dan een roltrap. Roltrappen vind ik zeer opmerkelijke dingen. Daar hangt het speelse van de jeugd aan vast, het enthousiasme van het kind dat je was en dat graag op roltrappen speelde – al was het maar om een neerwaartse roltrap in de omgekeerde richting te beklimmen om te zien of je hem kon overwinnen. De jonge held die zijn vlag op de Mount Everest plant. Tegelijk is de roltrap het summum van vadsigheid, een symbool van tijden waarin alles mogelijk was en mensen zich opeens te goed voelden om hun kuiten nog te spannen. Een maatschappij met roltrappen is een maatschappij in verval.

Voor het eerst valt mij op dat roltrappen een typische geur hebben, die veeleer aantrekkelijk dan afstotelijk kan worden genoemd : een mengsel van rubber, smeerolie en metaal, doorspikkeld met schilfers van duizenden mensen. Hij voert mij terug naar de tijd toen ik voor de allereerste keer een roltrap zag. We leken een toekomst tegemoet te rollen waarin er geen honger of kanker meer was. Hoezeer hebben we ons daarin vergist. De wereldproblemen van toen zijn gebleven, andere hebben zich daar knus bovenop genesteld. De grote wetenschappelijke doorbraken laten daarentegen op zich wachten – de uitvinding van speculoospasta buiten beschouwing gelaten.

Soms ook stap ik in zo’n wildvreemde stad een drankgelegenheid binnen. Een bruine kroeg met oude filmspots aan het plafond en boven mijn hoofd zelfs een haaks verzaagde deur waarop een plakkaat is aangebracht met de woorden : Kontrole der belasting HAACHT. Opmerkelijk toch, die gewoonte om cafés te versieren met de vreemdste attributen, van buiten gebruik gestelde parkeermeters over frames van oude fietsen tot bustehouders in alle soorten en maten. Het is voor zo’n horecabaas een hele klus iets te bedenken dat nog origineel zou kunnen zijn.

Ik nestel mij in de hoek, tegen roodgesausde muren, want een oud instinct gebiedt mij voor rugdekking te zorgen. Ik bestel een espresso, laat het toefje slagroom terzijde liggen en doe waar ik goed in ben : dromen en de mensen gadeslaan. Ik kijk graag naar de mensen, als neutrale waarnemer, alsof ik zelf een wezen from outer space ben dat hier voor spionagedoeleinden is gedropt, in een matglanzende en krasvrije capsule. Bij het beschouwen van de menselijke soort bekruipt mij niet zelden een ontzaglijk gevoel van vervreemding. Maar ook van verwantschap, vermits ik zelf tien vingers en tien tenen heb en nog wat attributen die doorgaans met mensen worden geassocieerd.

Soms steken de mensen mij danig tegen, met altijd weer die twee ogen, die neus en die mond waar dan woorden uitkomen, onzin al te vaak. En dan dat haar op hun kop, dat de meest verbazingwekkende verschijningsvormen kan hebben.

Soms ook, de laatste tijd vaker, word ik door onbenulligheden zo onverwacht getroffen dat het aan ontroering grenst.

Door een grijze man in het zwembad, die proestend boven water komt en naar mij lacht.

Door een oude dame in de kapsalon, die zegt dat ze weer voor onderzoekingen naar het ziekenhuis moet, maar dat de zon vandaag zo mooi schijnt.

Door alles wat de mensen blij maakt, ondanks alles wat hun wacht.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content