Dochter komt thuis met klasfoto’s waar ik lang naar zit te kijken. Het zijn de eerste in haar jonge leven. Op de ene foto staat zij alleen, geportretteerd met de frisheid van een pasgewassen eendje. De achtergrond is gemarmerd en vaal, en ik vraag mij af hoe de fotograaf het voor elkaar heeft gekregen dit kindje uit 2010 zo treffend op een kindje uit 1960 te doen gelijken. Prettig ouderwets ziet de foto eruit en dochter, gevoelig als zij is voor sferen, glimlacht met de weemoed als heeft zij alles al een keer beleefd. Ik betreur dat er geen pony werd ingeschakeld, zoals in d’oude dagen : zo’n mak beest op wiens rug duizenden kinderen schaapachtig in de lens hebben zitten kijken. Die pony had een standbeeld moeten krijgen maar is roemloos naar het vilbeluik gedreven, waar er zelfs geen lijm van werd gemaakt.

De tweede foto omvat de hele eerste kleuterklas : 23 hummeltjes die peinzend, mistroostig, pruilerig, boos, hoopvol, stuurs, afwezig, goedlachs, met neerhangende mondhoeken of zelfs quasi-filosofisch naar de fotograaf kijken, de fotograaf die onzichtbaar blijft natuurlijk, want dat is nu eenmaal het nederige lot van fotografen. Zo’n klasfoto is fijn om naar te kijken, de Pippi-Langkousstaartjes en vrolijke kleuren en lachende juffen, maar er gaat ook iets beklemmends van uit. Ik zie dan die kindjes, hun levenslopen die nog moeten komen, hartstochten en dromen, rijlessen en jobopportuniteiten, dingen die hun hart zullen doen zingen maar ook drank en kanker, verkeersaccidenten, huwelijken die op de klippen lopen en erger, terreuraanslagen of oorlog misschien, want de levenshorizon van deze kinderen strekt zich uit tot 2100 of daaromtrent, en wie durft in ernst te voorspellen hoe de wereld er dàn uitziet ? Heldjes vind ik ze, stuk voor stuk, zoals ze gretig in de appel bijten met zijn voze plekken, zonder ooit terug te deinzen.

Mijn kindje ziet er welwillend uit en te kwetsbaar naar mijn zin. De ontvankelijke uitdrukking op haar gezichtje maakt mij een beetje ongerust. Enige momenten lang wenste ik dat zij erop stond als die lefgozer op de eerste rij, met zijn baskets en zijn blonde bles, zijn ogen toegeknepen en die grimas die zegt : nu ben ik nog maar drie, maar wacht en ik maak gehakt van je, op een dag. Misschien moet ik dochter toch maar naar de karateles sturen, of stage laten lopen bij de Hezbollah, in plaats van over Vos en Haas te praten die samen de perfecte sneeuwpop maken.

Buiten raast planeet Aarde intussen voort, op een bepaald ogenblik moet iemand op de fastforwardknop geduwd hebben zonder dat ik het zag. Ik lag toen waarschijnlijk te slapen, ik heb het niet gemerkt maar uit het vertrouwde recept bleken opeens ingrediënten verdwenen, andere toegevoegd, niet altijd de door mij begeerde. Gisteravond heb ik, in een zwak moment, telefoonnummers gevormd die nog in mijn hoofd zitten maar waar niet meer wordt opgenomen als ik ze bel. Omdat ze buiten gebruik zijn gesteld of erger : toegewezen aan mannen en vrouwen die ik niet ken.

Dochter en ik doen ons te goed aan zelfgebakken boterham, bestrooid met wat genoemd wordt : muizenstrontjes. Samen kijken wij onderwijl naar de heldin van roze suikerspin, die mekkert over haar Geheim in de popcornversie van een Griekse tragedie. Mega Mindy is een geit en toch springen mij, als ik niet uitkijk, bij het horen van haar woorden soms de tranen in de ogen.

Iedereen die wordt belogen,

wordt bestolen,

wordt bedrogen,

geef een seintje en ik kom eràààn.

Zo schoon, denk ik dan. Mocht dat toch eens waar zijn. Mocht er zo iemand verschijnen op wie je altijd kunt rekenen. Tussen dochter en mij ligt echter een krant in de zetel, met vette koppen over kinderlijkjes die zijn aangetroffen. In een vuilnisbak, geloof ik.

Weet dan dat die gruweldingen

eigenlijk niet echt bestaan

en dat Mega Mindy als het moet

voor jou door het vuur zal gaan.

Als volwassen man kan ik mij niet permitteren te geloven in een superheldin met een kinky maskertje. Ik weet dat zij is : Free Souffriau.

Als volwassen man kan ik wel bij volle verstand een religie aankleven, met opties als homohaat, de onreinheid van sommige dieren en het diaboliseren van condooms.

Als volwassen man kan ik, zonder risico te worden opgesloten, zelfs geloven in een vergulde kat die met haar voorpoot zwaait, aangedreven door een batterijtje. In een oosters restaurant zag ik, tot mijn fascinatie, hoe daar een bonbon aan werd geofferd en een paar zure beertjes.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content