Een mild klimaat en het grootste vuurwerk ter wereld : Madeira kent zijn wintertroeven. Levadawandelingen en pieken die aan de Pyreneeën doen denken verwennen de overwinteraar die hier feestcalorieën wil verbranden.

In het zonovergoten azuurblauw glimmen enkele desolate rotsen – natuurreservaat Ilhas Desertas – terwijl het vliegtuig in een korte bocht naar de landingsbaan zwenkt, een betonnen terras over de snelweg die langs de groene rotsflanken kronkelt. Aankomen op Madeira lijkt landen op een vliegdekschip : dezelfde spectaculaire landing op een kunstmatige landingsbaan, zwevend boven de golven. Vlakke ruimte is schaars op Madeira, een berg in zee die piekt boven 1800 meter. De snelweg vanaf de luchthaven klieft door ondertunnelde bergen, overbrugt valleien en maakt snel duidelijk dat élke ruimte hier schaars goed is : hoofdstad Funchal dijt als een witte vlek uit in de bergen en slokt de omringende dorpen op.

Minder dan een uur na de landing zon ik op een ligstoel bij een van de zwembaden van The Cliff Bay in het westen van Funchal, strategisch verheven boven de oceaan. Het is de voorlaatste dag van het jaar en ik dep het zweet van mijn gezicht. Een buitenlift tegen het klif brengt me van de saunaverdieping naar de kade en het zwembad op zeeniveau. Via een ladder zak ik in de oceaan die met deinende golven mijn dampend lichaam likt, van teen tot top. Weg zijn de donkere dagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar, het is eind december en ik zwem in zee. Geen wonder dat ruim honderd jaren geleden Europese gekroonde hoofden en Britse aristocraten hier het overwinteren uitvonden. Sissi en de laatste Oostenrijkse keizer verbleven hier, later Hemingway, Bernard Shaw of oorlogspremier Winston Churchill. Vanaf het balkon van mijn hotelkamer kijk ik uit over de oceaan, de baai van Funchal en buurman Reids Hotel, vanaf 1891 het eerste hotel op Madeira. Sindsdien omarmt het eiland, met enig voorbehoud, het toerisme als een gouden kalf. “Het betere toerisme groeit”, verklaart woordvoerster Salomé Relvas van de toeristische dienst. “Voor hotels met minder dan vier sterren geldt een bouwstop.” Een miljoen bezoekers over enkele jaren is het doel, zolang ze van goeden huize zijn.

Het zonnebad midden in de winter doet deugd, maar voor een pure strandvakantie lijkt Madeira niet geschikt. Op het eiland is geen vlakke zandstrook te vinden, eerder een zegen dan een vloek. Hier geen hoogbouw voor zonnekloppers langs een eindeloos strand, maar een witte stad die behoedzaam de heuvels in klimt, als de traptreden van een gigantisch amfitheater met zicht op zee. De haven, beschermd door een vingerwijzende pier, lijkt dan vanzelfsprekend het podium voor het spektakel van Funchal. Op de zeeboulevard is gezien worden minstens even belangrijk als zien.

Artistieke lichtbloemen op rotondes, gloeilampzeilschepen in de haven, kitscherige, slederijdende kerstmannen flikkerend in de winkelwandelstraten, en vooral de hooggelaarsde kerstvrouwen in rood mini met maagdelijke bontkragen, alles moet de illusie van een kerstmarkt oproepen. Inclusief namaaksneeuw, engelenkoor en kribbe, al blijft het een absurde vertoning. Ook met zachte temperaturen is de kerst hier een échte traditie, met het eindejaarsvuurwerk als apotheose. “Het is nu officieel, erkend door het Guinness Book of Records“, pocht Salomé : “Ons vuurwerk in de haven is het grootste ter wereld.” Honderd jaren geleden introduceerden Engelse wijnhandelaren een bescheiden vuurwerk, een spektakel dat de eilandbewoners zich snel eigen maakten. Nu is de eindejaarsperiode de seizoenstopper op Madeira. “Voor het oudejaarsavondvuurwerk verwachten we vijf cruiseschepen en tot hoog in de bergen kun je het spektakel bewonderen.”

Bevoorradingspost in volle zee

Toen de Portugese ontdekkingsreizigers in de vijftiende eeuw het onbewoonde eiland ontdekten, noemden ze het Madeira, houteiland, naar het ongerepte oerbos. Het eiland werd een van de eerste nieuwe territoria voor de Portugese kroon. Minder dan een eeuw later was meer dan de helft van het eiland ontbost en groeide er suikerriet op de bergflanken. In de Portugese gouden eeuw ontwikkelde Madeira zich tot een voorpost in zee, de laatste bevoorradingsplaats voor de ontdekkingsreizigers op de trans-Atlantische oversteek. De huidige populariteit bij de cruiseschepen die dagelijks in Funchal aanmeren voor de grote oversteek kadert in de voortzetting van deze traditie, maar de passagiers lijken tegenwoordig minder avontuurlijk.

