Naturel, met flits of met lichtpenseel

Vier fotografen van verschillende generaties over hun relatie met licht.

Michiel Hendryckx, de peetvader

“Ik heb het licht gezien in Wormshead, Wales. Ik was twintig en had het eerste jaar fotografie met de hakken over de sloot beëindigd. Ik trok in de zomer met mijn toenmalig lief en een ander koppel per Vespa naar Wales. We kampeerden in het wild en na een felle regenvlaag brak de zon door, terwijl aan de horizon gitzwarte wolken bleven hangen. Die zomerzon op die wolken in combinatie met de fel verlichte voorgrond zorgde voor een onvergetelijk tafereel en in die extreme omstandigheden heb ik gesnapt hoe het allemaal in elkaar stak. Ik ben daar in Wales fotograaf geworden.”

“Pas later heb ik gesnapt dat licht eigenlijk onzichtbaar is, maar dat het wel de dingen zichtbaar maakt door ertegenop te botsen en te reflecteren. Er zit een vrouw naast je en er is wat tegenlicht en plots flikkert de zon door een blaadje van een boom en verlicht haar nekhaartjes. In tegenlicht. Daar draait het om en daarom spoorde ik mijn studenten altijd aan om rond de fontein in het Zuidpark te lopen en zelf te ervaren dat alles plat is met de zon in de rug, maar dat het water ervan met tegenlicht briljant wordt. Een voorwerp dat in tegenlicht staat, wordt naar de kijker geprojecteerd, letterlijk nog wel. Daar gaat het om, maar dat had ik aanvankelijk allemaal niet door en zeker niet in het eerste jaar toen we de opdracht kregen structuren en texturen te fotograferen. Ik begreep daar niets van, ik was fotografie gaan studeren om de wereld ermee te veranderen, sociaal bewogen als ik was.”

“Maar de docent had het juist gezien : licht maakt structuren en texturen zichtbaar, en levendig, tenminste voor wie daar oog voor heeft. Ik heb onlangs een vrouw in Lourdes gefotografeerd, die op een berrie lag en pijn leed. Die pijngrimas zie je in eerste lezing, maar wie goed kijkt, let ook op de gehaakte deken en de verschillende kleuren. De grote charme van die deken is dat ze iets zegt over dat katholieke, dat huisvlijtachtige. Maar je voelt ook de textuur, en dat komt door het licht.”

“Er moet niet véél licht zijn, als het maar goed is. Enkele jaren geleden stond er op een avond prachtig licht en kreeg ik een sms van Patrick Despiegelaere : ebde gij dat licht besteld ? Ik krijg nog de tranen in de ogen van zo’n moment waarop savoureurs van licht onder mekaar zeggen : heb je ’t gezien ?”

“Als er één drive is in mij om te fotograferen en dat te blijven zeer graag doen, dan is het eigenlijk het licht. In oktober ging ik in Frankrijk fotograferen, en ik heb er dubbel zoveel foto’s geschoten als in de zomer. Louter en alleen omdat het licht er zo fantastisch was. Je kent dat wel : lage zon en wat wolken, ochtendnevels met de zon die erdoor komt. Oktober is de schoonste maand van het jaar – door het licht. Zo heb ik op de ferry over de Gironde naar Royan een ondergaande zon gefotografeerd boven een vuurtoren. Een cliché, ik weet het, maar wie clichés mijdt, mist ook een deel van de werkelijkheid. Toen de zon pal boven die vuurtoren stond, drukte ik af. Zo schoon. Zwaar erover, maar het was licht tot en met en ik werd zot, zot van opwinding van het licht, van de wolken, van de zon die erachter zat.”

“Als ik kan, probeer ik flitslicht te vermijden, maar ik ben een persfotograaf, ik krijg geen tweede kans. En dus heb ik een arsenaal van oplossingen mee. Flitslicht heeft zijn eigen karakter en kan daarom ook nuttig zijn. Vooral als je rechtstreeks flitst, omdat je dan een associatie oproept met gevaar : dat is een situatie die we kennen van iets dat opduikt voor de koplampen van een auto ’s nachts. En dat is nooit goed nieuws. Dat licht is dus totaal onbruikbaar om een verliefd koppeltje te fotograferen, maar kan zeer nuttig zijn bij een gevecht omdat je de agressie versterkt door rechtstreeks te flitsen.”

