(Weekend Knack gaat voor beter. Een zomer lang hebben we de balans opgemaakt van De Deugden anno 2007. Als afsluiter laten we humor voorrijden.) Een deugd, jawel. Humor verzacht, verzoent, verheft, doorprikt, onthult en vooral : hij voorkomt dat de ernst lachwekkend wordt. Bovendien betrapt humor het leven vanuit vogelperspectief. Een relativerende focus, die niet minder dan van levensbelang is.

Humor. Hij is een ontembaar element in het denkwerk van veel grote geesten. Wat, waarom en hoe : de meningen over humor zijn in de loop der tijden duchtig heen en weer gepingpongd. Met een betrekkelijk lange pauze in de middeleeuwen, toen de humor op gespannen voet stond met de religieuze ernst. Hoe ook : de humor zelf trekt er zich weinig van aan en ziet al het giswerk gniffelend gebeuren. Als laat hij zich door geen enkele ernst, en dus zeker geen enkele wetenschap vangen.

Dat humor ook een deugd is, kan verbazen. En toch is het logisch. Een dictatuur van ernst, zonder enige concurrentie : die is ronduit gevaarlijk. Humor weerhoudt ons ervan onszelf al te ernstig te nemen. Hij beschermt de openheid van geest, de helderheid, de zachtheid en de bescheidenheid. “Het meest kenmerkende teken van sociale kwaad- aardigheid is geen zin voor humor”, stelde de Britse schrijver Edward Albee. Humor lacht immers met de eigen verongelijktheid en geeft de verdraagzaamheid zo een stevige duw in de rug. Hij vermijdt de gezwollenheid waarmee we onszelf belangrijk maken, en kijkt liever minzaam naar de eigen zwakke plekken. Hij wordt daar bovendien niet wanhopig van, maar verzoent zich er glimlachend mee. Kortweg : humor waakt ervoor dat we niet de dupe worden van onszelf.

Disneytragiek

De filosofische traditie stelt de lachende filosoof, Demokritos, tegenover de huilende filosoof, Herakleitos. Ze staan symbool voor de twee basishoudingen tegenover de menselijke vergankelijkheid. De condition humaine : is het een grap of om te huilen ? Demokritos dacht het eerste en vond de menselijke nietigheid én de onophoudelijke strijd ertegen, best vermakelijk. Niet zo Herakleitos. Die verging van medelijden met de gedoemde mensheid en liet de tranen vrijelijk stromen.

Twee uitersten, die tegelijk heel dicht bij elkaar liggen. En die van het ene op het andere moment in elkaar kunnen overvloeien. Heel vaak (heel vaak ook niet) heb je de keuze : trek ik me nu wanhopig de haren uit of probeer ik er maar gewoon om te lachen ? Het is een basistip in alle antistresshandboeken : na de zoveelste tegenslag van de dag kun je ofwel woedend in tranen uitbarsten of je kunt er de hilariteit inzien van de Wet van Murphy. Het eerste verdubbelt de stress, het tweede lost die net op. Woede verblindt, humor verheft. Je kunt wanhopig en verbitterd worden om de condition humaine, of je kunt glimlachen om die dagdagelijkse comédie humaine. ” We are all in the gutter but some of us are looking at the stars“, schreef de Brit Oscar Wilde. We liggen allemaal in de goot, maar sommigen onder ons kijken naar de sterren. Dát is de definitie van humor : de ellende zien, en toch glimlachen. De ernst erkennen, en toch wit boven zwart verkiezen. Humor die de ernst níét erkent, is geen humor, maar neigt naar naïviteit, waanzin, idiotie. Nee, humor betekent net dat je de realiteit ten volle beseft, maar er toch voor kiest om erbovenuit te stijgen.

En zo heeft elke tragedie zijn stiekeme recht op humor. “In elke tragedie zit een beetje Walt Disney”, meent de Amerikaanse rockgroep Flaming Lips. Ook Shakespeare smokkelde in elke tragedie een dosis humor binnen. In King Lear zelfs. De scène waarin Lear in halve krankzinnigheid op de heide rondzwerft met zijn nar, zit vol bittere humor. Bittere, maar wel rasechte humor. Even wat zuurstof om de rest van het gitzwarte verhaal aan te kunnen.

