Milaan is de bruisende metropool van mode en design, maar is niet de mooiste stad van Italië. We ontmoetten er vier Belgen die er hun anker hebben uitgeworpen. Volgens hen is het de ideale ‘werkstad’ maar geen plek waar je verliefd op wordt.

In Milaan is het leven intenser

Ingrid Hendrickx (47), dermatologe : “Toen ik in Leuven studeerde, wist ik dat ik ooit naar Italië zou verhuizen, omdat mijn man, die ik al in mijn eerste jaar geneeskunde had leren kennen, half Italiaan half Oostenrijker is. Hij komt niet uit Milaan, maar woonde in de buurt. Later kwam hij hier werken in het bedrijf van zijn vader.

Ik vond het idee om België te verlaten wel spannend, want ik wilde een stukje van de wereld zien. In het begin was alles hier nieuw. Ik kom uit West-Vlaanderen waar de mensen wat gesloten zijn. In Milaan wordt meer plezier gemaakt, in het weekend ga je naar de meren of de bergen. En we genieten ook van Milaan zelf. Het leven is intenser en de mensen zijn opener, ze spreken je aan op straat.

Dat menselijke contact heb ik nodig. Ik voel me goed in deze stad. Velen beweren dat het voor buitenlanders beter is in Milaan dan in Rome, omdat de internationale gemeenschap hier groter is. We hebben trouwens een internationale vriendenkring. Zelf vind ik de stad mooi, maar naar Italiaanse normen is ze niet de mooiste. Er hangt wel een goede sfeer en het weer zit mee. Ik hou ook van de drukte, die zelfs opvalt als je ’s avonds op een terras een ijsje gaat eten. Het leven is natuurlijk anders dan in België, ook de manier van wonen. Iedereen woont op appartement. Vrijstaande huizen zijn er amper. Een flat met conciërge geeft een veilig gevoel.

Omdat mijn man uit een internationale familie komt, ben ik niet in een typisch Ita-liaanse familie terechtgekomen. Ik heb het gevoel Belg te kunnen blijven. We hebben de kinderen in het Frans opgevoed, de taal die we altijd met elkaar hebben gesproken, maar ze hebben ook een aardige kennis van het Nederlands. Dat is belangrijk voor de band met de familie. Ik heb trouwens een apart gevoel van heimwee : ben ik in België dan verlang ik naar Milaan en omgekeerd. Als mijn man voor zijn baan naar België zou moeten verhuizen, zou dat niet echt een probleem zijn. Voor mijn carrière zou het ook niet slecht zijn. Niet dat we daaraan denken. Ik kom trouwens regelmatig in België, mijn dochter studeert geneeskunde in Namen.

Ik merk dat de verschillen tussen ons land en Italië minder groot zijn dan vroeger. Ook in de keuken. Bij mijn zussen komt veel pasta op tafel. In het begin bracht ik veel eten mee vanuit België, zelfs aardappelen. Want ik kook meestal ‘Belgisch’, zoals steak met frietjes en wafels of pannenkoeken. Nu breng ik nog chocolade en brood mee, soms een valies vol !

Professioneel zijn er wel verschillen. De aanpak van de dermatologie is hier minder agressief. Als ik in België zou werken, zou ik een alternatieve dokter zijn. Ook de patiënten gedragen zich anders. Italianen hebben geen vertrouwen in hun land of ‘systeem’. Ze wantrouwen alles een beetje. Ze bezoeken dus verschillende dokters en zijn kritisch. Op zich is dat niet erg. Daardoor leggen ze voor veel dingen de lat hoog, ook voor voeding.”

Milaan ? Dat is ook voetbal en feest

Frederic Gooris (33), industrieel ontwerper : “Toen ik in 1999 aankwam, vond ik Milaan een heel koude stad, met afstandelijke bewoners. Maar je moet beide ontdekken, dan gaan de deuren open. Het eerste jaar dat ik hier was, werd ik door vrienden meegenomen naar een match van AC Milaan. Dat was het jaar dat ze kampioen werden. Het feest dat ik toen meemaakte was onvergetelijk ! Sindsdien ben ik voetbalfan. Die supporters zijn niet te schatten. Ze mogen van alles meemaken in de week, hun job verliezen of in de steek gelaten worden door hun vrouw, zolang de ploeg wint, is het feest. Zo leer je de stad wel kennen. Het verschil met Brussel, waar ik vandaan kom, en Antwerpen, waar ik studeerde, is groot. Milaan heeft mijn leven veranderd. Op de Domusacademie, waar ik studeerde, leerde ik mijn vrouw Wou Lin kennen. Ze is van Chinese afkomst maar heeft een Canadees paspoort. Contacten met andere culturen relativeren je eigen waarden en doen je beseffen dat er soms andere oplossingen zijn. Dat werkt ook stimulerend voor je werk als designer. Ik ontwerp zowel meubels als objecten.

