Cédric Charlier is de vorig jaar aangestelde, Belgische huisontwerper van Cacharel. “Ik houd niet van intellectuele mode. Voor mij is het belangrijk dat kleren begerenswaardig zijn.”

Cédric Charlier heeft afspraak met een reporter in de statige bar van Hotel Bristol, vlak bij het presidentieel paleis van Parijs. Een groepje ongetwijfeld zwaar bewapende veiligheidsagenten houdt de wacht. Vladimir Poetin, de Russische eerste minister, heeft, zo blijkt, afspraak op dezelfde plek, zij het met iemand anders.

“Ik heb altijd geweten dat ik wou reizen”, zegt de ontwerper, kalm en gereserveerd. “Ik ben opgegroeid op het platteland, in een verloren dorp in Henegouwen. Ik was twintig toen ik er wegging.” Charlier studeerde aan de modeschool La Cambre in Brussel. Hij won in 1991 de Moët Hennessy Fashion Award. Zijn prijs : een stage bij modehuis Céline. Michael Kors, de flamboyante Amerikaanse ontwerper, stond daar toen aan het hoofd. Charlier zou er zes maanden werken, maar bleef uiteindelijk twee jaar.

“Ik was van plan mijn opleiding te onderbreken voor een jaar. Maar ik kreeg bij Céline onmiddellijk een eigen bureau, een zekere verantwoordelijkheid, en ik ben nooit naar school teruggekeerd. Als ik kon herbeginnen : ik zou het meteen doen. Michael Kors was erg Amerikaans. Een mooie persoonlijkheid, een vastomlijnd idee van mode : krachtig, maar zonder pretentie. Het was voor mij een eerste kennismaking met de Amerikaanse mode.”

“Werken voor zo’n groot huis was erg interessant als eerste ervaring,” zegt hij. “Maar ik wou ook van iets intiemers proeven. Ik heb Jean-Paul Knott ontmoet. Toen ik naar Parijs kwam, had ik het liefst voor Yves Saint Laurent gewerkt, maar die had toen pas een punt gezet aan zijn carrière. Jean-Paul was twaalf jaar lang de eerste assistent geweest van mijnheer Saint Laurent. Het leek mij in zekere zin logisch om dan maar voor Jean-Paul te werken. Ik ben twee jaar gebleven, waarvan een jaar als verantwoordelijke van zijn team bij Feraud. Hij was op dat moment artistiek directeur van dat huis.” Charlier leerde van Knott de geheimen van drapage. “Dat is zijn sterke punt, en hij heeft me zijn techniek geleerd aan de hand van gestes. Het vertrekpunt is altijd een vierkant, en het uitgangspunt is hoe dat vierkant te draperen om een vrouw.”

Van Knott trok hij naar Lanvin, waar hij twaalf seizoenen werkte aan de zijde van Alber Elbaz, een periode die hij beschrijft als absoluut magnifiek. “Ik heb er grote momenten beleefd.” Wat heeft hij er precies van overgehouden ? “Respect voor de vrouw. Dat je werk om die vrouw draait en dat je jurk in dat opzicht bijkomstig is. En verder onthoud ik van die zes jaar ook een zekere zin voor humor.”

“Alber Elbaz is niet iemand die je gemakkelijk in een hokje kunt stoppen. Hij stelt zichzelf voortdurend ter discussie. Hij zoekt, hij tracht zoveel mogelijk te begrijpen. Vrouwen, vooral. Het is zeldzaam dat je in de mode mensen ontmoet met zo’n kracht, met zo’n capaciteit tot begrip. Hij is zeer aimabel, dicht bij de mensen, maar ook erg veeleisend. Onze relatie was professioneel, maar intens. Je krijgt op den duur vanzelf gevoelens voor elkaar, en het was dan ook moeilijk om hem te verlaten.”

Atypisch huis

Maar Charlier vond dat het tijd was om zijn eigen weg te gaan. “Ik heb mijnheer Bousquet ontmoet, en hij heeft me zijn vertrouwen gegeven.” Jean Bousquet is de legendarische stichter van Cacharel. Een gedreven zakenman die jarenlang aan politiek heeft gedaan (hij was rechts burgemeester van Nîmes), maar tegelijk ook een visionair is geweest in de modesector, en van Cacharel een uniek bedrijf heeft gemaakt ( zie kader).

