Voor Barbara Dex is het háár zomer. Ze toert met Buscemi, ze brengt samen met Jan De Smet en Guido Belcanto een ode aan Bobbejaan Schoepen, én ze debuteert als musical-ster. “Ik ben blij dat ik wat venijn mag laten zien.”

Het is vrijdag in Gent. De dag schurkt tegen de nacht aan. Podiumlichten zetten het Sint-Baafsplein in een tintelende gloed. Als de blonde zangeres loepzuiver It’s allright inzet, gaan ook de lichten in de ogen van de toehoorders branden. Ze zijn aangenaam verrast. Buscemi featuring Barbara Dex, het blijkt te werken.

“Het was toch eventjes eng”, bekent Dex. “De afgelopen jaren zong ik vooral in culturele centra, waar ik de mensen kan pakken met mijn stem en met verhalen, maar nu moest ik weer ambiance brengen voor een grote massa in de openlucht. Ik voelde me een vogel voor de kat, maar de muziek heeft me, zoals altijd, gered. Buscemi’s beats zaten zo goed dat ze niet alleen het publiek, maar ook mij opzweepten. Ik ben 42, maar daar op de Gentse Feesten voelde ik me weer 18. Zalig.”

Dit past in Dex, Drugs & Rock ’n Roll, je nieuwe album en tournee met Dirk Swartenbroekx, de man achter Buscemi. Waarom wilden jullie met elkaar in zee ?

Barbara Dex : Ik voel dat ik het meest groei en geïnspireerd raak als ik samenwerk met andere muzikanten. Ik heb ongelooflijk veel respect en bewondering voor iemand als Bart Peeters, die trouw blijft aan zijn stijl, altijd zijn eigen nummers schrijft en met min of meer dezelfde muzikanten werkt. Maar ik kan dat niet. Ik ben liever een duizendpoot. Misschien durf ik nog geen eigen plaat te maken ? Laat ik me daarom liever sturen ? Hoe dan ook, toen onze gemeenschappelijke platenfirma Dirk en mij bij elkaar bracht, heb ik niet getwijfeld. Hij creëerde instrumentale tracks waarop ik dan mocht zingen. Andere songs zijn geschreven door Jan De Campenaere van Venus In Flames. Het resultaat is jazz en soul, maar ook rock.

Was het een leerrijke ervaring ?

Absoluut. Dirk weet heel goed wat hij wil, maar hij lijkt nooit stress te hebben. Na twee takes stopte hij soms al. Dan zei hij : je zat in de sfeer. We gaan dat niet kapotzingen door het nog twintig keer op te nemen. Ik ben op dat vlak soms te kritisch voor mezelf. Als het van mij afhing, zou ik tien keer try-outen voor ik met een show in première ga. Ik doe dat vooral voor het publiek. Op de Gentse Feesten was de sfeer heel plezant, maar mijn doel is toch vooral om mensen emotioneel te raken.

Lukt dat vaak ?

Ik mag niet klagen. Sinds twee jaar toer ik met Gunther Verspecht met Dollymentary, een programma met nummers van Kenny Rogers en Dolly Parton. Ik heb haar altijd bewonderd, niet om haar plastische chirurgie, maar om haar stem en haar muzikale kwaliteiten. Ze schreef veel van haar hits, zoals Jolene, zelf. Aan het begin van Dollymentary sta ik helemaal alleen op het podium, het zaallicht is uit, er is één kleine spot op mij gericht. Het is muisstil en ik begin a capella : (zingt, lichtjes hees)Little sparrow, little sparrow, flies so high, and feels no pain. All ye maidens, heed my warning, never trust the hearts of men, they will crush you like a sparrow. Ik had bijna altijd een krop in de keel, en ik voelde dat dat ook gold voor het publiek.

Loop je niet het risico dat die magie slijt als je in hoog tempo optreedt – tussen nu en Nieuwjaar ben je bijna vijftig keer live te zien ?

Nee, want het publiek is altijd anders. Elke keer voel ik gezonde stress. Zal ik in de zaal een positieve sfeer opsnuiven ? Zal ik waardering voelen ? Nu moet ik zeggen dat dat zo goed als altijd het geval is in de culturele centra waar ik de voorbije jaren heb opgetreden. Het is helemaal mijn ding geworden. De toeschouwers weten wat te verwachten, en ik kan dat inlossen. Dat is verslavend. Daarom keek ik zo uit naar deze zomer. Het wordt een sneltrein, maar ik stap er graag op.

Vanaf half september breng je een ode aan Bobbejaan. Wat heb je met hem ?

