Zie je dit ? Dit is géén goed bierviltje. Waarom ? Omdat het aan beide kanten bedrukt is. Mijn carrière is gebouwd op de witte zijde van bierviltjes. Een doos vol heb ik ervan. Sommige te laat op de avond beschreven en dus te cryptisch, helaas. Onlangs vond ik er zo eentje terug : ‘Terugkoppelen. Eerste gesprek. Onderweg.’ Ik kan er niets meer van maken. Terwijl ik het een geniaal idee vond toen ik het opschreef. Frustrerend.

Op mijn zestiende ben ik van school gegaan. Omdat ik te veel moest blokken dat me niet interesseerde. Tijdverlies, vond ik. Klinkt verwaand, en misschien was het dat ook wel. Of toch zeker overmoedig. Maar het was dat, of zot worden.

Twintig jaar lang sluimerde de angst dat ik ooit terug naar de fabriek zou moeten. Mijn eerste jaren als schoolverlater waren niet de prettigste. Negen jaar heb ik in de fabriek gewerkt. Niet van het werk zelf heb ik nog zolang schrik gehad. Wel van het afstompende effect ervan. Op de duur kon ik nauwelijks nog iets zeggen. Kon ik niets onthouden. Was ik in niets meer geïnteresseerd. Echt geen prettig gevoel, hoor.

Je vindt mij een bescheiden mens ? Wel, ik vind het moeilijk om dat te beamen, want dat zou ik onbescheiden vinden. Goh, ik heb geen reden om het niet te zijn, zeker ? Je mag ook niet vergeten vanwaar ik kom. Ik ben opgegroeid in een volkscafé, tussen ‘gewone’ mensen. Met zo’n achtergrond kun je gewoon niet beginnen zweven.

‘Toatjespap’, zo heette mijn eerste rubriek in Meetjesland Express. Daarin schreef ik over oude recepten van mensen bij wie ik dan op bezoek ging. Man bijt hond avant la lettre ? Misschien wel. Later volgde ik de gemeenteraden voor De Morgen. En zo kreeg ik mijn perskaart. Een mijlpaal : ik was journalist. Niet langer ongeschoolde arbeider.

Je roots bepalen hoe je iets doet, later. Ben ik van overtuigd. Dat hebben mensen die veel slimmer zijn dan ik trouwens al lang verkondigd. Mijn grootvader was binnenschipper. Mijn vader truckchauffeur. Wat ik doe, is net hetzelfde. Ik zwerf ook. Niet met een schip of een vrachtwagen. Maar met een camera en een pen. In een busje in Rusland. In de Verenigde Staten. Of China. Ik reis en ik vertel. Een troubadour, zoiets ja.

De mens is de mens. De aardbol rond. Maar de ingewikkeldste mens heb ik toch in China gevonden. ‘Merde, ik kan het niet meer’, dacht ik de eerste dagen. Normaal vind ik de verhalen door aan mensen de meest elementaire vragen te stellen. Maar Chinezen denken zo ontzettend concreet. Als ik vraag : ‘Hoe vind je dit café hier ?’ Dan zeggen ze : ‘Op een stadsplan.’ Of nog. ‘Wie ben je ?’ Antwoord : ‘Wie ik ben natuurlijk.’

En toch zijn ook hun verhalen universeel. Ik herinner me een jonge Tibetaan die in China woont en heel mooi kan zingen. ‘Zal ik nog iets zingen ?’ vroeg hij. ‘Graag.’ ‘Waarover ?’ ‘Over de liefde.’ Na het lied vroeg ik over wie het ging. Over een meisje dat duizend kilometer verder woonde, vertelde hij met verliefde blik. Zijn eigen vrouw, met wie hij gedwongen gehuwd was, zag hij best graag. Maar zijn échte ware, die was elders. Ik ben ervan overtuigd dat dit het verhaal is van miljoenen mensen. Hoeveel zijn er niet die best gelukkig zijn in hun relatie, maar voor wie de ware onbereikbaar is ?

Respect voor leermeesters. Dat hebben ze in China nog heel sterk. En dat zijn we hier zo jammerlijk verloren. Ik ben altijd dankbaar geweest wanneer ervaren mensen mij bijstuurden en inspireerden. Dat is iets helemaal anders dan baas spelen over mij. Dat heb ik nooit verdragen. Met zulke mensen heb ik áltijd ruzie gekregen.

Ik ben gelukkig, ja. En terwijl ik dit hardop zeg, denk ik al : ‘Zeg dat nu toch niet, aap. Je roept het ongeluk over je uit.’ Want ik besef hoe broos het is. En dan ben ik niet zozeer bang voor mijn eigen leven. Des te meer voor dat van mijn geliefden. Mijn vrouw. Mijn dochters. Koesteren dus, dat geluk.

Mensen samenbrengen en ze een goed gevoel geven. Daarom doe ik wat ik doe. Ik wil mensen van de andere kant van de wereld in onze huiskamers binnenbrengen : doodgewone mensen. Ik kan daar zo’n deugd van hebben. Ook bij mijn lezingen. Dan wil ik het publiek een warme avond geven. Ze meenemen in mijn verhaal. Ze doen lachen. En ook altijd even meegaan in hún verhaal.

Martin Heylen (52) is reporter voor Woestijnvis. Nog tot eind mei loopt zijn rubriek Peking-Peking, elke maandag in ‘Man bijt hond’ op Eén.

Door Guinevere Claeys / Foto Saskia Vanderstichele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content