Ik zou kunnen veinzen dat ik toevallig in de stad was. Maar nee, net als 14.999 andere sentimentele oenen was ik speciaal naar de Scheldekaaien afgezakt voor de Lichtparade, die de eindejaarsfestiviteiten in Antwerpen opende. En daar stonden we dan als twee grote onnozelaars naar fluorescerende elfjes en prinsen en prinsessen te gapen, en naar voorbijhobbelende kaarsen, lantaarnpalen en kerstballen, terwijl uit de luidsprekers klokken, sleebellen en juichende koorzangen galmden die ik spontaan met Coca-Colareclamespots associeer. Het soort spektakel kortom waarvoor je als grote mens bij wijze van alibi maar beter een paar koters bij de buren leent, wil je je niet volkomen belachelijk maken.

Hoewel, mensen en twinkelende lichtjes, het werkt altijd. Is er in de filmgeschiedenis een mooier beeld dan dat van de schitterend verlichte pakketboot die in Fellini’s Amarcord als een fantoom uit de nachtelijke nevelen opdoemt en voor de verrukte blikken van de in roeibootjes uitgevaren kustbewoners voorbijglijdt ? Of het moest de mystieke straling van het ruimteschip uit Spielbergs Close Encounters of the Third Kind zijn. Of ‘Cosmo’s moon’, de maan als een overmaatse bol halfbelegen gouda die in Moonstruck iedereen een beetje gek maakt.

Maar niet zo gek als een vrijwel permanente duisternis, zoals ik zelf aan den lijve ondervond tijdens een jeugdige vrijage in het hoge Noorden. Het was november in Uppsala en de uitverkorene was een rijzige Viking die Bertil heette en in de sauna Kierkegaard las, waarna hij zich afroste met berkentwijgen. Dat hij daarbij naar Kate Bush luisterde, in het bijzonder de song Moving, die met een halve minuut walvisgeluiden begint, mocht ook niet helpen. Maar bovenal was het de somberte van de Zweedse winter die mij de das omdeed. Wie ooit een film van Ingmar Bergman zag, herinnert zich vast zo’n existentiële close-up van Bibi Andersson of Liv Ullman, die ogen en mond wijd opensperren in een geluidloze Edvard Munch-achtige schreeuw. Juist, zo voelde ik mij dus, waarna ik prompt mijn biezen pakte en naar Rhodos verkaste.

Voor niets gaat de zon op, heet het, een gratis spektakel dat op sommige plekken van de aardbol veel volk trekt. Op de Mozesberg in de Sinaï bijvoorbeeld, waar lang geleden de profeet van God de tien geboden kreeg. Wat bewijst dat Mozes een goede conditie had en God een merkwaardig gevoel voor humor, want het valt niet mee, 2285 meter hoog een steile helling opkruipen om godbetert een reglement te ontvangen, om van de terugweg nog te zwijgen, met die stenen tafelen op je bult. Vijfendertig eeuwen later zitten daar elke morgen een paar honderd toeristen in het halfduister met hun achterste op een koude rots en roepen oh en ah als de rijzende zon het grillige gebergte achtereenvolgens paars en oranjeroze kleurt. De oudste lighthow ter wereld en in die zin redelijk voorspelbaar, maar net als van witte pralines met een noot krijgt een mens daar nooit genoeg van.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content