Ik ben uitgenodigd door Jan De Smet en Guido Belcanto, en daar ben ik enorm dankbaar voor. Het zijn zulke rotten in het vak. Jan is mijn buddy, al van toen we in 2014 toerden met Kleinkunsteiland. Guido leer ik nu pas kennen. Hij is een lieve charmeur die ook weer de kunst verstaat om zich nummers eigen te maken. Dat is het boeiende : wij brengen alle drie onze eigen versies van Bobbejaans songs. Ik heb daar altijd een boon voor gehad omdat het zulke parels zijn. Simpel, maar net dat siert ze.

Je hebt een zwak voor country, een genre waar vaak een snik in zit. Heb jij iets getormenteerds ?

Ik heb nog maar weinig tegenslagen gekend. Ik ben al 25 jaar bij dezelfde man, ik heb twee geweldige zonen en een toffe carrière. Maar ik heb moeten knokken. Het heeft jaren geduurd eer ik mentaal, fysiek en muzikaal mijn draai vond. Ik kan me dus inleven in negatievere emoties. Ik kan mijn ziel leggen in countrynummers, net omdat ze altijd een verhaal vertellen. Een love ballad is nooit zomaar een love ballad.

Voor welke van Bobbejaans nummers sta je het meest te popelen ?

Toevallig is hij de man achter de grote hit van mijn vader, Marc Dex, uit 1968 : Niet huilen, mama. Dat is een gevoelig nummer over hoe moeders stevig in hun schoenen moeten staan. Bobbejaans vrouw Josée was zo’n sterk figuur. Mijn eigen moeder ook. Zij was nog meer een doorzetter dan mijn vader. Ik vind het spannend om die song voor de eerste keer in mijn carrière te zingen. In Every Dream vind ik ook heel mooi, vanwege de melancholische melodie. Ik ga het nummer naar mijn hand zetten, daarbij geïnspireerd door Diana Krall. Naar haar kan ik uren luisteren. Het gemak waarmee zij al zingend vertelt over wat ze voelt en meemaakt… De puurheid ook. Zo wil ik In Every Dream brengen : met een contrabas, een gitaar en wat zachte shuffle drums – niet meer.

Het contrast met de spektakelmusical Albert I kan niet groter zijn. Jij speelt een van de negen hoofdrollen.

Geweldig, hé ? Soms voelt het raar om als onervarene tussen goed geschoolde musicalsterren te staan, maar ik heb auditie gedaan net als ieder ander. De passages waarin ik moet acteren, vragen natuurlijk wat meer tijd, maar ik heb er veel vertrouwen in. We repeteren nu bijna dagelijks waardoor ik mijn rol helemaal begin te voelen.

Je speelt een barones die haar pijlen richt op de koning.

Ja, Alice de Bruart is heel verliefd op Albert en kan het niet verdragen dat hij voor Elisabeth kiest. Daardoor krijgt ze iets venijnigs. Ik heb dat als persoon totaal niet in mij, maar ik vind het des te fijner om het via een personage te mogen tonen. Ik ga natuurlijk elke avond zenuwen voelen, maar ik heb veel aan mijn collega’s, vooral dan aan Lucas (Van den Eynde, die Albert speelt, nvdr). Ik ken hem al langer, maar tijdens deze repetities verraste hij me. Hij kruipt direct in zijn rol. Zijn professionalisme is voor mij heel inspirerend. Als het over zingen gaat, voelt hij zich dan weer onzekerder dan ik. Dat is het mooie : we tillen elkaar op.

Er zijn intussen al meer dan 25.000 tickets verkocht.

Dat zit goed, ja. Al weet ik nu al dat ik ook kritiek ga krijgen. Dat is nooit anders geweest. Sommigen zullen denken : waarom moet ze per se in een musical staan ? Ik ben inderdaad een vreemde eend in de bijt, maar ik veeg mijn voeten aan dat soort hokjesdenken. Wat telt, is dat ik dit voor mezelf kan realiseren.

Een lang gekoesterde droom ?

Echt een kinderdroom. Elke keer dat ik een musical bijwoonde, dacht ik : als ik dat nu eens kon doen ! Het totaalspektakel spreekt me aan : de muziek, de dans, het decor, het stukje drama ook. Misschien zoek ik dat in mijn carrière. Plus : de samenhorigheid. Het boeit me enorm om met een groep artiesten, en in ons geval nog eens honderdvijftig figuranten, iets te maken. Van kindsbeen af heb ik muziek gelinkt aan zo’n groepsgevoel. Ik sta nu al zo lang solo op het podium, maar ik geef eerlijk toe dat ik dat nooit had verwacht of verlangd. Ik zag mezelf niet alleen in de spotlights staan. Daarvoor was ik veel te verlegen.

Het is je vader, Marc, die je hoorde zingen in je slaapkamer en die vond dat zoveel talent een podium verdiende.

