Wat maakt een banaan tot een fair-tradebanaan ? Daar zijn tal van voorschriften voor. Is hij vlekkeloos ? Niet te recht, niet te krom ? Netjes gewassen in drinkbaar water ? En droegen de plantagearbeiders wel rubberlaarzen ? Een bericht vanuit de Dominicaanse Republiek.

Levend spaarvarken

Buiten het dorp Punta Larga, op het erf van Simiona Rojas, wroet het grootste bezit van de familie in de vochtige aarde, vastgebonden aan een grote mangoboom. Een varken, een letterlijk spaarvarken : het eet afval, tot het zelf gegeten wordt. Cacaobonen liggen te drogen op een vel plastic. Aridio Antonio, Simiona’s man, roert ze om met een lange hark. Zij vertelt het verhaal. Dat ze drie hectare heeft geërfd, en er elders nog twee huurt. Dat ze in ’98 een van de eerste leden van de coöperatie Conacado werd omdat ze geen kant meer op kon, nadat haar oogst was verwoest door een cycloon. Tot die dag had ze haar cacaobonen verkocht aan een van de grote exporteurs, maar die had haar jarenlang bedrogen, met fout afgestelde weegschalen en dergelijke. Na die tornado heeft de opkoper haar helemaal in de steek gelaten. Toen ging ze bij Conacado, ook omdat ze daar een goedkope lening kreeg. Sindsdien gaat het haar goed. Hoé goed, zien we als de donder rommelt, bliksemschichten knetteren en er niet veel later druppels vallen, groter dan munten van twee euro. Mensen, honden en katten schuilen onder Simiona’s veranda. Binnen, in het donkere houten huis, staan een elektrische wasmachine en een reusachtige ijskast, en speelt de tv, alleen voor de kippen, die op tafel restjes rijst pikken.

Tot tien jaar geleden was de export van cacao in de Dominicaanse Republiek in handen van vier grote families, maar nu zorgen gecertificeerde fair-tradeboerencoöperaties voor 85 procent van de uitvoer. Conacado, in 2009 de grootste exporteur, is een organisatie van bijna tienduizend boeren, die elk één tot anderhalve ton per jaar produceren.

Een ‘cabosse’ met koorts

Jonge kerels rijden af en aan, met achter op hun brommer een grote zak cacaobonen. De lading wordt meteen gewogen en betaald, en de kerels gaan er als de wind weer vandoor. Misschien wel naar de plantage van Eusebio Belèm. Plantage, dat is wel een heel groot woord voor Eusebio’s achtertuin. Grillige cacoabomen van drie tot vijf meter hoog staan er kriskras door elkaar, op een drassig, hobbelig terrein. Hoe weet Eusebio dat een cacaovrucht rijp is ? Het blijkt fingerspitzengefühl : het is niet te zien, maar wel te horen : een rijpe vrucht klinkt een beetje hol. En ’s avonds is ze warm, alsof ze koorts heeft.

Eusebio hakt een rijpe cabosse open alsof het een kokosnoot is. De vochtige cacaobonen liggen in een bundeltje in de baba, een papje met de kleur en de textuur van stopverf. Eens geoogst, is er haast bij, want een cabosse is onmogelijk te bewaren. Na amper zes uur begint de vrucht te gisten en te rotten. Inpakken en wegwezen : naar de coöperatie ermee, waar de bonen worden gefermenteerd en gedroogd. Het zure gisten in houten kisten duurt vijf tot zeven dagen. Dan drogen. Dat duurt zes dagen. Om de vijftien minuten moet erin geroerd worden. Niet ’s nachts. Dan slaapt de mens, en is ook cacao in diepe rust verzonken.

Reddende brug

In Chinguelo is het hele dorp uitgelopen, iedereen in zijn zondagse goed. Een van de verantwoordelijken van Cooproagro heeft een wit gewaad aangetrokken en zich omgord met een dik katoenen touw, voor de plechtige inhuldiging van Puente Peatonal Cooproargo, een voetgangersbrug. God wordt bedankt voor deze creatie. En Max Havelaar in het bijzonder. En Cooproagro. De helft van de brug is betaald, de andere helft is een voorschot op de bonussen van Cooproagro. De burgemeester, evenals de voorzitters van een en ander, houden toespraakjes. Dan neemt de oudste man van het dorp het woord, met tranen in de ogen en met tremolo’s in de stem : “Ik ben tachtig jaar oud. Nooit heb ik durven dromen dat ik dit zou mogen meemaken. Mijn hele leven waren we van de wereld afgesloten. Zoveel mensen zijn gestorven omdat we ze niet naar de dokter konden brengen. Dankzij deze brug kunnen zieken naar het hospitaal. Ook als de rivier gezwollen is, kunnen onze kinderen naar school.”