Het is hier geen gemakkelijke context om in te werken, om de simpele reden dat Italië niet georganiseerd is. Zolang je met binnenlandse bedrijven te doen hebt, gaat het, omdat iedereen dezelfde logica hanteert. Maar als je met buitenlanders werkt, moet je een serieus tandje bijsteken. Je verliest ook veel tijd, een brief versturen via de post neemt bijvoorbeeld een halve dag in beslag.

Anderzijds krijgt creativiteit hier extra kansen. Met Milaan heb ik dus een haat-liefdeverhouding. Het is moeilijk werken omdat iedereen de leepste wil zijn. Je moet op je hoede zijn. Anderzijds beschik je over een uniek netwerk van kleine, flexibele bedrijven. Het valt trouwens op dat er weinig Milanezen werken in de designsector. Netwerken zijn hier uitermate belangrijk. Zonder contacten geraak je moeilijk binnen in een bedrijf. Maar doe je een voorstel via een tussenpersoon, dan lukt het. Inmiddels gaat het mij voor de wind en heb ik zelfs voor grote namen gewerkt als Starck en Alessi.

Ik keer in geen geval terug naar België. Alleen al omdat het weer hier beter is en de eetcultuur zo rijk. We genieten van de gewoonte om te aperitieven en vinden het losjes omspringen met regels wel leuk. Je kunt hier je wagen parkeren zoals je wil, in Brussel sta je meteen op de bon.

Toch zullen we hier niet blijven. Na de geboorte van ons tweede kindje verhuizen we naar Hongkong. Omdat ik hier één van de duizenden designers ben. Daar niet. Daar zit ik vlakbij de fabriek van de wereld. Voor de Chinese fabrikant is het interessant om een Europese designer naast zich te hebben, die bovendien in Milaan heeft gewerkt. Zo zal ik ook kunnen samenwerken met mijn vrouw. Dat zal ons leven weer helemaal veranderen. Ik kijk er naar uit !”

Een lelijke stad met boeiende mensen

Leenhilde Haesen (31), artdirector : “Ik kwam helemaal per toeval in Milaan terecht. Ik was hier op vakantie en kreeg een ongelofelijke aanbieding van een ontwerpbureau, hoewel ik niemand kende en ook geen Italiaans sprak. Maar zo’n uitzonderlijke job is bijna onvindbaar in België. Ik werk als grafisch designer en artdirector bij Susanna Cucco. Ik maak voornamelijk publiciteitscampagnes voor grote merken als Givenchi. We werken dan aan de volledige styling en doen zelfs de logo’s. Dat is zo fantastisch dat ik helemaal geen heimwee heb naar huis. Hoewel ik regelmatig naar België vlieg.

In Milaan heb ik veel vrienden gemaakt. Het zijn wel buitenlanders of Italianen die niet uit Milaan komen, zoals mijn vriend, die uit de buurt van Ancona komt. Met Milanezen leg je moeilijk contact. Ze lijken open, maar als puntje bij paaltje komt zijn ze dat niet. Vooral de vrouwen zijn moeilijk. Al mijn Italiaanse vrienden zijn mannen. Milanese vrouwen zijn competitief, bezitterig en zijn bang dat je met hun man wegloopt. Ook mijn buitenlandse vriendinnen klagen erover dat ze geen Italiaanse vrouwen leren kennen.

Milanezen zijn erg op het uiterlijke gesteld, ze houden van dure auto’s en kleren. Zelfs op een doordeweekse dag trippelen de vrouwen rond op hoge hakken en in Corso Comostijl.

De mentaliteit is vrij burgerlijk en veel inwoners zijn tegen vreemdelingen. Het valt trouwens op dat hier nogal wat mannen bij hun moeder blijven wonen. Ga je met hen op stap, dan belt die moeder om het kwartier. In het begin dacht ik dat het een grap was ! Als je met zo’n man woont, kun je maar beter net zo goed koken als zijn moeder… Gelukkig woonde mijn vriend een hele tijd in Londen.

Van het burgerlijke Milaan heb ik geen last, omdat ik in Isola woon, een alternatieve, levendige wijk waar veel kunstenaars en vreemdelingen zitten. Bovendien is Milaan ongelofelijk leuk om uit te gaan, de stad heeft een bruisend nachtleven. Daarbij vergeleken vallen Brussel of Gent in het niets. We gaan veel uit eten, het is pas als ik heimwee heb naar België, dat ik zelf iets klaarmaak.

