‘Het was intens, loodzwaar én onvergetelijk.’ Phara de Aguirre en Kristien Van den Bon fietsten en liepen dit jaar mee in de Roparun, de langste estafette ter wereld, van Parijs naar Rotterdam, met als doel geld te verzamelen voor mensen met kanker. Een strijdverslag.

KRISTIEN : ‘Ik ben nog helemaal in de roes’, belt Phara me. ‘Ik loop op wolkjes.’ Met een groep ex-kankerpatiënten hebben we tijdens het Pinksterweekend deelgenomen aan de Roparun. Zo’n 530 kilometer in nauwelijks 50 uur. Ik heb een kleine 70 kilometer gelopen, Phara heeft 300 kilometer gefietst. En dat alles met nauwelijks drie uurtjes slaap… Amper te geloven. Anderhalf jaar geleden lagen we in puin, nu dit. Hiermee hebben we een statement gemaakt, onze rotkanker een poepje laten ruiken : wij geven ons niet zomaar gewonnen. Wat dachten ze wel !

PHARA : Of ik meedeed aan de Roparun, vroeg Kristien me vorig jaar. Kristien is sportiever dan ik. Na haar behandeling tegen borstkanker liep ze een achtste triatlon. Ik loop trappen, meer niet. Zonder goed te beseffen wat die Roparun inhield, zei ik ja. Wat fietsen tussen Parijs en Rotterdam, dat moet wel lukken, dacht ik. Maar toen we op een grijze zondag bij wijze van proef de afstand Zele-Stabroek (65 km) aflegden, sloeg de vertwijfeling toe. Die afstand zouden we tijdens de Roparun minstens vier keer moeten doen. Mijn zitvlak was studiozetels gewend, geen fietszadel. Maar ik kon Kristien toch niet in de steek laten ? Oefenen dus. Koersbroek aan en kilometers vreten.

KRISTIEN : Waar zijn we aan begonnen ? Dit is al een kluif voor geoefende sporters, ‘valide’ loopfreaks. Ach, we zien wel. Niets forceren, luisteren naar ons lichaam : dat hebben we wel geleerd. Lotgenoten Vlaanderen heet ons team. De naam is bedacht door Winy, een Nederbelg die al meerdere keren de Roparun gelopen heeft, zonder maag. Die is hij kwijt door kanker. Ik werk mee aan de voorbereidingen, we ronselen deelnemers : lopers, begeleidende fietsers, chauffeurs en bijrijders, kinesisten, cateraars… Ook sponsors moeten overtuigd worden. Om onduidelijke redenen komt dit van oorsprong Nederlandse initiatief in Vlaanderen moeilijk uit de startblokken : van de 253 ingeschreven ploegen zijn er slechts vijf uit Vlaanderen. Mijn werkgever zegt toe als hoofdsponsor, het inschrijvingsgeld wordt betaald, de kledij besteld. Voor we het beseffen zitten we tot onze nek in een avontuur waarvan de afloop bijzonder onzeker is.

PHARA : In de week voor de Roparun stuur ik een persbericht rond, ook naar de collega’s van het journaal. Altijd een beetje gênant, jezelf in de schijnwerpers zetten, maar dit initiatief mag wel wat aandacht krijgen. Helaas, ’t heeft niet mogen baten. Onbekend is onbemind.

KRISTIEN : Vrijdag 9 mei, 14 uur. Ik wacht met enkele teamleden op de eerste camper die ons oppikt richting Parijs. Phara vertrekt morgenvroeg met het ‘volgbusje’, waarmee de lopers elkaar zullen aflossen. Een tweede camper vertrekt vanuit Oostende. Wij wilden extra vroeg in Parijs zijn om nog één keer goed te slapen, want nachtrust zullen we ontberen. Helaas : de bestelling die we aan de supermarkt bezorgden – eten en drinken voor drie dagen voor het 24 leden tellende team – stond niet klaar. Vergetelheidje van de gerant. Dus snel nog shoppen. Stom tijdverlies. Waardoor we in het drukke pinksterverkeer belanden. Pas rond 23 uur zijn we in Parijs.

PHARA : Zaterdag 10 mei, 7.45 uur. In mijn gesponsorde koersbroek wacht ik aan de afrit Vilvoorde op het busje dat uit Mechelen komt. Naarmate we Parijs naderen, rijden we de wagens van andere teams voorbij, campers, bussen, zelfs een vrachtwagen, met vooral Nederlandse nummerplaten. Dat ze op weg zijn naar de Roparun leiden we af uit het teamnummer op de wagens. Op ons busje kleeft nummer 239. Ik begin te beseffen hoe groots die Roparun wel is. Tegen 11 uur arriveren we in het park La Courneuve aan de rand van de stad.