De kinderen zingen de nationale hymne en een lied dat voor de gelegenheid gemaakt is. In de verte grommelt alweer donder en flikkert bliksem. Als het begint te druppelen, drommen we samen onder de brede kruin van een boom. Boven ons hoofd hangt een versleten hoge schoen, de veters om een tak geknoopt, bij wijze van nestkastje.

Educatie en consultatie

Iglesia San Ramón, niet ver van Haïti. In het dorpshuis is een Programa de Salud Preventiva aan de gang. In het publiek zitten vrouwen met krulspelden in het haar en een baby aan de borst. Elke maand is er één uur educatie over diverse onderwerpen, van seksuele opvoeding, hygiëne, over ongedierte in en om het huis, over de gevaren van insecticiden voor kinderen. In opdracht van Banelino trekt dokter Miguel García-Tatis van maandag tot donderdag rond, om in de dorpen, na dat uurtje educatie, twee uur consultatie te houden : vaccinaties, uitstrijkjes, bloeddrukmeten… “Dankzij Banelino kregen 60.000 mensen uit vijftien dorpen en gehuchten toegang tot gezondheidszorg. In de regio zijn er ook al acht scholen. Eén voor kindjes vanaf één jaar, één voor zestig gehandicapte kinderen, er is een basisschool en secundair onderwijs. En de 75 beste studenten krijgen beurzen voor de universiteit”, vertelt Marike de Peña, directeur van Banelino, met terechte trots.

Banelino was een van eerste coöperaties die gecertificeerd zijn door FLO (Fairtrade Labelling Organizations International). Het is een organisatie van 330 boeren, die per jaar ongeveer 85.000 ton bananen produceren, zowat de hoeveelheid die België in die tijd verbruikt. Banelino is actief in de buurt van de grens met Haïti. Hier vluchten veel Haïtianen naartoe, op zoek naar werk. Bij Banelino hebben ze een legaal statuut. “De arbeidsreglementering is strikt, in het gehele Caribische gebied”, zegt Marike de Peña. “Het minimumloon is 175 pesos (3,70 euro) per dag. Dat is veel te weinig. Wij betalen 230 (4,85 euro).”

Bananen zijn zoals koeien

GlobalGAP (Global Good Agricultural Practice), een wereldwijd certificatiesysteem van supermarktketens, is veeleisend. Er valt moeilijk aan te voldoen door kleine boeren. Er zijn er die jaarlijks nauwelijks tien kisten bananen oogsten, dat is 180 kilo. En daarom groeperen ze zich. Voor GlobalGAP moet elk product traceerbaar zijn : te volgen tot waar het vandaan komt. Wij keken mee van bij het begin. In het kort gaat dat als volgt. Eén boom gaat één oogst mee, daarna neemt een scheut het over. Als die zeven maanden oud is, komt de plant in bloei. Dan groeien er negen hands (trosjes bananen, onderdeel van één grote tros) boven elkaar aan één stengel. Die stengel, met alles erop en eraan, wordt omhuld met wit plastic om de meest gevreesde bananenziekte te weren : een schimmel ten gevolgde van hitte en vocht.

Naar cacao heb je bijna geen omkijken maar bananen zijn zoals koeien : je kunt ze niet alleen laten, want ze hebben zorg nodig. Eén arbeider heeft elke dag zijn handen vol met één hectare. Bananen worden behandeld met liefde en respect, bijna alsof ze van porselein zijn. De werkman brengt laagjes piepschuim aan tussen de hands, zodat die elkaar niet raken en er geen kneuzingen ontstaan. Elke week krijgt iedere boom een ander lintje om, met verschillende kleuren volgens rijping. Een lichtblauw lint betekent : klaar voor de pluk. Pluk ? Eén tros bananen weegt zo’n 25 kilo. Een team van twee man gaat de boom te lijf. Eén snijdt de tros los, de ander torst de vracht op zijn schouder als een kolensjouwer.

Van de oorspronkelijke 25 kilo blijven er ongeveer 19 over. De ‘slechte’ (lees : met vlekjes, te krom, of net niet krom genoeg) worden eruit gehaald. Die zijn goed genoeg voor de lokale markt. Om ze eruit te zoeken, worden de hands met een vlijmscherp mes van de stengel gescheiden. Dat veroorzaakt een snijwond waaruit veel kleurloos vocht vloeit. Om dat ‘bloeden’ te stelpen, worden de trossen in water gedompeld en ingestreken met een ‘wondzalf’ van natuurlijk citruszuur. Niet zomaar in water, maar in drinkbaar water. Dat wil GlobalGAP. Dat de plantagewerkers rubberlaarzen dragen, is nog zo’n eis. Misschien krijgen de bananen dan geen schimmels, maar gegarandeerd groeien er tegen de avond paddenstoelen aan de voeten van de arbeiders.

Door Griet Schrauwen – Foto’s Eric de Mildt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content