Ik ben niet verliefd op deze stad die vrij lelijk is, maar er wonen wel veel boeiende mensen. Ik noem Milaan ‘het lelijke eendje van Italië’. Anderzijds ben je maar een uurtje ver van de zee en de bergen. Ik hou van de mooie historische stadjes in Italië. Het is opvallend hoeveel zelfs jonge mensen weten over hun cultuur, over de geschiedenis van hun streek, de gebouwen, over wijn, kaas… Die kennis wordt hen met de paplepel ingegeven. Ze hebben veel meer dan wij respect voor tradities en rituelen. Ik steek daar veel van op tijdens tafelgesprekken.

Toch wil ik straks verder trekken, bijvoorbeeld naar Sjanghai. Het maakt eigenlijk niet uit naar waar, als het maar een grote stad is. Omdat ik opgroeide op de boerenbuiten, hou ik van de grootstad.”

Ik kan niet meer zonder dagelijkse pasta

Maxence Dinant (29), modeontwerper : “Ik woon nu zes jaar in Milaan. Na mijn studies aan de Antwerpse Modeacademie kwam ik hier terecht. Eerst werkte ik voor Zamasport, een productiefirma die bedrijvig is voor allerlei grote huizen als Chanel, Fendi, Gucci en Versace. Dat mega-atelier doet van alles, waaronder het afwerken van de tekeningen en uiteraard de productie. Dat was erg leerrijk. Daarna werd ik consulent voor andere merken, zoals Samsonite. Vervolgens ging ik aan de slag bij Gucci. Ik werkte er samen met Alexander McQueen voor de productie van de mannenlijn.

Dat was mijn eerste verblijf in Milaan. Tussendoor ging ik een tijdje werken in Hamburg. Dat bracht een fascinerend contrast in mijn leven, het verschil tussen beide steden is enorm. Eigenlijk vond ik het ginds spannender, Hamburg is veel dynamischer. Toen ik terugkwam viel Milaan zelfs tegen, alles leek hier zo glad, zonder verrassingen. Ondertussen heb ik me weer aangepast en heb me ook voorgenomen om niet meer over de stad te klagen, zoals veel mensen dat hier doen. Ik vermoed dat klagen een beetje in de mentaliteit zit van de Milanezen. Ze dramatiseren graag. Volgens mij zijn Noord-Europeanen positiever ingesteld. Doet er zich een probleem voor, dan zoeken ze meteen een oplossing. In Italië vergaat de wereld elke dag !

Het valt me ook op dat er onder de creatieve mensen in de modesector vooral buitenlanders zitten. Je hebt wel nog typisch Italiaanse modehuizen als Cavalli, maar Gucci, Armani en Prada zijn veel Angelsaksischer. Ik was hier lange tijd de enige uit Antwerpen. Milaan was bij ons niet zo populair. Toen ik mijn diploma behaalde dacht ik er helemaal niet aan om naar hier te komen, omdat de stad in de modewereld een commercieel imago heeft. In Milaan zitten trouwens weinig Belgen in de mode, behalve bij Raf Simons. Ze kijken wel op naar ons.

Ik werk nu bij Jil Sander.

Mijn beste vrienden zijn Italianen, maar komen niet uit de modesector. Ze werken in de communicatie of in design. Het zijn ook geen Milanezen. Ik heb ervaren dat er bij de Italianen een sterke groepsmentaliteit leeft. Tenzij je door iemand wordt geïntroduceerd, kom je moeilijk in contact. Italianen uit het zuiden zijn wel opener dan die uit het noorden.

Milaan is geen stad om verliefd op te worden, maar ze ligt wel bijzonder strategisch. Je bent niet alleen kort bij Noord-Europa, maar ook de streek rondom is aantrekkelijk. Op weinige kilometers ben je aan zee of in de Alpen. De stad geeft ook een metropoolgevoel, het is geen provincienest. En ik moet toegeven : je eet lekker. Ik kan niet meer leven zonder mijn dagelijks portie pasta ! Qua cultuur is er dan wel weer een tekort. Je hebt een paar hoogtepunten, zoals het Salone del Mobile, maar voor de rest is er bijvoorbeeld geen museum voor hedendaagse kunst en werd er nu pas een designmu-seum geopend.

Voor mij is dit verblijf in Milaan tijdelijk, hoewel ik er toch al zes jaar woon. Vroeg of laat vertrek ik naar een andere modemetropool als Parijs of New York. Daarbij is mijn job bij Jil Sander natuurlijk een mooi visitekaartje.”

Door Piet Swimberghe Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content