Hij heeft me inderdaad letterlijk op de voorgrond geschoven. Ik studeerde toen Mode en Kleding. Mijn grootvader was kleermaker en ik dacht erover om verder te gaan in die richting. Ik ben mijn vader nog altijd dankbaar dat hij me de kans heeft gegeven om te doen wat ik diep vanbinnen het liefst deed : zingen. In de beginjaren ging het me wel allemaal te snel. Mijn vader en de platenbaas namen alle beslissingen. Ik was ‘de dochter van’ en had niet het lef om te zeggen : ik wil het anders. Dat voelde ik nochtans wel. Ik was jong, ik was verliefd, ik ging uit, maar ik trad op met zeemzoete Nederlandstalige liedjes. Dat klopte niet. Iemand als jij(haar Songfestival- en doorbraaknummer, nvdr) zing ik nog altijd doodgraag, maar zulke platen blijven maken, dat zat niet in mij.

Je was een meisje dat dweepte met Madonna.

Voilà. Zij durfde alles. Dat is bij mij pas de laatste jaren naar boven gekomen : de kracht om de dingen in handen te nemen. Het ging beter van zodra ik besliste om in het Engels te gaan zingen, maar ik werd pas helemaal mezelf in 2011, toen ik samenwerkte met Tom Helsen. Hij leerde me dat je als artiest je gevoel moet volgen en dat je als publiek moet openstaan voor iemands kunnen, los van de radiozender waarop hij of zij gedraaid wordt. Plots kreeg Studio Brussel interesse voor mij, plots kreeg ik een jeugdiger publiek. Dat gebeurt nu ook met Buscemi, en dat vind ik heel fijn.

Helpt het om je Eurosong-deelname te relativeren ? Net als de Barbara Dex Award, die nog elk jaar naar de slechtst geklede deelnemer gaat ?

Op het moment zelf was het natuurlijk niet leuk om als laatste te eindigen, maar ik vind dat ik het op Eurosong toch goed gedaan heb. Het is vooral leuk om vandaag te constateren hoe enorm ik sindsdien geëvolueerd ben. Ik durfde toen niet in de spiegel te kijken. Ik was te zwaar, ik vond dat ik muzikaal niet altijd juist bezig was. Tien om te Zien was een marteling voor een onzeker meisje als ik. Maar nu kijk ik in de spiegel en denk ik soms zelfs : zie ze daar staan. (lacht) Ik ga minstens twee keer in de week lopen, ik eet gezond, en ik zing wat ik graag zing.

Had je dat niet graag vroeger beleefd ?

Ik heb absoluut geen spijt, want ik heb mijn tijd mogen nemen. Voor een musical of Dex, Drugs & Rock ’n Roll was ik tien jaar geleden niet klaar geweest. Ik heb ook niet de ambitie om nog constant mee te draaien aan de top of hits te scoren. Ik ben in de eerste plaats mama en ik wil er zijn voor mijn gezin. Als ik dat kan combineren met mooie optredens en samenwerkingen, dan ben ik al heel content. Ik zie soms collega’s worstelen om hun artistieke leven en hun privéleven gecombineerd te krijgen, maar ik snap dat niet. Je moet gewoon beslissen wat je belangrijk vindt en er dan voor vechten.

Wellicht is het anders als je zelf songs schrijft en daarvoor veel tijd en energie moet kunnen opeisen?

Dat kan. Die ervaring heb ik niet. Nog niet, wie weet. Vandaag ben ik gewoon blij dat ik mag gaan optreden, en daarna thuis mijn afwasmachine kan leegmaken. Voetjes op de grond. Ik ben altijd een positieve vrouw geweest en ik ben goed omringd. Mijn man Patrick stond altijd achter me. Hij heeft niets met muziek te maken. Hij heeft zelfs geen gevoel voor ritme. Net daardoor kan hij er fris naar kijken. Ik vind het leuk als hij zegt : dat nummer vind ik niet goed, dat wel. Van mijn vader kon ik dat niet verdragen. Er zat bij ons dikwijls een haar in de boter, vooral omdat we van verschillende generaties zijn. Maar hij heeft me kunnen loslaten toen hij voelde dat de tijd daar rijp voor was. Dat is mooi.

Waarover zouden je eigen songs gaan ?

Over evolueren in het leven, over doorzetten. Als ik zo een beetje kracht zou kunnen geven aan anderen : graag. Het zijn lastige tijden, hé. Maar ik weet : liefde en muziek overwinnen alles.

Tekst Katrien Steyaert & Foto’s Alex Salinas

“Vandaag ben ik blij dat ik mag gaan optreden, en daarna thuis mijn afwasmachine kan leegmaken”

“Pas de laatste jaren is bij mij de kracht naar boven gekomen om de dingen in handen te nemen”

“Tien om te Zien was een marteling voor een onzeker meisje als ik”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content