KRISTIEN : In La Courneuve worden de laatste richtlijnen gegeven en drank en voeding verdeeld over de twee campers. Twee teams, met elk hun eigen camper, chauffeur, bijrijder en kinesist zullen elkaar aflossen na elke 65 kilometer. Ons team, team 1, vertrekt als eerste om 13.59 uur. Ploegkapitein Winy stelt voor dat ik start als loper.

PHARA : Altijd een beetje onwennig, zo’n nieuwe groep mensen. Wat ons bindt, is de kanker die we in ons lijf hadden of die in het lijf van één van onze geliefden zat. Borsten, lymfeklieren, maag,… er zit van alles wat in ons team, maar details hoeven we niet te weten. Die hebben we al genoeg verteld. Die kanker is verleden tijd. De volgende dagen gaan wij geschiedenis schrijven.

KRISTIEN : 13.59 uur. Het startschot, we zijn vertrokken. Ik zie een aantal lopers als een speer vertrekken, aangemoedigd door talrijke supporters. ‘Hallo jongens, roep ik, dit is niet de 5000 meter ! We moeten nog tot Rotterdam !’ Ik doe het liever rustig aan. Mijn lichaam in loopmood brengen. Het zal veel vergen van dat lijf van mij. Na elke 2 kilometer staat het busje ons op te wachten. Dan is het de beurt aan één van de andere drie lopers : 2 kilometer lopen, 6 kilometer busje, 2 kilometer lopen… en dat zo’n 65 kilometer lang per shift.

PHARA : Julia en ik fietsen mee met team 1. We loodsen onze loper Parijs uit, tussen huizen, flatgebouwen, industrieterreinen en vooral veel verkeerslichten. Naarmate de kilometers vorderen, wordt het landschap mooier. Voor ik het goed en wel besef, staat het andere team klaar om af te lossen. 19.30 uur : onze eerste ‘shift’ zit erop.

KRISTIEN : In de camper even bekomen, wat eten, een stevige massage om de spieren soepel te houden, wat opfrissen en slapen. Dat lukt natuurlijk niet, onze biologische klok zegt dat het nog veel te vroeg is… Dus rusten we wat tot de volgende teamwissel. 01 uur. Opstaan, loopschoenen aan en de kille nacht in. Nu ons lichaam eindelijk wil slapen dwingen wij het tot presteren. Deze tweede shift valt me zwaar. Hoe hou ik dit vol ? Niet denken, doorgaan. Ik pas de Justine Henintechniek toe : déze loopsessie tot een goed einde brengen, niét denken aan de vorige of de volgende. Mijn gewrichten kreunen. De antihormoonpillen die we moeten slikken tegen onze kanker, laten zich voelen. De eerste 50 meter loop ik als een kreupele gans, de beruchte Nolvadexpinguinwalk. Tandenbijten. Mijn ademhaling wil niet verdiepen, ik hijg. Alles wringt. De wissels verlopen moeizamer. Het is niet simpel om je eigen team te herkennen in het donker. Als we van ver lichtjes zien aankomen, roepen we : ‘Zijn wij dat ?’ Waarop meestal een onbekende stem antwoordt : ‘Nee, ’t zijn wij.’ Hilariteit alom. We worden moe. Het niveau van de grappen is omgekeerd evenredig met de graad van vermoeidheid.

PHARA : Stikdonker is het op de routes départementales. Het enige licht komt van onze lichtgevende veiligheidsjasjes en armbanden. Op het hoofd dragen we een Petzl om de kaart te lezen die op het stuur gemonteerd is. Als een kerstversiering op wielen rijden Julia en ik voor of achter onze loper. We zijn blij als we voorbijgestoken worden door snellere teams, dan kunnen we de lichtjes volgen. Eén voordeel heeft de nacht. Het is koel, dat beweegt makkelijker. Na uren fietsen horen we de eerste vogels en zien we aan de horizon de dag beginnen. ‘De reis waard’, zou de Michelingids zeggen. Toch ben ik blij als ik team 2 weer zie staan.

KRISTIEN : 7 uur. Wissel, oef. Nu moéten we slapen, anders komen we in de problemen. Snel eten, massage, tanden poetsen. ‘Phara vergeet je pillen niet, ondanks ons avondritueel is het wèl ochtend.’ Met de camper naar de volgende wisselplaats.

PHARA : De rust is van korte duur. Na amper een uurtje slaap in een rijdende camper horen we ambiance : Paul De Leeuw, Marco Borsato, Frans Bauer. ‘Heb je even voor mij ?’ Onze chauffeurs hebben de campers op een drukbezochte parkeerplaats gezet, waar mensen van het Erika Ziekenhuis uit Rotterdam alle deelnemers vergasten op koffie, croissants, soep en broodjes met worst. Allemaal gratis, het lawaai moet je erbij nemen. Slapen zit er niet meer in. Dus zoeken we de plaatselijke sporthal op, waar we koud mogen douchen.

