Walter Van Beirendonck: ‘Ik wilde even niet meer roepen’

© Charlie De Keersmaecker

Walter Van Beirendonck ijvert nog steeds voor verdraagzaamheid. Via statements, of subtiele slimme keuzes. Neem nu die kindercollectie. ‘De typische jongen, het typische meisje, daar zijn we van afgestapt.’

Kijk,’ lacht Walter Van Beirendonck, ‘de meisjes zijn tomboys en de jongens hebben nagellak.’ We zitten in een strakke vergaderzaal langs de Schelde, gebogen over de schetsen en foto’s van Van Beirendoncks nieuwe, grotendeels genderloze collectie voor ZulupaPuwa, de lijn die hij intussen al dertien jaar ontwerpt voor de Belgische keten JBC (de nagellak is aangebracht door Inge Grognard, de foto’s zijn van Ronald Stoops, en de styling is van zijn partner, ontwerper Dirk Van Saene: het team waarmee hij sinds mensenheugenis, zo lijkt het, samenwerkt). ‘Ik ontwerp die lijn helemaal alleen in mijn studio, zonder assistenten’, zegt de ontwerper.

‘Er is nog altijd evenveel enthousiasme, zowel van mijn kant als bij JBC. Als je zo lang samenwerkt, bestaat het risico dat je overschakelt op automatische piloot. Daarom proberen we ZulupaPuwa af en toe opnieuw uit te vinden. Dit is zo’n moment.’

Van Beirendonck en Ann Claes, de CEO van JBC, kwamen vorig jaar tot het gedeelde inzicht dat de manier waarop kinderen met kleren omgaan volledig veranderd is sinds ze met de lijn begonnen. ‘Toen waren het nog overwegend de ouders die bepaalden wat hun kinderen droegen. Kids begonnen pas zelf overwogen keuzes te maken rond hun twaalfde. Tegenwoordig doen ze dat al vanaf hun zesde. Ze zijn mondiger geworden. Ze weten veel sneller wat ze willen en wat ze niet willen.’ Het resultaat van die overweging is een meer volwassen, minder frivole collectie, met een duidelijke boodschap: we zijn allemaal gelijk, en toch anders. We’re All the Same, But Different.

Andere culturen, de natuur, sociale thema’s: ik vind dat je kinderen daar van jongs af mee in contact moet brengen, zodat ze die informatie kunnen verwerken.

Van Beirendonck vindt engagement belangrijk, ook voor kinderen. ‘Bij ZulupaPuwa leeft dat heel sterk. Andere culturen, de natuur, sociale thema’s: ik vind dat je kinderen daar van jongs af mee in contact moet brengen, zodat ze die informatie kunnen verwerken. Dat hoeft niet zwaar te zijn. Het kan heel luchtig. Of het helpt dat kinderen met hun kleren een positieve boodschap uitdragen, weet ik niet. Je kunt dat niet aftoetsen. Maar ik vind het voor mezelf belangrijk. Dat ik het tenminste probeer.’

‘Deze collectie is harder en sterker, minder cartoonesk, en dus ook overwegend genderloos. Uniseks is iets wat al even in de lucht hangt. De typische jongen, het typische meisje: daar zijn we van afgestapt. In de winkels wordt de collectie ook niet langer verdeeld over de jongens- en meisjesafdelingen. Alles hangt nu samen. Voor JBC is dat een interessant experiment.’

Rebellen onder elkaar

Een ander experiment is een door Van Beirendonck ontworpen capsulecollectie die JBC lanceert op 11 november, internationale dag van het Respect. ‘Met ZulupaPuwa hebben we ons de voorbije seizoenen gericht op kinderen van twee tot twaalf. Ik wou graag opnieuw de doelgroep van twaalf tot zestien aanspreken. Voor de winkelketens is dat een heel moeilijke niche. Die kids zijn onafhankelijk en alert.’ De capsule krijgt een apart label, ZPW; eigen slogans: Respect Diversity en Rebels Unite, in gotische letters; en een toegewijde hashtag, #831. ‘Er zitten zelfs zwarte hoodies bij, wat eerder ongewoon is voor JBC. Ik heb mijn intuïtie gevolgd. Ik dacht: dit moeten we nú doen.’

