De radio meldt dat de regularisatie van mensen zonder papieren een feit is, maar dat zij een ‘duurzame verankering’ in ons land moeten bewijzen. Dat kan een diploma van gevolgde lessen Nederlands zijn, of een abonnement bij een sportclub.

Dat laatste klinkt als een aprilgrap maar we zijn halfweg september, dus verder van april kan men niet verwijderd zijn. Ik zit met mijn kameraad L. op café en L. is bezorgd. “Om de sociale zekerheid in stand te houden is er volgens mij méér nodig dan twee keer per week aan een fitnessapparaat te gaan hangen”, zegt hij droogjes. “Ik denk dat wij stilaan het softste inburgeringsbeleid ter wereld hebben. Een kennis van mij wou naar Australië emigreren. Je wil niet weten hoeveel moeite ze moest doen om te bewijzen dat ze een waardevolle bijdrage aan de Australische samenleving kon leveren, en dat haar professionele vaardigheden op een outstanding level stonden. Het is toch normaal dat een land dat een beetje controleert ? Wat is dat trouwens voor schijnheilige benaming, eenmalige regula-risatie ? Ik herinner mij de vorige nog.”

Ik hou er niet van als gesprekken deze toer opgaan. Het moeizame laveren tussen verdraagzaamheid en schaapachtigheid, tussen xenofobie en terechte verontwaardiging maakt mij moe. Het is allemaal zo gevoelig geworden dat je spontaan de neiging krijgt de toon van je gesprek te laten zakken.

“Tot de hoofddoeken was ik nog helemaal mee”, zegt L. “Ik lig er niet wakker van of zo’n meisje op school of in het stadhuis een hoofddoekje draagt. Integendeel, ik vind het zelfs mooi, want het benadrukt de schoonheid van haar ogen. Bij de boerkini heb ik echter afgehaakt. Wat zal de volgende stap zijn ? Dat wij, uit ‘respect’, ook volledig aangekleed van de wipplank moeten springen ? Nu al heb je in Groot-Brittannië zwembaden waar àlle zwemmers zich moeten kleden naar de voorschriften van de islam. Voel jij je, eerlijk, happy als je hoort dat 55 procent van de Antwerpse en 33 procent van de Gentse kleuters thuis geen Nederlands spreken ?”

L. is, laten we duidelijk zijn, geen racist. Hij heeft een Plan Kind in Mali en is voorts op zoek naar een manier om vogels van de biologisch geteelde aardbeien in zijn stadstuin af te houden. L. is van goede wil. Maar hij is ook bezorgd, zoals wel meer mensen. Omdat alles zoals ze het altijd gekend hebben, in luttele jaren dreigt te worden weggevaagd.

“Is het onverdraagzaam om dingen waardevol te vinden en die te willen verdedigen ?” vraagt L. zich hardop af. “Als het op het recht aankomt je mening vrijelijk te uiten, of op de gelijkheid van man en vrouw, dan ben ik niet bereid om een stap achteruit te doen. Ik ben nu eenmaal een overtuigd voorstander van de democratie.”

“Roep dàt maar niet te luid”, vermaan ik hem. “Want ik kan wel iets bedenken dat je misschien nog meer zou verontrusten. Ik woon in een buurt waar de pastoor kwistig met de kerkklokken luidt. Vorige zondag bleef ik lang in bed. De zon scheen, uit de keuken kwam de geur van verse koffie en dan dat gebeier van die klokken. Zalig vond ik het. Zo optimistisch en levenskrachtig. Maar opeens kwam de vraag in mij op of die klokken nog wel democratisch kunnen worden genoemd.”

“Hoe bedoel je ?” vraagt L., zijn ogen schichtig achter blikkerende brillenglazen. “Ik vroeg me af waarom ik door het gelui van klokken werd gewekt en niet door een muezzin die vanuit de minaret oproept tot het gebed. Het zou niet onlogisch zijn mocht iemand dat eisen. Eerder democratisch, eigenlijk. Er zijn nu eenmaal veel meer praktiserende moslims in onze steden dan praktiserende katholieken.”

“Schrijf daar maar geen stukje over”, zegt L. “Of je brengt mensen nog op ideeën.”

“Als het op het recht van vrije meningsuiting aankomt, doe ik geen stap achteruit”, plaag ik hem. “Maar laten we over iets anders praten en een Karmeliet bestellen. Nog eentje, nu het nog mag.”

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content