Een muur van honderd insecten, uitvergroot tot het formaat van kreeften, in wat gemakshalve alle kleuren van de regenboog kan worden genoemd. Er zitten griezels bij die aan rorschachtests doen denken. Zwarte kevers, gepantserd als wapentuig van de Waffen-SS. Frêle vlinders, absintgroen of hemelsblauw als ritseljurkjes van prima ballerina’s. Sommige missen een voelspriet of een poot. Samen stralen ze schoonheid uit en dood, een gevoel dat versterkt wordt door de gloed van de spots en de helderheid van de gebruikte materialen. De kunstenaar staat erbij, aangeschoten maar niet kwaadaardig. Hij draagt combat boots en het soort jasje dat in 1950, toen Mao nog de plak zwaaide, erg in trek was bij het Chinese volksleger. Links en rechts duikt hij op, als een duvel uit een doosje. Hij knoopt gesprekjes aan met geïnteresseerde vrouwen en illustreert aanschouwelijk waarom nogal wat mannen zich in de creatieve sector wagen. Wie niet sterk is, moet slim zijn – of kunst vervaardigen. Het vergroot je sexappeal met factor tien.

De plaats van de vernissage is ook van aard indruk te maken : twee middeleeuwse torens die sinds mensenheugenis de oevers van de Leie bewaken in het ingedommelde stadje K. Voor de gelegenheid heeft het al zijn restjes hipheid bijeengeschraapt. De drank die wordt geschonken is een verraderlijk mengsel van onder meer redbull en gin, dat mij uiterst geschikt lijkt om zelftrekkende grasmaaiers aan de praat te krijgen. Twee ingehuurde muzikanten voorzien de oude toren van muzikaal wandtapijt. Die met zijn laptop lijkt op de plaatselijke keurslager, met zijn ronde kop en rode konen. De bassist ziet eruit alsof hij gisteren nog bij Led Zeppelin zat. Ze ontlokken vreemde geluiden aan hun instrumenten, klanken die mij de indruk geven dat ik in een bovenmaatse baarmoeder zit. Het Engelse womb zou beter passen. Womb womb womb, dat is precies het geluid dat zij maken. Het werkt stimulerend op de stuwing der geslachten.

Op de wenteltrap tref ik een paartje dat er zichtbaar moeite mee heeft de coïtus nog even te verdagen. “O pardon”, mompel ik. Het is sterker dan mezelf. Ik blijf dat zeggen, hoewel ik mij daar ouderwets bij voel, een fossiel als het ware, opgedolven uit een tijd waarin mensen zich verontschuldigden en dan nog in het Frans.

Boven kun je naar een soort screensavers kijken met telkens wisselende insecten. Minstens even indrukwekkend is echter het dakgebinte, dat eeuwenoud en oerdegelijk is. Ik kijk door een van de venstertjes naar de rivier en stel mij voor dat ik een middeleeuwse wachter ben, gewapend met een kruisboog waarmee ik mensen en eenden door de keel kan schieten, lang voor de tijd dat – om iets te noemen – Kia en Gamma er waren.

Gedurende enkele minuten bevind ik mij moederziel alleen in de donkere torenzaal, met haar ruige balken en verweerde muren waarin dikke ringen van ijzer gemetseld zijn. Naar hun toepassing heb je het raden, maar prikkelend voor de verbeelding zijn ze wel.

“Kinky plek he ?” kwekt een jonge vrouw die inmiddels naar boven is gekomen en mijn gedachten lijkt te raden. De zusjes van Tiany Kiriloff, moppert het fossiel in mij. Niets kunnen ze nog onuitgesproken laten, met hun tongpiercings en de subtiliteit van de grote fanfare.

Door het raampje zie ik een vrouw van middelbare leeftijd uit een shuttle komen met het logo van de beurs voor superrijken. Die is verderop aan de gang. De vrouw heeft een zonnebril in haar haren geprikt, hoewel de avond al lang is gevallen. Ze stapt haar hotel binnen met een air, o zo’n air. In haar tred ligt de arrogantie van verre kroondomeinen. De afwezigheid van elk besef dat ook zij zal moeten sterven, binnenkort, en dat alle kluiten van de wereld daar geen beletsel voor zullen vormen. Ik overweeg naar haar toe te lopen om haar dit feit te melden. Ik laat het toch maar. Je weet nooit of ze laat haar hond op mij los, zo’n mormel dat hier in de streek tamelijk beeldend nepreutelekker wordt genoemd. Voorts hebben ze nieweirds en akkelgaten, kiszakken en keppemoakers, moaneschyters en schoffelscheuten.

Van de talen die ik min of meer spreek, is deze mij misschien wel het dierbaarst, al ben ik haar woorden aan het vergeten en valt ze stilaan brokkeverschêen.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content