Als een van onze meest succesvolle ontwerpers terugkeert naar zijn roots om modemensen in de dop kunst en ambitie in te blazen, dan willen we dat met eigen ogen zien. Een verslag van op de Berlijnse schoolbanken, bij Stephan Schneider. En meteen ook een rondje ‘zoek de 10 verschillen’.

S chön, schön, schön, gut,… , nicht so schön.” Streng maar rechtvaardig, zoals het een echte docent betaamt, geeft Stephan Schneider commentaar bij een circusachtig ontwerp. Zijn studenten kregen de opdracht rond uniformen te werken en daaruit hun eigen thema te distilleren. Dat levert uiteenlopende ideeën op, zo blijkt uit de rondslingerende foto’s, schetsen en ontwerpen (op poppen én levende modellen) rond militairen, ballerina’s, gangs, de hulk, mein block, en dus ook circus.

Het is een bonte bende van veertien studenten, die “allemaal zo amodisch zijn,” aldus de Belg, al verbaast hem dat niet meer, want ook tijdens zijn eigen Antwerpse studentenjaren was hij met zijn Yamamoto-garderobe een buitenbeentje. Hoewel onder meer Van Beirendonck hem nog heeft gevraagd om in Antwerpen te doceren, zag Schneider zich nooit als leraar, want “lof geven is niet meteen mijn grootste sterkte”, maar het feit dat de Berlijnse universiteit het hem zelf heeft gevraagd, heeft hem over de streep getrokken. “Ik heb destijds nog overwogen om naar deze school te komen, want die had altijd al de reputatie van de beste van Duitsland, of althans de meest experimentele. En er heerst hier een enorme artistieke vrijheid.”

Schneider versus Westwood

Die vrijheid zorgt er wel voor dat de opleiding staat of valt bij de gratie van de docenten. Schneiders aanpak is helemaal anders dan die van zijn befaamde voorgangster, Vivienne Westwood. Betrokkener, op zijn zachtst gezegd, al wil hij haar zeker niet bekritiseren. “Zij positioneerde zich als de artistiek directeur die aan het eind de laatste hand legde, terwijl ik me deel voel van een team, niet de baas. Bovendien heeft mijn kleding geen overheersend handschrift, ik zou nooit willen dat het etiket primeert boven het kledingstuk. Op die manier geef ik ook les, ik probeer helemaal niet mijn eigen stempel te drukken.” Dat blijkt bijvoorbeeld uit een van de creaties : een studente werkt rond het thema Hulk en voorzag haar stuk van gigantische gesculpteerde schouders. “Dat is niet bepaald mijn ding, want het lijkt me niet meer zo van deze tijd. Maar dat meisje zit in haar tweede jaar, dus laat ze maar eens proberen, en op het einde zelf voelen hoeveel affiniteit ze er nog mee heeft. Zo ontstaat er in mijn klas een enorme diversiteit, terwijl we bij Westwood altijd hetzelfde zagen, een klas vol Westwoodcreaties.”

Een ander verschil is het lessenpakket. De professoren mogen zestien lesuren per week uitbesteden. “En wat deed Vivienne Westwood ? Heel eenvoudig, die stelde een professor aan om enkel kostuumgeschiedenis te geven, zeker acht uur per week, en een andere die oude patroonstudies maakte. Dus je mocht je een jaar lang uitsluitend met oude kostuums bezighouden en ze gewoon in een schaal van één op één nabootsen. Dat maakte het voor haar natuurlijk simpel : ze kon nadien gewoon haar boek erbij nemen en controleren : die kraag moet wat hoger, die mouw was lager, en dat is het dan. Pas op, ik vind dat een legitieme en duidelijke aanpak : je hoeft zelf geen inspiratie of creativiteit te zoeken, want in het verleden vind je voldoende. Toch is voor mij één uur kostuumgeschiedenis per week genoeg. Ik herinner me nog hoe we destijds zelf in die donkere zaal zaten, prentjes te bekijken, en niet meer goed wisten of het nu zijde of leer was, in Mesopotamië. Ik vind het nu bijvoorbeeld veel interessanter om met een antropoloog te bekijken waarom we na twintig jaar nog altijd zo’n affiniteit hebben met de gothicbeweging.”

Wat de resultaten betreft, heeft Schneider weinig te verliezen, want in de Westwoodjaren is er eigenlijk niemand afgestudeerd die intussen naam heeft gemaakt. “Door haar sterke stempel is er waarschijnlijk een psychologische drempel gecreëerd, die studenten zijn allemaal een beetje getraumatiseerd.” Voor de universiteit was het ook even schrikken, want met Westwood kregen ze er meteen de nodige roddelpers bij. Ze was er wel niet zo vaak, ongeveer twee keer per jaar. Ziedaar het laatste schrille contrast met onze landgenoot : “Ik ben hier bijna iedere week, het zit in mijn karakter dat ik de dingen niet graag uit handen geef en alles rustig wil bekijken met de studenten. Ik wil ze bij de hand nemen, in plaats van ze in het koude water te stoten. Het gaat er hier menselijk aan toe, zonder dril of psychologische druk, dat lijkt me belangrijk voor deze tijd en deze stad.”

