Wat opvalt, is hoe ze in het land van Ikea wildvreemden begroeten. “Heiij !”, klinkt het in winkels en bars, met een enthousiasme alsof ze een jeugdvriend terugzien. Een breed uitgesmeerd Amsterdam, dat is mijn indruk van Stockholm, dat met zijn groene koepeltjes en afwezigheid van hoogbouw vriendelijk overkomt.

Bent u van plan Stockholm te bezoeken ? Doe dat dan niét tijdens het Midzomerfeest. Wie zich maar een beetje Zweed noemt, trekt zich dan terug op het platteland om er te dansen en rond de meiboom te zingen. De dag na Midzomer wordt ‘nationale katerdag’ genoemd. Om de een of andere onnaspeurbare reden plande de toeristische dienst van Stockholm onze citytrip op dit moment, wanneer de stad een uitgestorven aanblik biedt.

Tot zover de eerste kennismaking met de hoofdstad van een land dat ik met antislipsystemen associeerde, en met blonde vrouwen met de gestalte van Xena, the warrior princess. Het prettige aan clichés is dat er meestal een grond van waarheid in schuilt. Evenveel van wat ik over Zweden dacht, blijkt echter niet te kloppen, en ik kom al gauw dingen over het land te weten die mij verrassen. Dat het veruit de meeste immigranten telt van alle Europese landen, bijvoorbeeld, en qua oppervlakte groter is dan Duitsland. Of dat Zweden er behendig in slaagde buiten beide wereldoorlogen te blijven, en daarbij vrijelijk aan beide partijen leverde.

Krijgsverrichtingen staan ver van de sfeer van Gamla Stan, de oude binnenstad die met zijn geelgesausde huisjes veeleer een zuiderse sfeer uitademt dan die van de Capital of Scandinavia, zoals Stockholm zich zonder valse bescheidenheid noemt. Hier vind je een concentratie aan toeristenvallen. Winkeltjes gespecialiseerd in koelkastmagneten en plastic Vikinghelmen, om de bekende stylo niet te vergeten, gevuld met een vloeistof waarin een man of vrouw zich uitkleedt onder invloed van de zwaartekracht. Maar Gamla Stan blijft prettig om doorheen te slenteren, met zijn straatmuzikanten en gezellige etablissementen, al past het publiek niet altijd bij het voorverpakte beeld dat ik van Zweden heb. Zie de man met zwarte leren pet en gaten in zijn oorlellen waar zonlicht doorheen valt, als doosjes van La vache qui rit zo groot. Oogstrelender is het verliefde koppeltje op een terras, waarvan het meisje teder de handen van de jongen streelt en daarbij glimlacht, zo’n glimlach waarin verre droefheid schuilt en die mooier is dan glimlachen die louter vrolijkheid bevatten.

Heij ! Klinkt het weer, telkens je een etablissement betreedt, op aangenaam verraste toon. In het begin sta je er houterig bij met je droge good morning, maar al vlug ken je het klappen van de zweep en heijjj ! je uitbundig terug, al blijft het wat onwennig. Koele Vlamingen zijn wij.

Super Trouper

Welke naam komt onvermijdelijk in je op als je aan Zweden denkt, naast Saab en Volvo en Björn Borg ? Abba natuurlijk. Tot vandaag volstaat het beluisteren van enkele liedjes van dit viertal meestal om mij op te vrolijken. Het gloednieuwe Abbamuseum lijkt dan ook een swingende uitweg om aan de luwte van het Midzomerfeest te ontsnappen. “De tentoonstelling zal meer dan 4000 vierkante meter beslaan”, maakt het internet mij lekker. Tot mijn spijt is de opening uitgesteld tot volgend jaar. Het gebouw bleek bij nader inzien niet veilig genoeg. Het zegt iets over de volksaard van de Zweden, voor wie het woord risico een natuurlijke vijand is.

