‘Het meisje onder de straat’ heet de vierde thriller van Zwedens meest succesrijke schrijversduo Anders Roslund en Börge Hellström, een sociaal bewogen misdaadverhaal over daklozen, jeugdprostitutie en een falende staat.

Het zou een komisch duo kunnen zijn : de ene pezig, beweeglijk, met halflang sluik haar, de andere monolithisch, quasi roerloos en kaal. De dunne, Anders Roslund, werkte als onderzoeksjournalist voor de Zweedse televisie toen hij tijdens een reportage de kolos Börge Hellström ontmoette, een ex-crimineel die zich inzette voor de rehabilitatie van jonge delinquenten.

Verenigd door maatschappelijke onvrede begonnen ze sociaalkritische thrillers te schrijven die stuk voor stuk in de prijzen vielen. In het onlangs verschenen Het meisje onder de straat krijgt commissaris Ewert Grens, de meest knorrige, levensmoeë en ongezond levende aller misantropische politiemannen, te maken met een verminkt lijk in de kelder van een ziekenhuis en met 43 Roemeense straatkinderen die in nachtelijk Stockholm aan hun lot overgelaten werden. En de man heeft het al zo lastig, want de toestand van zijn vrouw Anni, die na een verkeersongeval als een plant in een ziekenhuis vegeteert, gaat zienderogen achteruit. Alleen in de zeemzoete jarenzestigliedjes van schlagerzangeres Siw Malmkvist (de Zweedse Jo Leemans zeg maar) vindt hij enig soelaas.

Zelden auteurs zo gretig over hun boeken weten praten als Roslund en Hellström. In het thuisland verscheen eerder die week hun vijfde boek, Tre sekunder, een turf van zeshonderd bladzijden die uitstekend ontvangen werd. Het succes maakt hen bijna uitgelaten, wat fel contrasteert met de donkere sfeer in hun boeken. En o ja, het merkwaardige schrijversduo was ook een poos uit elkaar, maar nu zijn ze opvallend eensgezind in hun enthousiasme.

Vreemd toch dat uitgerekend een welvarend land als Zweden een traditie van sociaalkritische thrillers kent.

Anders Roslund : We worden vaak vergeleken met Sjöwall en Wahlöö. Een hele eer, want zij zijn onze grote voorbeelden : in de jaren zestig al bewezen ze dat spannende misdaadromans een maatschappelijke problematiek kunnen hebben. Toen ons tweede boek uitkwam, noemde Maj Sjöwall het de beste thriller van het jaar. Uit de mond van de grand old lady van de Zweedse thriller is dat een geweldig compliment.

Börge Hellström : Ik ben opgegroeid in de buurt waar de boeken van Sjöwall en Wahlöö zich afspeelden, ik heb nog op het balkon gestaan waar hun held Martin Beck werd neergeschoten. Anders en ik waren altijd al gek op krimi’s, en door de manier waarop wij elkaar leerden kennen lag het voor de hand dat we ons vooral zouden concentreren op de naweeën van de misdaad.

Roslund : Ik weet niet waarom, maar literaire romans met een sociaalkritische inslag zijn in Zweden heel zeldzaam geworden, die rol is overgenomen door de misdaadroman. Wat zeker een rol speelt, is dat ons land al zo lang in vrede leeft. Sinds 1809 eigenlijk, het einde van de Finse oorlog – in de Tweede Wereldoorlog was Zweden neutraal. Onze boeken verschijnen in zeventien talen en in vijftig landen, maar bijvoorbeeld niet in Irak of Colombia. Waarom ? Omdat de mensen daar dagelijks met misdaad te maken hebben, misdaad op staatsniveau als het ware en daarom willen ze niet ook nog over individuele misdaad lezen. In een welvaartstaat als Zweden is er wel een markt voor. Een rijke democratie kan zich kritiek veroorloven, wat zeg ik : moét zich kritiek veroorloven.

Is een van de zwakke plekken van het Zweedse systeem dat sommige problemen ontkend worden ?