Ik heb het meestal bij het rechte eind, hopelijk nu ook

‘Ik heb het meestal bij het rechte eind,’ lacht Van Beirendonck, ‘hopelijk nu ook.’ Hij is ervan overtuigd dat een initiatief als ZPW kan dienen om een complexe doelgroep beter te begrijpen. ‘In cijfers uitgedrukt is ZulupaPuwa klein. Maar het is dus wel een lijn waarmee ideeën kunnen worden uitgetest. Daarnaast is het gewoon een aangename samenwerking. Ik ben nog gestart met Jean-Baptiste Claes, de oprichter (JBC zélf, red.), voor zijn kinderen het bedrijf overnamen.’ Dat Van Beirendonck een naam is waarmee kan worden uitgepakt, zal ook wel helpen. Hij is, puur in cijfers uitgedrukt, misschien niet de meest succesvolle Belgische ontwerper aller tijden, maar in eigen land allicht wel de beroemdste.

Walter Van Beirendonck: 'Ik wilde even niet meer roepen'
© GF

‘Ach,’ zegt hij, ‘dat weet ik niet. Iedereen kent mij, maar ik heb wel gemerkt dat de generaties elkaar snel opvolgen. De voorbije jaren heb ik de Belgische pers bewust een beetje gemeden, en ik ben ook niet vaak op televisie geweest. Dan hoor je al snel: ‘Ah, werkt gij nog?’ Ik lig niet wakker van roem. Ik word constant gevraagd voor shows en spelletjes, maar De Slimste Mens of Peking Express, da’s echt niks voor mij. Ik heb wel Alleen Elvis blijft bestaan gedaan. Die interviewer is fantastisch, en je krijgt de kans om dieper op iets in te gaan. Dat is schoon, en dat gebeurt niet vaak op televisie. Meestal gaat het van vraag, antwoord, en báf, afgelopen.’

Een up-moment

Van Beirendoncks eigen collectie voor het najaar heeft een donkere ondertoon. De show werd live begeleid door een met maskers, horens en dierenvachten uitgedoste paganistische folkloregroep uit Oostenrijk. Hij doopte de collectie, voor één keer in het Nederlands: Zwart. ‘Ja, ja. Ik vond dat het er wat over was: de situatie in Amerika, Turkije, alles wat er in de wereld gebeurt. Het is een evolutie die ik niet verwachtte. Ik ben opgegroeid in de jaren zeventig. Toen had je ook crisismomenten, maar tegelijk was er een enorme vrijheid. Je had mogelijkheden. Je ging er ook van uit dat die vrijheid in pakweg 2020 oneindig zou zijn. Maar het is net andersom gegaan. Vandaar die titel, Zwart. Ik moest dat gevoel even kwijt.’

‘De volgende collectie, voor zomer volgend jaar, heet overigens Owls Whisper. Ik wou even niet meer roepen. Ik roep al heel lang. Ik toon, zoals gezegd, mijn engagement. Maar dan merk je dat zelfs heel commerciële merken uitpakken met statements, en denk je: nu moet ik zelf eventjes stil blijven. Vandaar Owls Whisper. Uilen zijn doorgaans wijze dieren.’

‘Het gaat goed met mijn eigen merk. Ik heb trouwe klanten: verzamelaars, fans die heel hard moeten sparen, kunstenaars en zangers die bij Dover Street Market de duurste stukken kopen en daar dan mee uitpakken. Mijn publiek is de voorbije jaren echt wel gegroeid.’

‘Voor onafhankelijke ontwerpers blijft het moeilijk. Er is meer appreciatie dan vroeger, dat wel. Meer respect, zowel van de pers als van inkopers. Maar je blijft wel opboksen tegen gigantische firma’s met enorme budgetten.’