KRISTIEN : 12 uur. Teamwissel, derde shift. Vreemd genoeg is het mijn makkelijkste shift. Ik ben over mijn pijngrens gegaan. Het lijkt alsof ik vleugels krijg. Ik adem in twee keer in, en de tweede keer lijkt het wel alsof de kelderdeuren van mijn longen openzwaaien met een zuurstofshot tot gevolg. Ik word er high van… Runnershigh ? Heb het gevoel dat ik eeuwig kan blijven lopen. Ik doe 8 of 9 keer 2 kilometer, meer dan 16 kilometer, ik ben de tel kwijt.

PHARA : Einde Frankrijk. In Quiévrain gaan we de grens over en op slag is ’t uit met de landelijke schoonheid. In plaats van de rustige routes départementales sjokken we voort op de N525 naar Chièvres. Rechttoe, rechtaan, geen fietspad, brandende zon. Hels. Hadden ze nu echt geen andere route kunnen bedenken of wilden die Belgen die Nederlandse Roparunners de duivel aan doen ? Andere teams steken ons in sneltempo voorbij. Uren na ons zijn in Parijs de laatste en snelste teams vertrokken, met lopers die een gemiddelde snelheid van 14 kilometer per uur halen. Ze rennen om te winnen. Doe maar, denk ik, wij hebben al gewonnen.

KRISTIEN : Rond 19 uur sluiten we onze lange hete shift af op de Belgische taalgrens. Met de camper rijden we naar Zele, waar de Roparun welbekend is. Al enkele jaren loopt een team uit Zele mee. Dit jaar organiseert Zele een groots Afrikaans straatfeest ter gelegenheid van onze doortocht. Weer geen tijd om te slapen dus. Te veel ambiance, te veel adrenaline in ons lijf. Een snelle douche in de voetbalclub, een terrasje in de avondzon met familie en vrienden die zijn komen supporteren en dan wachten op onze hoge gast : minister-president Kris Peeters loopt een eindje mee, bij wijze van steun. Hij onderbreekt er zelfs zijn familieweekend aan zee voor.

PHARA : Het is eens iets anders, fietsen naast de minister-president. Tot nu toe zagen we elkaar in studio-outfit. Nu heb ik een koersbroek aan, hij een loopbroek. De collega’s van het journaal missen iets. De sfeer in Zele is geweldig. Voor het eerst voelen we ons warm onthaald, kilometerslang. We vergeten op slag dat Rotterdam nog heel ver weg is.

KRISTIEN : Overal staan kaarsen langs het parcours, mensen applaudisseren. Super. Dat is wat we nodig hebben om opnieuw de nacht in te gaan voor onze vierde shift. Nu wordt het menens. Ik heb al zo’n 45 kilometer in de benen en slechts een uurtje geslapen…02 uur. We lopen via de Sint-Annatunnel over de Antwerpse kaaien. Het contrast met Zele is groot. Geen levende ziel weet hier blijkbaar van de Roparun. We zijn ontgoocheld. Antwerpen, wereldstad ?

PHARA : De Noorderlaan in de Antwerpse haven om 4, 5 uur ’s nachts. Erger bestaat niet. Wat doe ik hier in godsnaam ? Waar is het einde van die verdomde Noorderlaan ? Was er geen leukere route te bedenken ? Kan team 2 ons niet wat vroeger aflossen ? De moed zinkt me in de schoenen, mijn zin om te praten met de lopers ebt weg, ik fiets en zwijg. Voor de tweede nacht op rij zien we het licht worden aan de horizon, maar dit keer bekoort het schouwspel me niet. Slapen wil ik.

KRISTIEN : In het lopersbusje slaat de vermoeidheid toe. We evolueren van prikkelbaarheid (niveau 1) over slappe lach (niveau 2) naar huilen (niveau 3). Ik crash, voel de tranen opkomen. Van pure uitputting. ‘Jongens, neem me niet kwalijk, ik ga buiten even janken’, waarschuw ik de teamgenoten terwijl we wachten op onze loper voor aflossing. Deze shift is loodzwaar. Zomaar eventjes 80 kilometer, dat is 20 kilometer langer dan de gemiddelde shift en dat zo laat in de wedstrijd… Ik wil doorbijten, want iedereen zit op zijn tandvlees. Winy slaat een sessie over. Dirk en Annelies, immer vrolijk, worden verdacht stil. Mijn negende sessie is niet veel meer dan gestrompel. Ik zie zwarte vlekken, kan mijn rechte lijn niet houden, weet dat het een kwestie van meters is voor ik tegen de grond smak. Even later zit ik in het busje wezenloos te staren. Ook ik sla voor het eerst een shift over. En nog één. Het is op. Na 65 kilometer. Annelies en Dirk, onze best getrainde lopers, ontpoppen zich als rotsen in de branding. Samen met Winy nemen ze de laatste kilometers voor hun rekening. Ik suf en staar, voel niks, absoluut niks.