“Ik hou van portretteren, probeer een uur op voorhand ter plaatse te zijn en zoek het licht. Een rustige witte muur. En licht. Onlangs moest ik in opdracht de Amerikaanse detectiveschrijfster Donna Léon, die in Venetië woont, in beeld brengen. Nu is dat een oud, gerimpeld wijveke dat op sommige foto’s een travestiet lijkt. Eigenlijk geen mooie vrouw, maar omdat ik een zeer goede portrettist ben, wilde ik een portret maken zonder spektakel, waarin de geportretteerde zich herkent. Dus zocht ik het soort licht waarin haar oud gezicht toch schoon zal staan. Uit respect voor mijn onderwerp en voor mijn klant. Ik heb wat met haar geflirt (‘ you have such a beautiful dress’) en liet haar openbloeien, omdat ik ook iets wil teruggeven. Aan het einde van de sessie zei ze : ‘ It was a dull morning and you are the sun‘.”

“Maar begrijp me niet verkeerd, als je alléén met licht bezig bent, zit je er ook naast. Maar licht geeft een absolute meerwaarde, ’t is als een saus die een foto opwaardeert.”

Johan Jacobs, de rusteloze zoeker

“Als je jong bent, zie je op foto’s of in films een prachtige sfeer, met mooi licht, maar je hebt er geen besef van hoe kunstmatig of hoe natuurlijk het allemaal is. Dat is een flou waar je pas later doorheen kijkt, als je de trucjes herkent. Het zien van licht is een puur esthetische ervaring, het fotograferen ervan een totaal andere kwestie. Je kunt het herkennen, maar je moet het ook nog kunnen gebruiken.”

“Ik ben van nature nogal geneigd tot het zoeterige licht. Het mooiste licht is het strijklicht, zeiden ze op school. Met een lage zon. Super stroperig, elke postkaart heeft het. De schoonheid van dat licht vind ik nog altijd overweldigend mooi, alleen heb ik intussen geleerd dat een mistige, grijze dag even mooi licht kan geven voor prachtige foto’s.”

“Ik heb alles willen proberen : landschappen, stadsfoto’s, productfotografie, portretten. Ik kon nooit kiezen, ging altijd mee op de golven die op me afkomen. Ik ben in Brussel aan de slag geweest als persfotograaf en daar leerde ik de job. Je moet snel zijn, het meteen hebben gezien, keuzen maken. Je flits leren gebruiken, zoeken waarop het licht kan bouncen. Hoe je kunt flitsen zonder dat het geflitst lijkt. Daarna deed ik concertfotografie waar je heel weinig licht hebt en nog minder tijd. Omdat ik een trage ben, kon ik het beeld nooit volgen. Ik kaderde op voorhand en wachtte, tot het beeld voorbijkwam. Wel stresserend want de tijd loopt.”

“Omdat ik portretten geweldig vond, installeerde ik thuis een studio. Daar zocht ik naar heel eenvoudig licht. Maar je wilt altijd wat anders, je wilt niet blijven stilstaan. Dan verlies je je, want je hebt een soort ideaal.”

“Mijn droom was altijd een daglichtstudio, werken met uitsluitend daglicht, onrechtstreeks en zacht. Een soort gevoel voor portretten, waar je altijd met kunstlicht naar hebt gestreefd om die specifieke schoonheid en nuance weer te geven. Misschien idealiseer ik het nu, omdat het zowat het enige is wat ik nooit gedaan heb. Maar het trekt me geweldig aan : dat pure licht, dat je op een bepaald moment van de dag te zien krijgt, te kunnen gebruiken. Zo mooi en zo zacht, en dan met zo’n fonkel in de ogen van de geportretteerde – dat moet fantastisch zijn. Dat hadden schilders al begrepen, die kozen altijd al voor een studio met een groot raam op het noorden, geen hoge bomen, geen storende elementen. Het is vreemd maar er was een tijd dat ik absoluut niet omkon met schilders. Maar van schilders kun je wat leren, die gasten hebben het allemaal al gedaan en gezien. Die wisten het allemaal, en voor je het weet ben je schilders aan het kopiëren.”