Gelukkig zijn er nog vaste waarden die zich niets aantrekken van sluitingsdagen. In Stockholm is dat de fameuze Vasa, een stuk nautisch verleden dat op alle postkaarten staat en voor de citytripper ronduit onontkoombaar is. Amper 1300 meter raakte dit fiere oorlogsschip ver, toen het bijna vier eeuwen geleden in de haven van Stockholm met man en muis verging. Nu staat de Vasa in volle glorie in zijn mu-seum, alsof hij zo opnieuw het ruime sop kan kiezen. Zelden voelde ik een ver verleden zo tastbaar nabij.

Een aparte ervaring is ook door het Stadshuset te lopen, de zetel van het stadsbestuur van Stockholm waar jaarlijks de Nobelprijzen worden uitgereikt. In de Gouden Zaal zijn maar liefst negentien miljoen stukjes bladgoud verwerkt. Daarnaast ligt de Blauwe Zaal, die zo heet hoewel het plan om de stenen blauw te verven nooit is uitgevoerd. Hiervandaan moest dus het telefoontje komen dat Louis Paul Boon en later Hugo Claus elk jaar nerveus afwachtten ; het maakt die prijs meteen een stuk minder geheimzinnig. Nooit zal ik het woord Nobelprijs nog kunnen horen zonder aan de groengecorrodeerde koepel van het Stadshuset te denken, en aan de zachtzoete geur van de Riddar-fjärden. Water is hier niet weg te denken, de stad ligt verspreid over veertien eilanden. Veel Stockholmers zijn dan ook de trotse bezitters van een bootje.

Op de trappers

De volgende dag lopen we onze neus achterna naar het Moderna Museet, waar de allerindividueelste expressies tentoongesteld zijn die je ook elders in de wereld in musea voor hedendaagse kunst ziet. We botsen op een constructie van tientallen ketchupflessen, in diverse stadia van leeggeknepenheid. “Weet je wat ik raar vind ?” vraagt de fotografe schalks. “Dat ik thuis ook veel van die kunstwerken heb maar dat niemand dat weet.” Daar moet ik om lachen, misschien iets te luid. De suppooste sommeert mij mijn rugzak op de borst te dragen, omdat ik anders de kunstwerken zou kunnen beschadigen.

Rijkelijk laat pas komen we op het idee dat in stripverhalen een gloeilamp van 100 watt boven ons hoofd zou doen branden : Huur Een Fiets ! We durven het de Stockholmreiziger warm aanbevelen, want deze stad laat zich het best per tweewieler ontsluiten. Alles ligt net iets te ver uit elkaar om te voet te doen zonder risico op blaren en andere specialiteiten van Dr. Scholl. Op het randje van de overmoed suizen we kriskras door de stad, van de hippe wijk SoFo tot de groene oase Djurgården, waar een pretpark is met onder meer Europa’s hoogste vrije val. Ook Junibacken vind je daar, een levend sprookjeshuis waar de wonderlijke wereld van Astrid ‘Pippi Langkous’ Lindgren tot leven wordt gewekt. Een must voor wie met kinderen de hoofdstad van Zweden bezoekt. Pippi is hier trouwens zo alomtegenwoordig dat je al gauw de aandrang krijgt haar een draai rond de oren te geven.

Bij valavond, een tijdstip dat zich hier tegen middernacht aanschurkt, wordt de overdag nogal grauwe obelisk van Edvin Öhrström alsnog een aantrekkelijk lichtbaken. We staan bij het Kulturhuset, wat Zweeds voor Cultuurhuis is. Na enkele uren op de trappers hebben we meer gezien dan in twee dagen te voet, waarmee weer de milieuvriendelijke superioriteit is bewezen van het vervoermiddel fiets. Toch ben ik na drie dagen verblijf niet helemaal content. Ik vat het plan op terug te komen op een ander moment, want door dat Midzomerfeest heb ik de indruk Stockholm alleen als sleeping beauty te hebben mogen aanschouwen. Als een film in zwart-wit : artistiek verantwoord maar niet de meest voor de hand liggende keuze voor een stad waar je met een beetje geluk het noorderlicht kan zien.

Door Jean-Paul Mulders – Foto’s Diane Hendrikx

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content