Betoverende vergezichten, gouden licht, vederlichte sneeuw, gezellige restaurants en schoon volk zijn de wintertroeven van het Zweedse Åre. Dat je er ook heerlijk kunt skiën maakt het plaatje helemaal af.

De Åreskutan, met zijn amper 1420 meter Åres hoogste bergtop, laat me niet meteen duizelen. Als doorgewinterde sneeuwkat heb ik wel meer nodig om ijlhoofdig te worden. Dat is ook de reden waarom het Scandinavische skiën nooit mijn winterkeuze is geworden. Want eindeloze vlakten en sparrenbossen associeer ik niet meteen met suizende afdalingen en een bruisende après-ski. Een uitnodiging om in het hoge noorden de latten aan te binden bezorgde me dan ook in eerste instantie een licht Ardennenskigevoel. Dat voorbehoud valt van me af als ik me op een vroege februariochtend in de ski’s klik om, verrukt door de onmetelijke schoonheid van de omgeving, in soepele bochten naar beneden te glijden.

Bovenaardse schittering

De zon heeft zich boven de einder losgerukt en hult het landschap in een gouden gloed. Langgerekte schaduwen tekenen zich af over de witte vlakte. Een korte klim met een sleeplift en het uitzicht is verbluffend, tot kilometers ver, over de grens met Noorwegen. Aan de voet van de helling schittert het meer met een bovenaardse helderheid.

Vanuit het lifthok klinkt een hippe beat. Een witblonde jongedame helpt een groepje skiërs op de lift. Hoewel het gebied bijzonder populair is bij Zweden tref je er, behalve wat Noren, Russen en een verdwaalde Engelsman of Nederlander, nagenoeg geen buitenlanders aan. Het is heerlijk rustig skiën over de goed besneeuwde en perfect onderhouden hellingen. Toegegeven, een duizelingwekkende Mur Suisse of een halsbrekende Franse zwarte hoef je hier niet te verwachten.

Op de top van de Åreskutan wacht het betere werk. Er staat een gure wind. De kabelbanen zijn bedekt met een dik laag rijm die zich als meerschuim aan de palen klit. De ingang van de bergstugan, de Zweedse versie van een stübe, valt amper te ontwaren en oogt als een trollenhuis tegen de straalblauwe hemel. Het is de vochtige zeewind die voor dit fraaie tafereel zorgt. Het bergmassief van het Jämptland is ondanks zijn geringe hoogte van amper 380 meter boven de zeespiegel, door zijn noordelijke ligging sneeuwzeker tot halverwege mei. De sneeuw knispert onder mijn latten en stuift bij elke zwenk in een fijne wolk uiteen. Sorbetsneeuw, laat ik me vertellen. In het prille voorjaar kleuren sportievelingen bij voorkeur buiten de lijntjes van de skipistes, spoortrekken in de droge luchtige poedersneeuw is er een lieve lust.

Copperhill

In de timmerstugan, aan de voet van de piste, letterlijk ‘houten huisje’, heerst de gezellige winterse sfeer van een berghut. De inrichting is een mix van oud en nieuw, zowat het handelsmerk van de Scandinaven. Een kop hete chocolade met een flinke geut aquavit en calorierijke dot slagroom doet mijn bloed weer stromen. Ondanks het middaguur kleurt de hemel al rozerood en zakt de zon langzaam achter de horizon. ’s Winters gaan de liften al om drie uur dicht, maar dat compenseren de Zweden met avondski.

Er rest me net de tijd om voor het donker Copperhill Mountain Lodge te bereiken. Het nagelnieuwe designhotel, aan de rand van het skigebied, is een staaltje van geïntegreerde architectuur. Ondanks zijn afmetingen valt het hotel, gebouwd op de terreinen van de oude kopermijnen, in een sobere combinatie van graniet, hout en glas, op een afstand nauwelijks te onderscheiden. Binnen in de enorme hal zetten de hoge granieten schouw en een in het oog springende koperen wand dominant de toon : robuust en elementair, wat men van een berglodge mag verwachten, maar niet zonder raffinement. Eames, Starck, Dixon, en nog een rits Scandinaven en Italianen zijn er onverbiddelijk op het appel.