“Het recentste waar ik mee bezig ben én interessant vind is om het licht grafisch te herkennen. Het proberen te reproduceren. Dat kan met tegenlicht, maar nu ook met een lichtpen. Je vertrekt vanuit het complete niks, het complete donker, en dan ga je schilderen met licht. Je bepaalt zelf waar je het licht wilt, waar je de accenten gaat aanbrengen. Je werkt met een open sluiter, je plaatst iemand tegen een muur en je begint met het gezicht. Niet meer dan vijf à tien seconden, want anders bewegen de ogen. Het levert opvallend scherpe resultaten. Verbazend scherp. Je kunt achteruitgaan en je lichtvlak vergroten, waarbij het ook zwakker wordt en je nuances kunt leggen. Het duurt misschien vier minuten voor je rond bent.”

“Wat ik fantastisch vind, is het spontane in foto’s. Dat heb ik helemaal niet, daar was Patrick De Spiegelaere een meester in. Ik niet, omdat ik te traag ben. Oh man, wat ben ik traag. Dat los ik op door niet te proberen mijn beeld te volgen, maar het beeld te voorzien.”

Annabel Sougné, de intuïtieve

“Voor zover ik me kan herinneren ben ik altijd bezig geweest met licht. Als kind ging ik elke dag in het bos wandelen met een tante die schilderde, en elke dag was het licht er anders. Ik onderging er heel sterk het licht dat door de bladeren viel. We observeerden de natuur en thuis schilderde ik wat ik gezien had. Het is in de natuur dat ik het licht heb gezien.”

“Ik heb nooit beslist om fotograaf te worden, ik had geen keuze. Toen ik twintig was, zette ik vriendinnen in scène in een telkens terugkerend beeld, dat van een vrouw die ik aankleedde en maquilleerde. Dat beeld sprak me danig aan en deed me oneindig goed. Wat me in het leven ontbrak, ensceneerde ik in zeer geïdealiseerde beelden van wat geluk was, een familie, of de liefde. Er stond altijd veel licht en de kleuren associeerde ik met gevoelens. Die vrouwen in het bos stonden voor mijn moeder die, toen ze nog jong was, en zeer mooi, met blond, zeer lichtgevend haar – wat me toen al fascineerde.”

“Een regisseur vond dat ik met mijn foto’s iets moest doen en in Brussel kon ik aan de slag bij Sunlight Set, aanvankelijk zette ik koffie en was portier. Tussendoor keek ik hoe fotografen werkten, nam notities en pikte hun polaroids in. Soms was ik hun assistente, merkte dat ik het licht wel zag, maar moeite had om het te recreëren. Nu is dat bij het werken in België erg belangrijk vanwege het weer en ook omdat je voor magazines vaak ’s winters de zomer moet suggereren. Ik ontdekte de HMI-techniek, die bij het filmen wordt gebruikt en net is als het zonnelicht.”

“Ik hou niet van speciale, artificiële effecten en spring spaarzaam om met licht, omdat ik het licht niet begrijp als er te veel van is. Ik hou van het werk van Sarah Moon omdat ze het licht in de duisternis gaat zoeken. Voor mij bestaat er maar één soort licht, het zonlicht, maar dat wordt op miljoenen manieren gereflecteerd door de partikels die in de lucht zweven. In Marrakech zorgt de woestijn ervoor dat het licht erg teder en korrelig is, alsof een filter werd gebruikt. Alles oogt zacht, pastelkleurig, omdat de ondergrond roze is. Aan zee zorgen waterpartikels dan weer voor een unieke tintelende schittering. De Hollandse schilders woonden ook niet toevallig aan zee. Om die atmosfeer te creëren moet je zelf soms voor partikels zorgen, door allerlei soorten rook te gebruiken, of water te vernevelen. Het is een beetje behelpen, maar het lukt. Flitslicht probeer ik te vermijden, omdat het te hard is, de nuances verdwijnen, de huid minder fluwelig wordt, maar het is wel zeer grafisch.”

“Als ik naar iets kijk, valt me eerst het licht op. Zes jaar geleden zag ik opeens dat een witte muur niet wit is, ontdekte kleuren in de nuances van wit. Op dat moment snapte ik waar het om draait, en dat schaduwen andere kleuren hebben. Ik werd geconfronteerd met de afbuiging en met de scheiding van het licht. Ik hou niet van diamanten, maar toen ik er één kreeg, heb ik er vaak naar gekeken om te begrijpen waar de curiositeit vandaan kwam. Zo ontdekte ik de reflectie van de facetten en trok de lijn door naar mijn portretten. Er zijn mensen die het licht beter reflecteren dan anderen en dat heeft met die facetten te maken. Een gezicht dat hoekig is, bezit veel facetten, zoals van een diamant, en is daardoor ongelooflijk fotogeniek. Het lijkt alsof die gezichten met facetten licht uitstralen. Alle actrices en modellen zijn mensen met facetten. Ronde gezichten werken niet, omdat het licht eraf glijdt.”