Vanaf de kade loopt de kabelbaan naar Monte, een dorp 600 meter boven zeeniveau, nu een buitenwijk van Funchal. Wie de kabellift neemt, wordt gefotografeerd, en een kwartier later ligt in het bovenstation je foto klaar. Tien euro, merci. Bezoekers komen naar Monte voor de Palace Gardens, de droomtuin van een excentriekeling met een voorliefde voor tropische planten en Japanse waterpartijen, maar ook voor endemisch bos en azulejo’s, de Portugese beschilderde tegelmuren. Vanuit Monte pendelt een kabelbaan naar de botanische tuinen, met mooie cactusverzamelingen en een collectie bedreigde endemische planten uit het oerbos van Madeira. Terug in Monte glijden we enkele kilometers bergafwaarts naar Funchal in een rieten mand op een houten slee, een tobogan bestuurd door twee rennende mannen met strohoeden en traditionele, met rubberzolen verstevigde schoenen. Halfweg smeren ze de glijders van de slee in met vet. Smeer was in de tijd van Churchill overbodig, volgens de staatsman lagen de kasseien er destijds “glad (bij), zodat wandelen gevaarlijk werd, vooral voor zij die de schoenen van beschaving dragen”.

Later, als je groot bent

Een volksdansgroep uit de bergen trekt in een kleine stoet over de Avenida do Mar, als rattenvangers van Hamelen met in hun zog fotograferende toeristen en spontaan meedansende stadsbewoners. Accordeon, trom, het handgeklap van de dansende vrouwen en een jongen met een brinquinho, een speelgoedinstrument bestaande uit een verticale fietspomp versierd met rammelende en ratelende ronddansende popjes, geven het ritme aan. Even typisch is de viersnarige luit braguinha, die migrerende eilandbewoners samen met het suikerriet in Hawaï introduceerden, waar de plantageslaven ze als ukelele bespeelden.

Mannen met wollen puntmutsen dragen geitenleren zakken wijn en reiken omstanders aquardente aan in een geitenhoorn. De sfeer is uitgelaten. Als ik in gebroken Portugees de kwaliteit van het vuurwater loof, volgt het ene glas na het andere. De acht dansende oude vrouwtjes, in hun traditionele klederdracht haast identiek en allemaal even klein, komen amper tot aan mijn schouders. Portugezen van het vasteland spotten vanouds met de kleine gestalte van de eilanders. “Later, als je groot bent, mag je op het veld werken, leerden de ouders hun kinderen. Maar omdat niemand op de steile landbouwterrassen wilde werken, weigerden de Madeirezen op te groeien”, lacht iemand met een glas te veel op.

Curral das Freiras, diep in de bergen aan het eind van de weg, koestert zich in zijn isolement. Hier, ver van de kust, verscholen de nonnen zich in de zestiende eeuw al voor piraten en invasies. Vanaf de Miradouro Eira do Serrado bewonder ik een dramatisch panorama, met diep onder mij het dorp tussen de pijnboombossen van Madeira’s majestueus gebergte. Zoals de steile terrassen trapsgewijs de flanken van de kom beklimmen, lijken het wel Aziatische rijstvelden. Wie naar de rots achter de miradouro klimt, kijkt door de Vallei van Socorridos naar de kust.

Pas sinds 1959 verbindt een – nu afgesloten – zigzaggende bergweg de ontoegankelijke vallei met de buitenwereld. Intussen loopt een lange tunnel dwars door de berg, als de riante toegangspoort voor een dorp van enkele honderden zielen. Voor de logge toeristenbussen uit Funchal komt dat goed uit, maar wie op zoek wil naar authenticiteit, moet te voet de bergen in.

De kronkelweg is weg

Op weg naar de noordkust realiseer ik mij dat Madeira ongetwijfeld een recordaantal tunnels telt. De schimmige bergpieken kondigen een bochtig parcours naar São Vincente aan, maar de snelweg verdwijnt in enkele lange tunnels en leidt de automobilist in een kwartiertje van de ene naar de andere kant van het eiland. Alleen wie de oude weg volgt via bergdorp Encumeada, vertrekpunt voor wandelingen op hoogte, realiseert zich dat Madeira een berg is. Die keuzevrijheid van wegen is er niet meer tussen São Vincente en Porto Moniz, waar oude reisgidsen waarschuwen voor de achttien kilometer kustweg die vervaarlijk tussen klif en oceaan slingert. Geen snedig bochtenwerk langs de golven meer, de oude weg werd vervangen door een serie steriele tunnels die je in een oogwenk naar het uiterste westen brengen.