Roslund : Natuurlijk is Zweden een welvaartsstaat en lang overheerste het gevoel dat alles goed geregeld was. Maar sinds twintig jaar is er een economische teruggang, die de laatste jaren acute vormen aannam. Een goed voorbeeld zijn de sociale hervormingen van begin jaren negentig. In 1992 werden een groot aantal psychiatrische instellingen gesloten, deels omdat het uitsluiten van psychiatrische patiënten uit de maatschappij als achterhaald beschouwd werd, maar vooral uit geldgebrek. In de praktijk kwamen veel geesteszieken door gebrek aan begeleiding domweg op straat terecht. In Stockholm, een stad van 1,6 miljoen inwoners, houden er zich tegenwoordig negentien mensen bezig met de opvang van hulpbehoevende mentaal gestoorden. Daarvan werken er twee in staatsverband en zeventien in dienst van de kerk. Dat is een duidelijke tendens : de overheid bespaart en schuift steeds meer maatschappelijke probleemgevallen door naar de non-profitsector, naar liefdadigheid met andere woorden.

Het is wat in het boek Leo overkomt, een schizofreniepatiënt die letterlijk ondergronds gaat.

Hellström : Van hem hebben we een symbool gemaakt voor alle slachtoffers van de sociale hervormingen sinds 1992. Er is een rechtstreeks verband tussen de sluiting van een aantal psychiatrische instellingen en het aantal daklozen in Zweden. Tot dan waren het er zo’n zeshonderd, nu zevenduizend.

Roslund : Ik weet waarover ik het heb. Mijn schoonbroer verbleef sinds zijn zeventiende in een psychiatrisch ziekenhuis. Hij kreeg zware medicatie en elektroshocks, kon absoluut niet zelfstandig leven. Sinds de instelling sloot, zorgen mijn vrouw en ik voor hem, want in een gewoon ziekenhuis kan hij niet terecht. Als wij niet in zijn onderhoud konden voorzien, zou hij gewoonweg op straat beland zijn. Het is tragisch dat zoveel mensen niet de behandeling krijgen die ze verdienen. De ironie wil dat het de echtgenoot van minister Anna Lindh was die de wet goedkeurde die tot de sluiting van psychiatrische instellingen leidde. Uitgerekend zij werd het slachtoffer van een psychisch gestoorde man die op die manier vrijkwam.

Wat commissaris Grens in het boek niet lukt, lukte jullie wel : bijdragen tot een oplossing van het probleem van de straatkinderen.

Hellström : Toen het boek uitkwam, gebruikte de burgemeester van Stockholm in een radio-interview voor het eerst de term ‘straatkinderen’. Tot dan toe hadden de bestuurders van de stad het bestaan van die kinderen keihard ontkend.

Roslund : Uiteindelijk werden er een paar miljoen vrijgemaakt voor de opvang van dakloze kinderen. Niet slecht toch voor een boek dat voor vijftig procent verzonnen is. Wat bewijst dat je met fictie soms meer bereikt dan met sociaalkritische reportages. Vijftien jaar lang werkte ik voor het meest bekeken actualiteitenmagazine van de Zweedse televisie en Börge sloofde zich uit in allerlei werkgroepen, maar nooit eerder had ons werk zoveel impact als nu.

De mensen praten veel gemakkelijker tegen een schrijver dan tegen een journalist met een cameraploeg in zijn kielzog. Als reporter had ik nooit in de ondergrondse wereld van Stockholm kunnen afdalen. Nu kon ik de anonimiteit van mijn tipgevers garanderen. Miller, de wat oudere zwerver die in het boek in de riolen van Stockholm leeft, bestaat echt. En hij wilde ook werkelijk dat jeugdige straatbewoners geholpen zouden worden. Het meisje Jannike is een samenstelling van verschillende dakloze meisjes. Hun vertrouwen winnen was belangrijk. Het zal misschien pretentieus klinken, maar ik ben best trots op wat we verwezenlijkt hebben.

Hellström : Ik kan je verzekeren dat boeken schrijven veel leuker is dan eeuwig palaveren in werkgroepen en ruzie maken met straatboefjes. Eerlijk gezegd was ik dat grondig beu. Nu maak ik alleen ruzie met hém ( grijnst). Nee, serieus, ik heb heel veel watertjes doorzwommen en voor het eerst in mijn leven voel ik mij echt vrij. Fulltimeschrijver kunnen en mogen zijn, er nog voor betaald worden ook, is voor mij een wonderlijk privilege.

Het lijkt me niet simpel om de juiste balans te vinden tussen het maatschappijkritische element en een lekker verhaal.

Roslund : Börge kent als geen ander de mechanismen van de onderwereld, hij heeft veel dingen van nabij meegemaakt. En ik heb een lange voorgeschiedenis als journalist-met-een-boodschap, ik heb zowat in elke Zweedse gevangenis documentaires gedraaid. Samen weten we heel veel, maar die kennis mag het verhaal nooit in de weg zitten. Je moet vooral geen feit op feit stapelen, al dat ballast vertraagt het tempo van het verhaal. En de boodschap mag nooit groter of belangrijker zijn dan de plot. Want hoe maatschappelijk bevlogen we ook zijn, onze boeken zijn in de eerste plaats bedoeld als entertainment, het laatste wat we willen is de lezer onderweg kwijtraken.