“Ontmoetingen zijn ontzettend belangrijk in dit metier. Het heeft in de mode echt geen zin om je af te vragen wat je over twee jaar gaat doen, want dat kun je nooit voorspellen. Je weet niet waar alles toe leidt, en het is goed zo.”

Bousquet, vertelt hij, komt nog elke dag naar kantoor. “Ik ben onder de indruk van zijn visie. Hij komt soms mijn kantoor binnen terwijl ik aan prints werk. En dan kiest hij gegarandeerd in een oogopslag de beste print eruit. Hij heeft een oog, je staat er soms versteld van.”

“Cacharel is een atypisch huis,” zegt Charlier, “omdat het bijvoorbeeld nooit heeft toebehoord aan een grote groep. Maar ook de kleren waren van het begin af anders, en dat geldt eveneens voor de campagnes van Sarah Moon. Haar foto’s waren niet alleen gedurfd, je kon ze ook nergens mee vergelijken.” Daarnaast was Cacharel nooit echt een luxemerk, en had Charlier wat hij zelf een verlangen noemt ‘naar een zeker realisme’, zeker in de periode van crisis. Hij wilde toegankelijke, zeg maar gemakkelijke kleren kunnen maken. “Ik houd niet van intellectualiseren. Ingewikkelde looks zijn niets voor mij. Ik vind het belangrijker dat kleren begerenswaardig zijn.”

Bij Cacharel werkt hij, zegt hij, op het kruispunt tussen creatief en abordabel (dat is niet altijd gemakkelijk, en hij geeft toe dat hij het voorbije jaar een aantal grijze haren erbij heeft gekregen).

Charlier heeft het liever niet over de Cacharel-vrouw. Dat is voor hem een achterhaald idee. “Ik heb het liever over het Cacharel-moment. Ik wil vrouwen de mogelijkheid geven om dat moment zelf te kiezen. Ik wil dat ze er modern uitzien, één met hun tijd.” Cacharel heeft een romantisch imago (de bloemetjesjurken uit de seventies en de bovenvermelde campagnes van Sarah Moon zijn daar grotendeels verantwoordelijk voor). Charlier vult die romantiek op zijn manier in. Hij beschrijft ze als “een gevoel van zorgeloosheid, een stedelijke lichtheid. Ik wil vooral dat vrouwen zich vrij voelen, dat ze trots zijn op zichzelf.”

Hoe gaat hij te werk ? “Intuïtie, dat is de beste vriend van creativiteit. Ik heb niets anders.” Het erfgoed is belangrijk, maar hij laat er zich niet door domineren. Hij gebruikt het als een soort leidraad. “Ik ga door de archieven, maar ik blijf er nooit lang bij stilstaan. Ik tracht een zekere esprit te herinterpreteren. Dat kan een foto van Sarah Moon zijn, of een geur. Een kleur, een print. De droom in de werkelijkheid, de werkelijkheid in de droom. Dat helpt me. Ik zoek altijd naar een zekere attitude. En ik begin altijd met de schoenen. Platte zolen, hielen : die keuze heeft onmiddellijk gevolgen voor de sfeer van de hele collectie. Ik teken, de hele tijd. Ik praat met de meisjes en de vrouwen in mijn omgeving, en natuurlijk ook met mijn vrienden. Het is belangrijk dat je je niet laat opsluiten in een fantasme. Droom, werkelijkheid, verlangen. Daar gaat het om.”

De sterkste momenten in zijn carrière ? “Onlangs hoorde ik dat de collectie behoorlijk goed loopt in de boetieks. Voor mij is dat essentieel, het ultieme doel van mijn werk.”

En dan was er nog de vrouw die hij uit het raam van zijn kantoor over straat zag lopen, gekleed in een van zijn blouses.

Cédric Charlier voelt zich na twaalf jaar in Parijs nog door en door Belg. Hij is, zegt hij, erg gereserveerd, en misschien is dat typisch Belgisch. “Maar of mijn mode nu zo Belgisch is, mijn visie als ontwerper ? Dat weet ik niet. Is het belangrijk ? Ik geloof van niet. België is voor mij een bron, verse lucht. Soms, als het me in Parijs te zwaar wordt, keer ik terug, en dat blijft een plezier.”

DOOR JESSE BROUNS

“Of mijn mode nu zo Belgisch is, mijn visie als ontwerper ? Dat weet ik niet. Is het belangrijk ? België is voor mij een bron,

verse lucht.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content