Er was zon, er waren zelfgemaakte confituren en een klein flesje champagne, meegesmokkeld door het meisje met de mooie ogen. Er waren berichten in velerlei kleuren en ook een paar van die digitale, met muziekjes uit de flipperkast. Alleen dit ene mankeerde : een kaart in het kordate handschrift van mijn grootmoeder. Het was nu al mijn tweede verjaardag die zij miste, wat minder erg lijkt dan de eerste maar in feite was het wreder, omdat het bewees dat zij niet meer terug zou komen hoe lang ik ook leefde.

Enkele uren slechts nadat ik uit het moederlijf tevoorschijn werd getrokken, in mijn bigbangetje van bloed en lichaamssappen, lag ik vreedzaam te kajakken op de Ourthe. Dat zich tussen beide gebeurtenissen vier decenniën hadden genesteld, en nog wat wisselgeld, was nu even van ondergeschikt belang. De stroming was mild, soms ook onverwacht heftig, dan weer deden verraderlijke stenen onder het wateroppervlak ons bootje bijkans kantelen. De afdaling vertoonde gelijkenissen met het leven zelf en op een glad en rimpelloos stuk rivier dacht ik : dit zou nu toch ook wel eens mogen komen, een lange en rustige etappe, als gelukkig getrouwd eerstaanwezend ambtenaar bijvoorbeeld, in plaats van dat gespartel.

Tegen de rotsen, een meter of vijftig boven mij, hees een bergbeklimmer zich moeizaam naar omhoog. Net op het moment dat ik naar hem keek, verloor hij zijn grip en begon langzaam te vallen en hij riep shit !, meer geërgerd dan bang. Ik vond dat al banale laatste woorden, toen ik zag dat hij gelukkig door zijn veiligheidstouw werd gered. De stopplaats van Kajak Maurice kwam al in zicht toen drie wilde eenden opstegen van het wateroppervlak. Snaterend vlogen zij in de richting van de zon, waarbij een van hen het niet kon laten zijn ingewanden leeg te persen op mijn kajak, mijn zwemvest en mijzelf. De drek op mijn mouw dampte zelfs een beetje. Godver, ketste mijn kreet over het water, en mijn vriendin lachte. “Story of my life”, gromde ik. “Drie vogels in een landschap en verder geen levende ziel. Hoe groot is dan statistisch de kans dat je stront op je kop krijgt ?”

“Je weet toch dat het geluk schijnt te brengen ?”

Volgens de volksmond wel, ja, hoewel de voorspoed voor mij niet per se het maagdarmkanaal van een krakeend moet volgen. Het lot mag mij zijn zegeningen gerust wat rechtstreekser overhandigen, in plaats van ze te vermommen als peulvruchten met negen erwten, onbekende honden die mij naar huis vergezellen en spinnen in het avondlicht.

Bij de menhirs en dolmens, die achteloos als kiezels over het landschap waren uitgestrooid, was een gezelschap neergestreken van rare snuiters. Ze knuffelden elkaar en prevelden onhoorbare woorden, om dan in wijder wordende concentrische cirkels om de dertig ton wegende deksteen te lopen, zwaaiend met een knoestige stok, zuchten van bevrijding slakend. Vervolgens begonnen zij met ontbloot bovenlijf te chanten. Wij zaten daarbij en keken ernaar, en aten een homp notenworst. Ik ben niet zo iemand die mysterieuze krachten toedicht aan onze verre voorouders. Vermoedelijk tastten die nog meer in het duister dan wij, en zouden zij wat graag een elektrische koelbox uit de Aldi hebben bezeten en een flatscreen om naar Move like Michael Jackson te kunnen kijken. Wel was ik onder de indruk van de zekerheid dat hier mensen hadden gezwoegd en gesproken, daar in dat donkere verleden toen Mohammed en Jezus en zelfs de Boeddha nog moest komen.

Des avonds, in een nabijgelegen dorp, ging ik op zoek naar misschien wel het minst spirituele voorwerp dat je kunt vinden : een bankautomaat van Fortis, waar ik geld wou afhalen voor een voedzaam avondmaal. Tot mijn verbazing bleken er, naast de diefstal van 3,52 euro maandelijkse equiperingskosten van bankwege, op mijn rekening prettig te noemen bedragen overgeschreven die ik hier en nu niet had verwacht. Ondanks de nuchterheid van onze samenleving, waar politiek & economie & geloof samen gezellig op apengapen liggen, was ik geneigd in die stortingen de hand te zien van Zij Die Mij Alles Gunde. Misschien wou zij mij nog wat drinkgeld geven. Misschien had zij ook wel die eend op mij laten schijten, als knipoogje van aan de overkant, waar zij uiteraard full control heeft over opstijgende cloaca’s. Onzin, ik weet het. Toch ben ik geneigd het te willen geloven, omdat het het onaanvaardbare aanvaardbaarder maakt – zoals trouwens ook mijn ginkgoboompje, dat na een lange kale winter opeens weer frisse blaadjes blijkt te krijgen, als om het geloof in de wederopstanding onaangetast te laten.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content