Hellström : Ja, en daarom zitten we elkaar voortdurend in de haren. We zetten een lijn uit en dan vindt een van ons het nodig om die te overschrijden. En verder is er de eeuwige discussie : hoe ver diepen we uit, waar beginnen en stoppen we, is deze uitleg niet te ingewikkeld ? Heel vermoeiend, maar dat maakt nu eenmaal deel uit van het proces. Over ons laatste boek hebben we 26 maanden gebakkeleid.

Van alle disfunctionele politiemannen uit de thrillerliteratuur moet Ewert Grens zodat de ergste zijn, op het sociopathische af.

Hellström : Voor ons is hij een als een mens van vlees en bloed. We vragen ons voortdurend af hoe hij in een bepaalde situatie zou reageren, wat hij zou zeggen. En ja, natuurlijk is hij geen supercop zoals je ze in Amerikaanse series ziet. Een mopperaar, een beetje knetter, maar verder een gewone vent met slechte eetgewoonten en een bureau vol onopgeloste dossiers. Hij luistert niet naar opera – ik ken nu eenmaal geen politiemannen die dat doen – hij heeft nog nooit iemand tegen de grond gesmakt en het enige schot dat hij in vier boeken ooit loste, was in de richting van een krolse kater. Maar er is hoop voor Grens. Want zo’n personage mag dan een paar pittoreske tics hebben, dat is goed voor de continuïteit in de boeken, maar er moet ook een evolutie in zitten. Nu is Ewert net als Anders en ik een mens die zich aan het verleden vastklampt en niet gemakkelijk komaf maakt met oud verdriet, maar in het vijfde boek krijgt hij een nieuw elan. Die vent kan zich toch niet eeuwig achter zijn oubollige schlagers en zijn manchester sofa verschansen. En ja, hij slaagt erin om een zaak op te lossen. Wij houden van die man, laat dat duidelijk zijn.

In jullie boeken vertonen jullie opvallend veel mededogen met misdadigers. Daders zijn vaak ook slachtoffers..

Hellström : We hebben allemaal goed en slecht in ons, in ieder van ons schuilt een beest. In Vaderwraak, ons eerste boek, gaat een vader achter de moordenaar van zijn dochter aan. Anders en ik hebben samen drie bijna volwassen kinderen en hoe vaak hebben wij al tegen elkaar gezegd : mocht iemand hen kwaad berokkenen, we zouden hem vermoorden. Bij de meeste mensen blijft het bij die gedachte. Maar heel soms voegt iemand daad bij woord. Vaderwraak heet in het Engels The beast, wat in de eerste plaats op de seksuele agressor van het meisje slaat. Maar het kan net zo goed op de vader slaan, want ook hij beneemt iemand het leven.

Toen Vaderwraak in Spanje uitkwam, gaf dat aanleiding tot verhitte discussies onder journalisten, want na vijftien jaar in de gevangenis zou er een kindermoordenaar vrijgelaten worden. Nu ben ik zelf als kind gemolesteerd en mishandeld, ik heb alle reden om kinderverkrachters te haten, maar toch stel ik me de vraag : is er dan geen enkele andere oplossing dan zo iemand levenslang op te sluiten ? Ik zei tegen die Spaanse journalisten : “Vijftien jaar geleden schreeuwden jullie : ‘Straf hem, sluit hem op !’ Hadden jullie er niet beter op aangedrongen dat hij psychiatrische bijstand kreeg, dan zou de kans kleiner zijn dat hij na zijn vrijlating zou herbeginnen.”

Trouwens, wraak is nog iets anders dan genoegdoening. Genoegdoening betekent dat je het gevoel, het vertrouwen terugkrijgt dat je werd afgepakt op het moment van de misdaad. En geloof me, daar is meer voor nodig dan de dader achter slot en grendel te zetten.

Door Linda Asselbergs – Foto’s Rob Walbers

“De overheid bespaart en schuift almaar meer maatschappelijke probleemgevallendoor naar de liefdadigheid.”

“Hoe maatschappelijk bevlogen we ook zijn, onze boeken zijn in de eerste plaats bedoeld als entertainment, het laatste dat we willen is de lezer onderweg kwijtraken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content