Van die motorfietsen die je veertien straten ver kunt horen, dat kan mij geweldig storen. Vaak zijn het potsierlijke brommertjes die niet hoger reiken dan je knie en door puistige gasten worden bereden. Ze zitten dubbelgevouwen en komen amper vooruit. Koleirige hommels, wier bedoeling het is zoveel mogelijk lawaai te maken. Ik brul, dus ik ben. Ik spuw decibels om mijn twijfel te smoren. Ik ken er die al maandenlang dagelijks door dezelfde drukbevolkte stadswijk rijden. Dat je met zo’n terreurbrommer niet uit het verkeer wordt geplukt door de LƤrmpolizei maar op permanente basis honderden mensen kunt blijven koejoneren, het is niet te geloven. Terwijl, zo blijkt uit recent onderzoek, 47 procent van de Vlamingen last heeft van verkeerslawaai. Hooggeschoolden weliswaar vaker, ik heb weer sjans. Had ik maar niet doorgeleerd, dan kon ik die rotherrie nu misschien verdragen.

Intussen waarschuwt Touring Mobilis voor los-lopende eenden op de E40. Wat er al niet los-loopt op die E40, van koevoeten en matrassen tot europalletten, neerhofdieren en flipperkasten, ik vind dat altijd intrigerend. Tegelijk probeer ik mij op de geschriften van JMH Berckmans te concentreren, de schrijver die, zoals dat heet, aan de zelfkant leefde. Nu hij dood is, heb ik mijzelf ertoe gebracht een boek van hem te lezen, met een flap die van gerecycleerde bier-viltjes is gemaakt. Ik vind JMH authentiek en op een bepaalde manier krachtig, in het vuurwerk van zijn woorden maar ook op de foto’s, liggend op de bank in foetushouding in zijn mistroostig studioke, of schaapachtig kijkend in de lens met boven zijn hoofd op de muur Ć©Ć©n woord aangebracht : ANGST, in vrolijke kleurtjes. Deprimerende boel, zou je kunnen zeggen. Maar het is juist opbeurend want hoe slecht je er ook aan toe bent, het gaat je nog altijd stukken beter dan hem. “Ik heb altijd wind op kop gehad”, lees ik in z’n boek, “ook in het holst van moeder en daarvoor in het scrotum van vader.”

Dat is mooi gezegd en ergens ook herkenbaar. Toch wandel ik in een zachtere, meer lankmoedige wereld, op zonovergoten namiddagen met mijn dochter, die al op het potje kan en zinnetjes van vijf woorden vormt die grammaticaal kloppen. Leer ik haar een nieuw woord dan proeft ze het zachtjes voor zich uit, een beetje eerbiedig en onder de indruk, alsof er een diepe wijsheid in zit versleuteld. Ik hoop haar het woord detective nog te kunnen leren, dat mij destijds erg intrigeerde, en ook fontein.

“Potverdikke papa”, zegt zij vele keren liever. Waar zij dat geleerd heeft, weet ik niet, maar ze heeft door dat ze er indruk mee maakt. Het is het meest choquerende dat zij voorlopig kent. Kindje toch, nu 26 maanden. Alle meisjes zijn voor haar mevrouwen – zelfs Sneeuwwitje op haar blauwe beker.

En maar hoger op die renne, dat zij daar niet bang voor is ! “Gaat niet”, klaagt ze als ze vindt dat ik niet hard genoeg duw. Die schommel is een cruciaal gegeven. Tussen klimrozen en kamperfoelie met mijn voetjes naar de wolken schoppen, terwijl ik grootvaders hoveniershand voel in mijn rug : het is een van de gelukkigste herinneringen die ik koester. Dat tenminste wil ik doorgeven, in deze tijden van selfscanning en swaps.

“Is Liv een aapje ?”, plaag ik haar.

“Nee !”

“Is papa een aapje ?”

“Ja.”

Ze zegt het met een uitgestreken gezichtje. Het begin van humor, voorwaar. Haar eerste grap. Ze heeft natuurlijk gelijk, papa is een baviaan. En zij is balsem op mijn wonde. Tegengif voor de frustratie die mij soms bekruipt, namelijk dat ik de wereld vermoedelijk slechter zal achterlaten dan ik hem aantrof in 1968. Dat ik er niet in geslaagd ben hem rechtvaardiger of zelfs maar leefbaarder te maken. Ik zal hem aan de volgende generatie doorgeven in schabouwelijke staat, een rommelkrediet als het ware. Dat zit mij dwars. Ik voel het als een persoonlijk tekortschieten aan, terwijl er nochtans zes-miljard-en-oneffen andere mensen zijn die allemaal Ć³Ć³k wat beter hun best konden hebben gedaan.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content