Berlijn versus Antwerpen

Ooit was er natuurlijk een andere tijd, en een andere stad. Het Antwerpen van begin jaren negentig roept bij Stephan Schneider niets dan prachtige herinneringen op. Maar voor zijn studenten ligt dat enigszins anders. Hoewel ze wild zijn van onze modieuze landgenoten (“Nooit eens hoor je ze spreken over Mugler, Montana of Gaultier, het is áltijd Margiela, Raf Simons en ook een beetje Demeulemeester”), toch hangen rond Antwerpen negatieve connotaties : “Die stad heeft hier echt een stempel van psychoterreur, ze waarschuwen me altijd : ‘Hela, hela, niet beginnen zoals daar !'” Het gaat er zeker anders aan toe, maar waarschijnlijk zorgt net die Antwerpse methode voor zoveel succesverhalen. “Je moet je er continu bewijzen en enkel de sterke studenten worden gesteund. Dat is natuurlijk zeer efficiënt, maar hier kiezen we ervoor wél veel aandacht te besteden aan de zwakkeren.”

Lesgeven in Antwerpen zegt hem minder, maar niet omdat hij niet van de school zou houden : ” Never change a winning team ! Antwerpen is áf, heeft een duidelijke stempel, wat zou ik daar nog aan kunnen toevoegen ? Ik ben wel zo arrogant dat ik nog een beetje mee wil kunnen creëren, echt iets opbouwen. Dat geeft me energie.”

Ook de stad laat hem opleven : “Het is hier groots, niet-elitair, met zoveel vrijheid. Soms verstik ik gewoon in zo’n beklemmend kleine stad als Antwerpen. Daarom hou ik me zoveel bezig met mijn werk : er zijn weinig keuzen om uit te gaan, musea te bezoeken, van alles te doen. In een stad als Berlijn zou ik veel meer andere dingen willen doen. Dat is jammer genoeg ook waarom de Antwerpse academiestudent zo gefixeerd is op zijn werk. Die studenten moeten trouwens wel naar Parijs om het te maken, omdat hun eigen stad te klein en te beperkt is, en dat speelt zeker in hun voordeel. Berlijn is echter zo tof en zo goedkoop, dat de ontwerpers hier helemaal geen zin hebben om naar Parijs te gaan. Ze kunnen een eigen winkel huren voor een spotprijsje en hun kleding waanzinnig goedkoop en in kleine oplage laten maken.”

Een belangrijke missie dus voor Schneider : zijn Berlijnse studenten een flinke portie ambitie geven. En nog iets waaraan het hen ontbrak : een voorbeeldfunctie, zoals hij die destijds heeft gehad : “Walter ( Van Beirendonck) had begin jaren negentig zijn waanzinnige shows in Parijs. Als je zoiets ziet, en diezelfde man de volgende ochtend les aan je geeft, dan geeft dat enorm veel energie.”

Nog een paar cruciale verschillen : hier in Berlijn beginnen alle studenten verplicht met de combinatie mode en productdesign (“Positief voor de stevige basiskennis, negatief omdat de fashion addicts gedemotiveerd raken als ze een jaar met een stoel bezig zijn”), ze mogen elk semester rond een nieuw thema werken (“In Antwerpen waren we toch bang om in november ons thema vast te leggen, want je zat ermee tot mei”), en aan onze modeacademie wordt sterk afgeraden om met andere dingen bezig te zijn (“Mode, Antwerpse mode, dat was het. Na vier jaar kon je andere dingen gaan doen. Ook niet slecht, maar anders”).

Echte freaks

Stonden we gisteren nog tussen de uniformen, dan zijn vandaag de kousen aan de beurt. Een voor een sijpelen de tweedejaarsstudenten binnen, en stellen ze hun benencreaties voor, telkens een experimentele en een commerciële versie. Van die laatste zal er eentje worden uitgekozen en gecommercialiseerd door de Duitse kousenfabrikant Falke. Hoe klein is deze (journalistieke) wereld ! Enkele maanden geleden voerden we nog een gesprek met Kristina Falke, een van de topmensen van het bedrijf, die ons toen vertelde dat ze de week ervoor in Berlijn was : “We gaan samenwerken met de Universität der Kunste. Ze zijn redelijk spacy, echte freaks, maar dat is goed, want we hebben nieuwe input nodig : modieuzer, nieuwer, jonger en wilder.” Wild is het wel, ik heb dan ook een flauw vermoeden dat de kous uit lederen slierten en de panty met geometrische motieven en bijpassend paars bonten broekje, de Falkerekken nèt niet zullen halen.

Dergelijke samenwerkingen met merken worden in Antwerpen niet toegejuicht, maar Schneider ziet er geen graten in. “Al zeg ik meteen tegen potentiële partners dat het op onze voorwaarden gebeurt, ze moeten geen kleurkaart verwachten, of het thema ‘Miami’ als het over pasteltinten gaat. Op die manier kan ik ervoor zorgen dat de stoffen gesponsord worden. Je moet weten, als professor krijg ik hier een ruim startbudget om mijn infrastructuur in orde te brengen, maar daarna blijft het bij 500 euro per jaar. Als je daarmee iets wilt doen, dan moet je wel met sponsors werken.” En met een klant voor ogen komen zijn studenten in één klap ook een stapje dichter bij een van de stokpaardjes van de ontwerper : denk aan je markt. “Wij moeten onze eigen markt creëren : mijn jongen draagt korte shorts in de winter, met daaronder wollen leggings, hij is heteroseksueel en houdt van oorbellen. Een droombeeld, en voor die persoon moet je ontwerpen. Zo creëer je een verlangen. En dát is nu net mode.” Wij hopen alvast dat al die verlangens zullen uitmonden in ten minste één nieuwe ontwerper van formaat, zoals onze eigen Stephan Schneider.

Door Stefanie Van den Broeck I Foto’s Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content