Aan drama ontbreekt het nochtans niet in Porto Moniz, waar de golven van het noordwesten spectaculair als fonteinen breken op de grillige kust. De claim to fame van de badplaats zijn de natuurlijke zwembaden beschermd door de rotsen, die veilige en ondiepe poelen achterlaten. Het fort, nu een cafetariaterras, kijkt uit over de noordkust, gehuld in laaghangende wolken. De noordkust, sterk onderhevig aan de elementen, is ruwer, maar ook natter en killer. Op de terrassen rond Porto Moniz beschermen gevlochten rieten matten de wijnranken tegen te harde wind.

Alleen toeristen kruisen het eiland nog via de hoogvlakte van Paul da Serra, tot voor de komst van de tunnels de enige route van het noordwesten naar Funchal. Weg van de kust verbaast de ongereptheid van het hoogland. Van zeeniveau klimt de weg door dennenbossen in enkele minuten naar duizend meter, met adembenemende miradouro’s over de met laurierbos bedekte valleien ten noorden van de weg. Ver in het zuiden vallen de glooiende hellingen in de oceaan. Halfweg de hoogteweg wandelen we van de N110 naar Rabacal, een gehucht van enkele huizen en vertrekplaats voor enkele populaire levada-wandelingen. Duizend vierhonderd kilometer smalle irrigatiekanalen, levada’s, brengen het bergwater naar terrasvelden in de verste uithoeken. De kanalen, die de contouren van de bergen volgen, lopen nu eens langs terrassen en bossen, dan weer recht op de rotswand met langs het smalle richelpad een diep ravijn, of door honderden meters lange tunnels. Een gezapig pad door het Laurasilvabos leidt naar de Riscowaterval, een van de minst uitdagende wandelingen van het eiland. Iets veeleisender lijkt de levada das 25 Fontes die naar een mossige oase van watervalletjes en varens stroomt. Wandelaars met hoogtevrees vinden nu eens houvast aan het muurtje van het kanaal en “op de gevaarlijkste plekken” beschermt een kabelreling de achteloze wandelaar voorbij het ravijn. Om niet dezelfde weg terug te lopen zakken we even in de vallei en klimmen langs de levada da Rocha Vermelha terug naar ons vertrekpunt. De ene wandelgids met Duitse toeristen houdt voor dat mijn route verboten is, een ander wijst behulpzaam de weg. Slechts even verlaten we het aangeduide wandelpad en vinden het authentieke Madeira : enkele bergbewoners slapen hun siësta in een grot.

De hemel ontploft

De bergen of de zee ? Op Madeira moet je niet kiezen, maar de dadendrang om pieken te beklimmen lijkt op wandelparadijs Madeira moeilijk in toom te houden. Vanaf Pico do Areiero, op 1818 meter de derde top en met de wagen bereikbaar, zie ik hoe de wolken de noordkust in een maagdelijke witte sluier hullen. De zuidkust tekent zich scherp af in de zon, perfect wandelweer. Als enkele bijna bejaarde wandelaars pochen dat ze in amper drie uur naar Pico Ruivo zullen stappen – het hoogste punt van het eiland – knoop ik vastbesloten mijn wandelschoenen vast. De balkonwandeling van Madeira, dwars over de centrale bergketen, begint met een lange afdaling over steile trappen. Op de pittige klim naar de Pico das Torres (1851 m) keren enkele wandelaars al terug op hun passen. De vergezichten over steile ravijnen, groene valleien en ruwe rotsen zijn spectaculair, net zoals het soms smalle wandelpad. Diep onder ons ligt Curral das Freiras in de vallei. Met de laaghangende wolken als cappuccinoschuim rond het eiland, wandelen we over het dak van Madeira. We stappen terug naar Pico do Areiero via de korte route, waar vijf levadatunnels door de Pico das Torres en Pico do Gato ons één stevige klim besparen. Onderweg ontmoet ik de té optimistische oude berggids, zuchtend : “Met deze dame erbij duurt de acht kilometer – enkele richting – dalen en klimmen naar Pico Ruivo ruim vijf uur.”

Klokslag middernacht ontploft de hemel boven de haven van Funchal, in vurige bloemen van rood, blauw, groen en stralend wit die glashelder weerspiegelen op de zwarte oceaan. Vanaf de Avenido do Mar en van op drie boten op zee flitst tien denderende minuten lang een verblindend spektakel ten hemel : ruim veertig ton vuurwerk, simultaan verschoten vanaf tientallen locaties, het grootste ter wereld. Kreten van ontroering echoën in de baai van Funchal, en tot hoog in de bergen. Op het terras van The Cliff Bay klinken de champagneglazen, ratelen de galajuwelen en smakken de kussen : ” Feliz ano.”

Tekst en foto’s Jo Fransen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content