Thuis zag ik wat het is om te vechten voor je leven. Mijn vader vluchtte tijdens de Russische Revolutie naar Frankrijk, en werd later als verzetsstrijder naar Buchenwald gedeporteerd. Vier jaar later keerde hij terug met tbc, maar mijn ouders behielden altijd hun waardigheid. Ze vulden het huis met boeken en muziek, en stimuleerden me om hoog te mikken.

Als arts en onderzoeker in Parijs was ik gefascineerd door het immuniteitssysteem. Het beschermt ons niet alleen tegen infecties, het is ook onze biologische identiteitskaart. Zo kan een transplantatie pas slagen als dat systeem het nieuwe orgaan aanvaardt.

Mijn eerste kennismaking met aids was in 1982. Een heterokoppel was uit Afrikateruggekeerd met vreemde immuniteitsstoornissen. Ze verbleven drie maanden op mijn afdeling, tot aan hun dood. Het begin van een donkere en emotionele periode, want al gauw testten talloze bloeddonoren positief. Als immunoloog kwam ik uit een triomfantelijke sector, en plotseling was ik absoluut machteloos.

Ik herinner me de namen van de doden en hun gezicht. Van velen hield ik de hand vast bij hun overlijden, vaak mensen die verstoten waren door hun familie of wiens partner niet welkom was aan het sterfbed. Maar ik herinner me ook de oorlogstaal van activisten uit de homobeweging en patiënten die onze berusting niet pikten : “Ik weiger uw vonnis te aanvaarden !” Dat was nieuw voor me, maar dat bracht wel de strijd tegen aids op gang.

In 1988 opende ik een avondkliniek in Parijs. Zo konden patiënten bij ons terecht zonder voortdurend uitleg te moeten geven op hun werk. Het kostte moeite om het ziekenhuis zover te krijgen, en uiteindelijk deden ongetrainde vrijwilligers het verplegende werk. De intense gesprekken die ik toen had met patiënten, zonder het lawaai en de chaos van overdag, zal ik nooit vergeten.

Ziekte heeft me nooit afgeschrikt. Begin jaren tachtig moest ik hard vechten voor mijn patiënten. Om bedden voor hen te vinden, en dokters en verplegers om hen te verzorgen. De ene chirurg wilde niet opereren, andere droegen drie latex handschoenen over elkaar.

Ik ben een grote fan van de middeleeuwse Vlaamse en Italiaanse schilders. Ik ben opgegroeid met de orthodoxe kerk, ik ben dus niet ongevoelig voor het mysterieuze en religieuze devotie. Maar ik blijf een wetenschapper. Ik ben een verzameling cellen waar uiteindelijk niets van overblijft.

Ik mis soms het onderzoek. In het lab is de opdracht duidelijk : hypothesen testen, de parameters manipuleren, het experiment uitvoeren en het resultaat beoordelen. Bij het Global Fund werken vierhonderd mensen uit zeventig landen, gaat het over handenvol geld en moet ik los van de maatschappelijke, politieke en logistieke complicaties voor ogen houden dat onze beslissingen mensenlevens ver weg redden.

Ik ben verslaafd aan koffie. Dagelijks neem ik er wel vijftien. Wetenschappelijk bewijs dat het slecht voor me zou zijn, heb ik nooit gevonden. En als dokter denk ik vooral aan de gezondheid van anderen ( lacht).

De economische crisis vormt een kans. Een gelegenheid om ons af te vragen of we meer van hetzelfde willen, een wereld die aanvaardt dat honderden miljoenen mensen leven in armoede, honger, ziekte en ongeletterdheid. Of willen we een humane en sociale globalisering die geld voorziet voor ontwikkeling en menselijke waardigheid ? De publieke opinie begrijpt niet dat we in enkele dagen tweehonderd miljard dollar vinden om de banken te redden, terwijl slechts vijftig miljard dollar nodig is om de Millenniumdoelstellingen te realiseren.

Michel Kazatchkine (61) leidt het Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria, in 2001 opgericht op vraag van de G8-landen. Het besteedde tot nu 11,3 miljard dollar aan de verspreiding van medicijnen en preventieve middelen in ontwikkelingslanden. Info : www.theglobalfund.org

Door Wim Denolf / Foto Wouter Van Vaerenbergh

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content