Ze laten zich moeilijk voorspellen, de uitvindingen die het aanzien van de wereld zullen veranderen. Ik herinner mij, uit de tijd dat het jaar 2000 nog een fata morgana van beroezende technologische vooruitzichten was, dat we toen dachten dat robots ons ontbijt op bed zouden brengen. Er zouden laserpistolen zijn, verlammingsstralen, je zou het biefstukje dat op televisie in de pan werd gegooid ook écht kunnen ruiken – en als je telefoneerde, dan zou je elkaar kunnen zien. Dat vonden we een spectaculair perspectief, daar in die weggewaaide jaren zeventig.

Een half mensenleven later, nu de technische mogelijkheden ruimschoots voorradig zijn, blijkt niemand er veel behoefte aan te hebben om al bellend elkaars neusgaten te aanschouwen. Wel besteden we met z’n allen miljoenen uren per dag aan een activiteit die verdacht veel gelijkenissen vertoont met de ouderwetse morsetelegrafie. Mocht je dit destijds als een grote uitvinding hebben voorspeld, men had je knettergek verklaard : dat die blitse mensen in de verre toekomst hun tijd zouden verdoen met het tijdrovende intikken van boodschapjes, waarvoor ze om één enkele letter te vormen soms tot drie keer op hetzelfde knopje moeten drukken. Nog moeilijker zou men geloven dat dat soort berichtjes, sms genoemd, een grote impact zou hebben op de toekomstige mens, niet alleen op de politiek en het bedrijfsleven, maar ook op de liefde. Dat heeft te maken met de directheid van de boodschap, die rechtstreeks van duim naar duim gaat, van frontaalkwab naar frontaalkwab, van hart naar hart. Van pik naar poes, in een niet onaanzienlijk aantal gevallen. Ik zou de massa erotische berichtjes niet de kost willen geven die dagelijks hun weg vinden naar de geëigende plekken. De voyeur in mij heeft er altijd van gedroomd om ze, bij een niet nader vernoemde operator, op het scherm voorbij te zien flitsen.

Zelf ben ik een grootgebruiker van de sms, sinds ik mijn eerste berichtje nu tien jaar geleden vanuit Nieuw-Zeeland ontving en versteld stond dat het nog geen seconde duurde om woorden naar de andere kant van de planeet te verschepen. Ik moet er intussen al tienduizenden hebben verstuurd, een voorzichtige schatting leert mij dat ik er – no kidding – alles aaneengeplakt al tientallen etmalen mee zoek heb gemaakt. Een tamelijk hallucinante gedachte, maar ik moet zeggen dat ik die sms-uren in het algemeen goed en meestal prettig vind besteed. Mocht ik, naast een keur aan goede boeken, iéts mogen meenemen naar gene zijde, dan misschien wel het vermogen om te sms’en vanuit het graf. Ik ben er vingervaardig in geworden, wat onlangs weer bleek toen ik in een wedstrijdje speed-sms’en achtereenvolgens mijn muzikale kameraad Piet, het Weergaloze Meisje en mijn patente collega Elke heb ingeblikt. Dat heeft er natuurlijk mee te maken dat ik het verraderlijke ‘woordenboekje’ niet gebruik en over een toestel met volledig azertyklavier beschik, waardoor ik sneller berichtjes intik dan Lucky Luke zijn schaduw in de navel schiet. Je mag dan grij(n)zen aan de slapen, Mulders, klopte ik mezelf achteraf op de schouder, je duimreflex is die van een jonge kannibaal. Het kan belachelijk klinken, maar met dat soort onnozele patserigheid zingt men het langer uit in deze spontaan ontbrandende wereld.

Over de man (dat het een man is, valt wel met zekerheid te raden) die de wereld al dit lekkers heeft verschaft, is verrassend weinig geweten. Zoals de meeste grote uitvinders, denken we maar aan die van de spiraalveer, het elastiekje of de tomatenketchup, houdt de bedenker van de sms zich schuil in de coulissen van de wereldgeschiedenis. Ampele naspeuringen brengen me bij ene Matti Makkonen, een niet meer zo heel jonge systeemontwerper van de Finse PTT die op het idee kwam in 1984, in een Kopenhaagse pizzeria. De man – dat hoort nu eenmaal bij dit soort verhalen – vergat een patent aan te vragen, zodat de ironie van het lot wil dat hij 300 euro ving voor de uitvinding van de sms. Om la petite histoire mooi rond te maken, zou Matti nu onder een brug slapen, maar volgens mijn informatie is dat niet het geval. Hij schopte het tot CEO en is een degelijke maar op het eerste gezicht weinig spannende vent, met een cv waarop namen prijken als Sonera, Finnet Oy en het enigszins raadselachtig klinkende Tieto-X.

Matti Makkonen, dus. Een bescheiden, alledaagse, pak- en dasdragende Fin die, zonder het zo te bedoelen, in het leven van miljoenen mensen woelde en soms ingrijpende veranderingen heeft aangebracht.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content