‘Voor mij is het nu een beetje een up-moment, en dat is wel plezant. Dover Street Market (de conceptstores van Comme des Garçons in Londen, New York, Tokio, Peking en sinds deze zomer Singapore, red.) verkoopt mijn kleren in al zijn winkels, en voortaan ook bij Trading Museum, kleinere boetieks waarvoor Rei Kawakubo helemaal zelf verantwoordelijk is. Ze komt ook altijd naar mijn showroom kijken, meestal net voor ze terugvliegt naar Tokio. Dan krijg ik een berichtje: ‘She’s on her way.’ Ik ken haar een beetje. We hebben samengewerkt voor het modefestival Landed, in 2001. Toen hebben we vijf shows gedaan in Antwerpen. Enkele maanden geleden hebben we samen een reeks T-shirts uitgebracht met de titel WAR, wat staat voor Walter About Rights of, eventueel, Walter And Rei. Ik heb collages gemaakt, en zij heeft de T-shirts laten produceren in Japan, een kleine oplage. Ze gooit geregeld een balletje in mijn richting: ‘Misschien kun je dit doen?’ Dan doe ik een voorstel. Ik heb enorm veel respect voor haar. En het is geweldig dat zij ook respect toont voor wat ik doe.’

Huizen op ruïnes

‘Ik heb geen winkel meer, maar ik blijf van dichtbij volgen wat er gebeurt in de mode. Ik ben soms enthousiast, soms toch ook wel ontgoocheld.’

Hoe ziet Walter Van Beirendonck de mode evolueren? ‘Ik weet het niet. Ik vind alles heel onduidelijk nu. Ik hoop dat er gauw nog eens iets heel drastisch komt – een nieuwe insteek – en dat ik dan ook nog iets kan betekenen.’

Walter Van Beirendonck: 'Ik wilde even niet meer roepen'
© Charlie De Keersmaecker

‘Voor onafhankelijke ontwerpers blijft het moeilijk. Er is meer appreciatie dan vroeger, dat wel. Meer respect, zowel van de pers als van inkopers. Maar je blijft wel opboksen tegen gigantische firma’s met enorme budgetten. Tijdens de fashion week show je naast die grote merken, met een fractie van het budget van het merk dat voor of na jou komt. Maar je wordt wel op dezelfde manier beoordeeld.’

‘Het lukt, net, maar soms is het ook wel frustrerend als je ziet hoe met die megabudgetten wordt uitgepakt om alles en iedereen te overdonderen. Al denk ik dat de meeste journalisten daar wel doorheen kijken. Met W.&L.T. (de lijn die Van Beirendonck in de jaren negentig voor de Duitse jeansfabrikant Mustang tekende, red.) had ik vroeger zelf zulke budgetten. Het is fantastisch werken als je je niet beperkt voelt. Nu, ik klaag niet. Maar ik hoop wel dat de dominantie van de grote merken, zowel hoog als laag, in de toekomst wat kan verminderen. Maar het blijft allemaal heel onvoorspelbaar.’

15 minuten magie

‘Ik ben een beetje gechoqueerd door de manier waarop huizen worden gebouwd op de ruïnes van andere huizen. Dat je een soort erfenis hebt, en dat die dan zonder enig respect wordt gebruikt en misbruikt. Ik denk dan in de eerste plaats aan Martin (Margiela, red.), en hoe zijn erfenis in alle richtingen wordt misbruikt. Ik vind het raar dat zoiets gebeurt, en dat er niet meer reactie op komt. Het is tegelijk ook fascinerend: dat het kan, en dat het succes heeft. Dat je een petje met het logo van Balenciaga kunt verkopen voor 250 euro, terwijl daar misschien zestig cent productiekosten aan zijn. Da’s ongelooflijk. Maar ze raken ermee weg.’