“Omdat mijn werk geapprecieerd werd, kreeg ik meer zelfvertrouwen en ging experimenteren. Te velde gebruik ik een kleine, tweedehandse Yashica die licht beschadigd is en daardoor voor onverwachte flairs en flous zorgt, die me goed uitkomen, omdat ik dat gebrek aan imperfectie zoek. Bij een shooting laat ik ook veel ruimte voor onverwachte elementen, ik sleep hoogstens een reflectiescherm mee. Alleen de casting zoek ik op voorhand uit, de rest komt vanzelf. Omdat ik vertrouwen heb in het universum, vraag ik wat ik nodig heb. Dat krijg je altijd cadeau, tenminste als je wat geduld hebt. Omdat alles met energie te maken heeft, en met licht.”

Jimmy Kets, de selfmade jonge vlerk

“Licht is een van de meest overroepen begrippen in de fotografie. Licht is puur iets vormelijks, iets esthetisch. Het draagt uiteraard soms bij tot een mooier beeld, maar de inhoud is nog altijd het belangrijkste. Ik wil nooit afhankelijk zijn van het licht – ’s morgens vroeg opstaan voor een mooie foto ? Nee, dankjewel. Ik organiseer liever mijn eigen licht in de vorm van flitslicht en dat gebruik ik heel bewust om dingen te onthullen die met het normale licht niet zichtbaar zijn. Zo maakte ik een reeks over volkscafés in Vlaanderen waar sfeerverlichting hangt, of was op een eroticabeurs, met lichtjes en spotjes die het gezellig moeten maken. Sfeervol, mooi ingericht. Alleen wordt de realiteit ermee verbloemd, om de bezoeker een goed gevoel te geven. Als je begint te flitsen, krijg je een heel ander soort realiteit. Ik doorprik die gezelligheid en ga naar de essentie. Flitslicht kan zeer aanwezig zijn en dat vind ik niet erg, het is veel belangrijker om mijn verhaal te kunnen vertellen.”

“Om den brode ben ik krantenfotograaf en ik probeer die opdrachten zo goed mogelijk te doen. Vaak gaat het om portretten en die probeer ik wel te maken met aanwezig licht. Als ik dan zou flitsen, dan stonden de mensen er niet al te mooi op – precies omdat de flits zoveel onthult en in een gezicht kan dat storen.”

“In mijn persoonlijk werk raak ik thema’s aan zoals hoe wij als westerse mens ons leven willen invullen. Hoe we bewuste keuzen maken om onze vrije tijd, de luxetijd die we hebben, te vullen. Disneyland is een goed voorbeeld van hoe we denken dat we ons horen te amuseren, terwijl het niet veel meer is dan een bordkartonnen wereld. Dat is een illusie die wel eventjes werkt, omdat het iets magisch heeft, maar aan het eind van de dag blijkt het allemaal fake. Ik benadruk dat fake, door te tonen dat het aan de buitenkant slechts een betonnen muur is, terwijl het binnen als Las Vegas oogt. Dat vind ik interessant.”

“Met flitslicht verplicht je de kijker waar hij moet kijken. Je gaat een ding er letterlijk uitlichten, zodat het heel confronterend werkt.”

“Het effect van flitslicht op kleur is ook belangrijk, omdat je de originele kleur te zien krijgt. In een donkere ruimte zie je vaak niet meer hoe kleuren in wezen zijn. In een discotheek doorbreek je de duisternis, in een donker café zie je plots weer het bloemetjesbehang.”

“Ik ben geen fotograaf van opleiding, maar grafisch ontwerper en dus weet ik wanneer een beeld werkt. Als je de lucht bovenaan wat donkerder maakt en onderaan juist wat lichter, wordt het allemaal wat dramatischer en dat werkt beter. Vandaar.”

DOOR PIERRE DARGE

“Er moet niet véél licht zijn, als het maar goed is.”

“Van schilders kun je wat leren, die gasten hebben het allemaal al gedaan en gezien.”

“Ronde gezichten werken niet, omdat het licht eraf glijdt.”

“Met flitslicht verplicht je de kijker waar hij moet kijken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content