Beeldhouwster Camille Claudel werd in 1864 in de Champagne geboren in een gezin waar een onwrikbare moeder en een tolerante vader lijnrecht tegenover elkaar stonden. Als kind al wroette ze in de klei en maakte daar de boeiendste figuren uit, tot grote afkeer van haar moeder die alleen oog had voor de vlekken op haar kleren. Haar vader zag verder en breder, liet haar werk zien aan een beeldhouwer die meteen het onmiskenbare talent herkende. Omdat Camilles vader de gaven van zijn kinderen wilde stimuleren, verhuisde het gezin naar Parijs, waar de jonge artieste zich inschreef aan de Academie en al snel leerling werd van Auguste Rodin. De meester was geïmponeerd door een buste die zij van haar jongere broer had gemaakt en was geïntrigeerd door haar stijl die aansloot bij die van hem, ook al had ze nog nooit van zijn werk gehoord.

Als snel ontstond er een intense samenwerking én een romance die de 24 jaar jongere artieste in de war bracht. Rodin leefde al twintig jaar samen met Rose Beuret en was niet van plan die relatie af te breken. Hij huurde wel een atelier voor hem en Camille, die op het jaarlijkse Salon des Artistes de goegemeente verbaasde met haar beelden. Maar de critici uitten ook twijfels over haar talent, omdat ze een vrouw was en bovendien leerling van Rodin. Ook de andere beeldhouwers in het atelier hadden moeite met haar, de naaktmodellen keken haar met de nek aan. Zelfs de meester werd bij tijden ongemakkelijk van haar kunde en liet haar steeds meer in zijn dienst werken. Tot overmaat van ramp gooide haar moeder haar het huis uit toen ze van de relatie met Rodin hoorde.

Haar vader had meer begrip maar vreesde dat ze naast Rodins muze en maîtresse vooral zijn uitvoerder was geworden. Terwijl ze bij het kappen in marmer in niemand haar gelijke trof. Sentimenteel liep het mis toen Rose Beuret op zeker moment in het atelier verscheen, beide vrouwen slaags geraakten en Rodin dagenlang met Rose verdween. Intussen werkte Camille als een bezetene, want de bestellingen voor werk van Rodin stroomden binnen. Terzelfder tijd probeerde ze haar zwangerschap voor de buitenwereld te verbergen.

Rodin huurde een kasteel af om haar op krachten te laten komen, maar het kind werd vroegtijdig geboren en stierf. Een wanhopige Camille besloot op haar ziekbed dat ze geen tweede Rose zou worden. Ze koos een eigen adres en legde zich toe op eigen werk. In haar geromantiseerde biografie schrijft Anne Delbée : ” Elle n’aura jamais d’époux, de maison, d’enfants à elle. Juste une pierre.” Ze zou alleen nog leven voor het bemeesteren van stenen, maar dat zou niet volstaan.

Door haar scheiding van Rodin was Camille ook de contacten kwijt met het milieu, de financiers en de kopers. Voor de buitenwereld bleef ze ‘de leerlinge van Rodin’, voor anderen was ze niet meer dan la courtisane aux mains sales. Maar ze zette koppig door. Ze werd een virtuoze marmerkapster. Alleen had ze geen tijd of geld om degelijk materiaal te kopen. “Enkel de deurwaarder heeft nog belangstelling voor mij”, schreef ze in toenemende wanhoop.

Enkele vrienden zetten een laatste overzichtstentoonstelling op van haar werk, maar niemand nam het echt voor haar op. In wanhoop en eenzaamheid kwijnde ze weg en vernielde daarbij een groot deel van haar werk.

Acht dagen na de dood van haar vader liet haar moeder haar onder dwang opnemen in een psychiatrische inrichting. Herhaalde voorstellen van de medische wereld om haar vrij te laten stuitten op verzet van de moeder. Camille stierf dertig jaar later, zonder ooit nog een voet buiten de instelling te hebben gezet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content