Ik zit naar de zonsverduistering te turen, door het grijze dek van wolken kan ik ze niet zien, maar toch blijf ik kijken want geen poging doen om de verduisterde zon waar te nemen, lijkt mij op een ernstige vorm van afstomping te wijzen. De feesten zijn nog maar voorbij, copieuze maaltijden hangen nog halvelings in maag-darmkanalen en buiten zijn de solden al losgebroken, de nieuwe drijfjacht op het koopvee dat wij zijn. De euforie van het buitenkansje is mij natuurlijk bekend, maar tegelijk hoor ik te sterk het tikken van vernuftig raderwerk dat de consument alweer voert naar de volgende compulsieve koopdag. Ik heb niets nodig, probeer ik mijzelf te overtuigen. Ik heb nog schone sokken zat en wat ik verder echt verlang, ligt niet voorzien van rode bollen in de winkelrekken opgetast.

Eenieder die nog wat geloof in de mens wenst te bewaren, hij houde zich ver van de bakken waaromheen horden grote zoogdieren jagen op gesoldeerd ondergoed. Soms kan ik het niet laten en trek er toch naartoe, en verman mij bij de aanblik van het duizendkoppige monster dat in staat is je schamele resten uit te spuwen in een hoek van de Mexx of de Massimo Dutti, voor een prooi van wol of polyester die bij nader inzicht alleen nog verkrijgbaar was in XXL of XS.

In Spanje is er een winkel waar je alleen binnenmag als je bereid bent in je ondergoed te shoppen. Dat levert fraaie beelden op van zongebruinde Spaansen maar is naar mijn gevoel toch een tikkel gĆŖnant, vlees in ruil voor voordeel, het soort transactie dat doorgaans wordt afgesloten in een peepshow of gloryhole. Het verwondert mij trouwens dat dat laatste woord (zo’n slordige 6.900.000 treffers in Google) nog niet is opgenomen in Van Dale – in tegenstelling tot bijvoorbeeld gloriaparaplu of glossolalie, wat minder voos is en schijnt te betekenen : het spreken van vreemde, onbegrijpelijke talen tijdens een toestand van religieuze extase.

Me dunkt dat ik wat weggedwaald ben van de winkelstraten. Het beste voor mijn zielenrust zou zijn de koopassen enkele weken te mijden of er uitsluitend voorbij te rijden in treintjes met zebramotief, de luchtbuks binnen handbereik, zoals mensen doen op safari. Het probleem is dat ik daarvoor nog niet onthecht genoeg ben, te hebberig nog om zonder een spier te vertrekken verstek te laten gaan op het feest van het grote profijt. Niet zelden eindigt dat met een miskoop die vijf jaar in de kast zal blijven hangen, uit onwil toe te geven dat het een miskoop is geweest. Het stille hartzeer, aan de andere kant, als je kledingstukken tegenkomt voor de helft van wat je er luttele maanden geleden zelf voor betaald hebt.

Solden meteen tot -70 %, bloklettert Het Laatste Nieuws op zijn voorpagina, er als de kippen bij om nog wat olie op het vuur te gooien. Misschien doe ik er goed aan de Standaard te lezen, dat oord van nuchtere weloverwogenheid, waar Tegen de repatriƫring van Dimitri Syrov minder spectaculair de voorpagina haalt. Nieuws over de solden staat er niet in, wƩl een merkwaardig bericht over de Iraanse president Ahmadinejad, die zijn Peugeot van 33 jaar oud verkocht heeft voor een miljoen dollar. Toen hij nog burgemeester was van Teheran maakte Ahmadinejad er een erezaak van om zich te verplaatsen in de eenvoudige auto. Nu heeft hij blijkbaar besloten de kar van de hand te doen en de opbrengst te besteden aan huizen voor armen en gehandicapten. PR-stunt of niet, die blijk van soberheid in somptueuze tijden neemt mij enigszins voor het verguisde, altijd wat groezelig uitziende staatshoofd in.

Tijd om te vertrekken naar het werk, echter niet voor ik in de grootste krant van het land nog de column van Marie-Rose Morel heb gelezen. In vredestijd was ik geen grote fan maar nu de kanker haar belegert, voel ik respect voor de taboedoorbrekende dapperheid waarmee zij over haar ellende schrijft en blijft hopen, tegen alle verwachtingen in.

Op weg naar de dagelijkse arbeid, op de snelweg ter hoogte van Teralfene, breken zuilen van licht opeens door de wolken en kan ik de rijzende zon dan toch nog in haar verduisterde glorie aanschouwen. Ik zet mijn Ray Ban op, voor het eerst in maanden, kijk grijnzend naar die Princekoek waar een grote hap uit is genomen en voel mij, ondanks alles, een gelukskind. 2011 heeft zijn portie extase al gebracht, hoewel het in zijn jeugdige overmoed ook zijn best deed om de bourgeois te epateren met hysterische berichten over nonnen uit 1961 en vogels die, zeer Bijbels, met duizenden tegelijk uit de lucht zijn gevallen.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content