SCHRIJVER

Ik ben geboren in Huambo, de tweede stad van Angola, als kind van een Portugese vader en een Braziliaanse moeder. Mijn vader werkte bij het spoor, ons gezin had een eigen wagon waarin we door dat prachtige land reden, tot de grens met Congo. ’s Avonds projecteerde mijn vader op een wit laken films voor de lokale mensen. Ze waren dol op Chaplin, maar nog veel meer op Pelé, de zwarte Braziliaanse voetballer.

Mijn boeken werden uitsluitend in het Portugees gelezen, tot ik in 2007 als eerste Afrikaan de British Independent Foreign Fiction Prize kreeg, de bekroning van de beste naar het Engels vertaalde roman. Sindsdien is mijn werk uitgegeven in vijftien talen en word ik uitgenodigd om te signeren en lezingen te geven. Dat is leuk, maar het betekent ook : meer reizen en minder tijd voor mijn gezin.

Twee kinderen heb ik, te weinig naar Afrikaanse normen. Mijn moeder groeide op in een gezin met achttien broers en zussen die nu over de hele wereld verspreid leven.

Mijn vrouw en mijn kinderen wonen in Angola, ik verblijf ook nog in Lissabon en in Rio de Janeiro. Uiteraard heeft dat leven in drie landen invloed op me, het maakt me tot wat ik ben.

Identiteit bouw je gaandeweg op. We zijn wat we ervaren hebben, wat we ons herinneren, correct of niet. Ik heb herinneringen aan mijn kindertijd die ik niet kàn onthouden hebben. Die zijn me door anderen verteld, of ik herken ze van foto’s.

We weten weinig over ons eigen verleden. Vaak zouden we dat verleden ook ànders wensen. Veel mensen met een gouden toekomst hebben een minder fraaie historie. Bepaalde rijke zakenlui, politici en generaals zouden niet liever willen dan de smetten daaruit wegwissen.

Geschiedenis is fictie. De geschiedenislessen op school zijn verzinsels of op zijn minst gekleurd. Overal. Niet alleen in Angola, met zijn recente bloedige geschiedenis van onafhankelijkheidsstrijd en burgeroorlogen.

Natuurlijk lieg ik. Ik ben een professionele leugenaar. Dat is een voorwaarde voor een schrijver : lezers moeten je geloven, wat je ze ook vertelt. Toch heb ik veel van mijn romanpersonages in het ware leven ontmoet. Ik drukte bijvoorbeeld op het knopje van een lift. De deur ging open, er stond een klein mannetje in, en een klein bedje. “Is dit de lift ?” vroeg ik. “Nee”, zei dat mannetje. “Dit is mijn huis. Het wàs een lift.” Van zulke types wemelt het in Afrika. Er zijn mensen die Pouca Sorte of Weinig Geluk heten, ik ken een zwarte albino, een pianist zonder handen, een Namibische James Dean…

Westerlingen vinden dat exotisch, in Afrika is het de realiteit. Ik kijk ook niet meer op van vreemde zinnetjes als : “Nadat mijn vrouw blank werd…” alsof ze werkelijk van huidskleur was veranderd en niet alleen op haar paspoort.

Ik, blank ? Hangt ervan af hoe je het bekijkt. In Amerika beschouwen ze Obama als hun eerste zwarte president. Voor zijn familie in Kenia, het land van zijn vader, is hij blank.

De toekomst is aan rassenvermenging. Geen samenleving is zo levenslustig als een creoolse. Als ik in Luanda de deur uitga, verdwijn ik in het straatgewoel, een tropisch barokke overdaad van mensen en culturen. De laatste jaren is er in Angola een toeloop van Chinezen die ook weer met de lokale bevolking versmelten.

‘De vrouwen van mijn vader’, José Eduardo Agualusa (48). Standaard Uitg., 351 blz., 19,95 euro, ISBN 978 90 290 8352 2. Zevende roman van de Angolese schrijver die ook dichter, journalist, literatuurcriticus, politiek columnist en toneelauteur is. Zijn tweede roman die in het Nederlands vertaald werd, na ‘O Vendedor de Passados’, ‘Handelaar in verledens’, die hem de British Independent Foreign Fiction Prize en een nominatie voor de Booker Prize opleverde.

Door Griet Schrauwen / Foto Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content