Ook al fonkelen de verlichte hellingen uitnodigend, het avondski moet het afleggen tegen een uitgebreide saunabeurt in de Level. Ook hier laat het skiresort zijn sobere doch mondaine kant zien. Niet met krullen en frullen, maar met de kracht van de Scandinavische eenvoud. Het weldadige effect van de natuur en de elementen staan voorop. Met uitzicht over de besneeuwde hellingen, fruit en sapjes à volonté, een hete saunabeurt en een uitstekende pampersessie van een ranke blondine ; ik ben weer helemaal gecenterd en klaar voor een diepe nachtrust.

Zippen, strippen en elanden kussen

Åre is een perfecte uitvalsbasis voor de wintersporter die niet zo nodig elke dag op de latten wil en kiest voor afwisseling. Wie het even gehad heeft van ski, snowboarden, langlaufen, telemark, carving, en zelfs niet warm loopt voor parapente of heliski, kan zich beroepen op de Scandinavische klassiekers als sneeuwscooter en hondensleden, of op een rustiger plan B met wandelen, loungen, wellness en shopping in de hippe boetiekjes van het bergdorp.

Ik val echter voor zipping. Een sportief ogende jongeman hijst me in een korset van riemen en klemmen en voor ik het goed en wel besef, zoef ik aan een stalen kabel tussen de dennenbomen. Åre bezit de langste zipbaan op Europese bodem met acht platforms. De eerste sprong is een makkie maar hoe verder het parcours vordert hoe meer mijn adrenalinepeil de hoogte wordt ingejaagd. Als ik ten slotte ondersteboven en achterstevoren langs de boomstammen scheer, gaat mijn hartslag helemaal door het lint. Ik hou er een overweldigende waw-erlebnis aan over.

Ik kom op adem met een stevige lunch op de boerderij van een ietwat excentrieke Noorse advocate die de balie heeft ingeruild voor de zeventiende-eeuwse boerderij. Sylvi Jektvik houdt er een stelletje elanden in de achtertuin. Ze is helemaal weg van de beesten. Alles op Millestgarden staat er in het teken van de koning van de noordse bossen. Best verrassend, want je loopt niet elke dag zo’n kolos voor de voeten. Het is even schrikken als Arthur met zijn imposante lijf van één ton en buitenmaatse kop enthousiast komt afgedarteld en de vrouw haar lieveling met een aardappel tot een zoen verleidt.

Dat enige buitenissigheid de noorderlingen niet vreemd is, getuigt ook Åres levendige nachtleven. Ondanks de vrieskou moeten skipak en winterkleding het ’s avonds afleggen tegen niemendalletjes en stiletto’s. Abba-lookalikes blijken populairder dan ooit. Show en zang zitten nu eenmaal ingebakken in de Zweedse cultuur. Met de nodige scepsis verzilver ik mijn entreekaartje bij Wallmans Salonger voor een spektakeletentje. Knap ogende kelners verwelkomen de gasten en leiden ons naar een feestelijke dis met glanzende luchters. Niets ongewoons op het eerste gezicht tot de knappe kelners zich plots (tussen de soep en de patatten, zij het dan iets geraffineerder) uit hun jasje bevrijden en hun stevig gebouwde torso ontbloten. The show is on ! Wat volgt, is een wervelende opeenvolging van dans, zang en hilarische persiflages met kleurrijke kostuums en settings, afgewisseld met een garnalensoufflé en een hertengebraadje.

Tekst en foto’s Kat De Baerdemaecker

Een korte klim met een sleeplift en het uitzicht is verbluffend, tot kilometers ver, over de grens met Noorwegen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content