PHARA : Stabroek, Putte en dan de grens over, Nederland in. Ossendrecht, daar moeten we zijn, daar neemt team 2 het over. Ik tel de kilometers af. Eindelijk zijn we er, maar neen, we moeten het dorp nog door. Een dorp dat vorig jaar bekroond is als mooiste Roparundorp en ook nu die titel wil binnenhalen. Winy wil dat we dat gezien hebben. Wakker blijven dus en de gekte trotseren.

KRISTIEN : Maandag 12 mei, 6 uur. We zijn nu 8 uur aan het lopen. Ik rij door Ossendrecht in het busje. Het hele dorp staat op straat, sommigen in pyjama, en overal staan bandjes te spelen en een massa supporters. Nooit gezien. Jammer genoeg heb ik zelfs niet meer de kracht om te glimlachen, laat staan te wuiven. What a waste

PHARA : Eindelijk zijn ze daar, team 2 én de campers. Ik slik mijn pillen, haast me mijn slaapzak in en val meteen in slaap. Twee uur later word ik herboren wakker, klaar voor de eindsprint. Nog 45 kilometer : Rotterdam, here we come.

KRISTIEN : We staan ervan versteld hoe snel we recupereren : twee uur slaap blijkt pure luxe na de voorbije ontbering.

PHARA : Het busje mag niet meer mee op het parcours. De lopers moeten de rest van de weg meefietsen en om beurten een stuk lopen. Dit is corvee voor hen. Ik voel me een luxepaard op mijn fietszadel. Gelukkig kennen de Nederlanders de Roparun wel. In ieder dorp worden we toegejuicht, de lokale brandweer of tuinslangbezitter zorgt voor verfrissing. Pinksteren was heet dit jaar, ik zal het niet snel vergeten.

KRISTIEN : Middag en drukkend warm. Dit is onze derde hete middagshift, na twee nachtshifts. Team 2 liep de ochtend- en de avondshifts. Volgend jaar misschien toch voor wat meer evenwicht zorgen. ‘Dit is mijn zwaarste Roparun ooit’, zei Winy gisterenavond al, en toen moest het ergste nog komen. Ik start vol goede moed : ’t is niet ver meer, een fluitje van een cent. Maar mijn carrosserie denkt er anders over. Algauw verschijnen er meer zwarte vliegjes voor mijn ogen dan er in de lucht zitten. Ik zwalp. Als ik de finish wil halen, moet ik het op de fiets doen. Ook Winy heeft het zwaar en kort zijn loopbeurten in. De andere teamgenoten nemen over en bijten door. Dit is afzien.

PHARA : Nog 20 kilometer, we beginnen aan de eindsprint. Ook de lopers van team 2 moeten nu mee op de fiets. Kristien kan niet mee. Ik vloek vanbinnen, dit had ik liever samen met haar uitgereden.

KRISTIEN : Er is een fiets te weinig om alle lopers naar Rotterdam te laten rijden. De teamgenoten halen mij met zachte dwang van mijn fiets. Kris is frisser en neemt over. Ik ben ontgoocheld. De mooiste 20 kilometer, de allerlaatste, moet ik in het busje afleggen.

PHARA : Winy, onze veteraan, krijgt het moeilijk maar wil niet opgeven. Fietsen gaat nog, maar met lopen moet hij zuinig zijn. Hij spaart zijn krachten voor het moment dat we de Daniel den Hoedkliniek in Rotterdam voorbijkomen, het ziekenhuis waar hij zelf voor kanker behandeld is. Winy loopt en slikt, ik fiets en slik. En dan de laatste rechte lijn, de Erasmusbrug over en eindelijk de Coolsingel op. In de massa volk langs de kant zie ik mijn man en jongste zoon staan, mijn man heeft bloemen bij, mijn zoon zwaait met de Belgische vlag. Met een krop in de keel naderen we de eindmeet.

KRISTIEN : Met het hele team lopen we over de finish. De voldoening is groot. We zijn heel diep gegaan maar hebben het gehaald. Iedereen staat er wat onwezenlijk bij : hebben we dit echt klaargespeeld ? De kanker heeft ons niet kleingekregen, beseffen we eens te meer. De zwarte vliegjes, de Noorderlaan, het slaaptekort… allemaal vergeten. Of zoals teamgenoot Kris zegt : ‘Pijn is tijdelijk, opgeven is voor altijd.’

Portretfoto’s Saskia Vanderstichele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content