Hij voegt er in één adem aan toe dat hij niets heeft tegen Demna Gvsalia, het brein achter Vetements en Balenciaga en, volgens Van Beirendonck, die de jongere ontwerper heeft opgeleid en vervolgens aangeworven als zijn assistent bij Scapa Sports, ‘een fantastische mens, die op een rebelse manier fascinerende dingen aan het doen is bij Balenciaga en Vetements.’

Hij denkt even na. ‘Wat kan er gebeuren met de mode? Ik weet het niet. Een goede reset, en herbeginnen? Maar hoe moet dat dan? Als journalisten moeten jullie daar toch ook over nadenken?’

‘Ik ben een outsider in de mode. Ik ben blij met die positie. Ik moet niet zo nodig met alles meedoen.

Hij blijft geloven in het defilé. ‘Dat is hét moment om een beeld te tonen, en om dat beeld de wereld in te krijgen. De foto’s en filmpjes van je show circuleren onmiddellijk op de sociale media en dat creëert instant enthousiasme. De buyers hebben de kleren gezien, en min of meer hun keuze gemaakt voor ze in de showroom komen bestellen, en vaak hebben ze ook al feedback gekregen van hun klanten. Dat stelt hen gerust.’

‘Een show, dat is vijftien minuten magie: de muziek, de modellen, de sfeer, hoe alles samenkomt. Ik zou dat heel erg missen. Ik zou minder stressen, dat wel. Tegenwoordig zit mijn show tussen die van Balenciaga en Valentino. Begin dan maar modellen te casten. Bij Valentino houden ze tot het laatste moment tientallen modellen in optie. Valentino betaalt meer dan ik. Die jongens kun je dus al vergeten.’

‘Ik ben een outsider in de mode. Ik ben blij met die positie. Ik moet niet zo nodig met alles meedoen. Het is plezant dat ik die vrijheid heb kunnen opbouwen. Ik blijf er ook van genieten. Ik heb nog geen zin in pensioen. En ik zou het me op dit moment sowieso niet kunnen veroorloven.’

‘Bestaat dat nog, Belgische mode? Je vindt overal Belgen, maar het gevoel van een Belgische mode is verdwenen’

‘Mijn verhaal is anders gelopen dan dat van de anderen. Ik moet werken. Ik ben financieel onafhankelijk. Ik heb geen investeerders, geen leningen. Niet simpel. Ik groei wel, en de cashflow wordt groter, maar het blijft moeilijk. Als je er plots vijftig winkels bij krijgt, ga je je bedrijf anders structureren, dan produceer je anders. Maar ik heb een relatief klein aantal verkooppunten: 35 à 40 winkels. Dat is ook het maximaal aantal winkels in de wereld dat mijn soort kleren kan verkopen. Ik heb het altijd zo gedaan, sinds 2000, toen ik met W.&L.T. gestopt ben. Sindsdien wil ik niet meer afhankelijk zijn van investeerders.’

Zonde van Veronique

Hoe kijkt hij anno 2017 naar de Belgische mode? ‘Bestaat dat nog, Belgische mode? Je vindt overal Belgen, maar het gevoel van een Belgische mode is verdwenen, onder meer omdat die typisch Belgische stijl er niet meer is. Met Veronique (Branquinho, red.) had je dat nog een beetje, maar die is nu ook gestopt en dat is zonde. De erfenis van de Belgische mode, dat is de invloed van alle mensen die zijn opgeleid aan de Academie, en die overal aan de slag zijn.’

Je zou kunnen zeggen dat de mode gewoon Belgisch geworden is. ‘In de meeste belangrijke, toonaangevende huizen zitten Belgen die mee de richting van de mode bepalen. Maar Belgische mode zoals je die zag in de jaren negentig, nee. Misschien was dat een toevalstreffer, een uniek fenomeen: de Zes en Martin. We waren met een groep mensen, en onze stijl was erg doorgeduwd. Ik denk niet dat we moeten verwachten dat zoiets ooit nog terugkomt.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content