Lachwekkend ernstig

Dat huilen en lachen hand in hand gaan, is een gemeenplaats. “Hij zag van alles de humoristische zijde, wat het beste bewijs is voor een gevoel voor tragiek”, karakteriseerde de Amerikaanse schrijver Henry Miller een personage. Of komiek en cartoonist Kamagurka : “Mocht het leven mooi zijn, dan was de humor dood. De teelgrond van humor is : ernst, verdriet en zelfs wanhoop. Humor over een probleem die een spitse gedachte bevat, is fantastisch. Dat werkt bevrijdend.” Humor en ernst houden elkaar met andere woorden in leven. Hoogleraar kerkelijk recht aan de KULeuven Rik Torfs schrijft in Lof der lankmoedigheid : “Wint humor van ernst, dan geschiedt dat ten koste van de humor zelf, die bij gebrek aan een echte vijand tot vrijblijvend geginnegap verwordt. Overwint de ernst de humor, dan is dringend onafhankelijk politicologisch onderzoek noodzakelijk, heel waarschijnlijk is een dictatuur ontstaan.”

Ernst en humor bestaan bij gratie van elkaar, en blijven dankzij elkaars gewicht ook als een perpetuum mobile in beweging. Of de ernst wel zeker de humor nodig heeft om ernstig te blijven ? “Ik denk het wel”, meent Torfs. “Ernst die niet wordt gecorrigeerd door humor, dreigt grappig te worden, omdat hij potsierlijkheid niet lang op een afstand kan houden.”

Aristoteles beval de relativering van ernst twee millennia geleden al. Zijn werk over het blijspel en de lach mag dan verloren zijn gegaan, de kern ervan kennen we. Er bestaat geen absolute en eeuwige kennis, alleen kennis die zeker is tót zij weerlegd wordt, aldus Aristoteles. Net omdat geen absolute kennis mogelijk is, moet de mens bescheiden blijven. Het ultieme middel daarvoor is het blijspel, de humor dus. Die wijst de mens er als geen ander op om die betrekkelijkheid van kennis en het beperkte zelf niet uit het oog te verliezen en te relativeren. “Het enige waar ik spijt van heb, is dat ik niet iemand anders ben”, het is de typische zelfspot van Woody Allen. Spot, waarmee hij tegelijk vrede neemt met zijn beperkte zelf.

De luis in de pels

Van fundamenteel belang in dit verhaal is dat de hoeveelheden en de afmetingen gerespecteerd worden. Alles kapot relativeren, brengt uiteraard geen zoden aan de dijk. Vandaar het belang om strikt het onderscheid te respecteren met ironie. Over ironie zijn al evenveel bibliotheken vol geschreven als over humor. Eerder dan ironie een vorm van humor te noemen, wordt ze tegenwoordig liever als een collega van humor gezien. Iets anders dus. Want terwijl de oorspronkelijke ironie nog spits en minzaam was, lijkt de huidige ironie vooral het wapen geworden van een te opdringerige leukigheid. Een leukigheid die alles de vernieling in lacht. Ook schoonheid. Of tederheid. De moderne ironicus lijkt diep angst te hebben voor de Grote Emoties. En zweert ze dus maar liever af. Dat is tenslotte de veiligste optie.

Zoals dichter en schrijver Stefan Hertmans het zei in Weekend Knack : “Ironie is een wapen geworden van lafheid. Om lacherig te doen over kwetsbaarheid, oprechtheid en emoties. Ikzelf weiger ironisch te doen over de liefde. Op dat punt is de populaire cultuur ontzettend macho geworden. Maar de hardste lachers zijn meestal de bangste zielen.” De hedendaagse ironie beschouwt zichzelf al eens als het gezonde verstand dat fijntjes glimlachend elke vorm van tederheid meent te moeten ontmaskeren als een wolk pathetiek. Zo lijkt ze haast een belediging aan het adres van de oorspronkelijke ironie, een spitse vorm van humor die de medemens minzaam en knipogend op de grenzen van zijn meningen wees. Helaas lijkt het erop dat de ironie zichzelf ernstig is beginnen te nemen. En dus is het anno 2007 alsof alles wat níét ironisch is, alleen maar klef kan zijn. Een zelfoverschatting, en dus de definitieve doodsteek. Hetzelfde uiteraard met die donkerder schakeringen van ironie : cynisme en sarcasme. Is cynisme een uiting van verbitterdheid, sarcasme is niet meer dan een brok agressie die geventileerd wordt.

Warme spot

Kan humor dan wél met alles weg ? Kan humor altijd en overal ? “Zeker”, vindt de Franse filosoof André Comte-Sponville. “Je kunt met alles lachen, zolang je in de eerste plaats met jezelf lacht. Anders gezegd : een jodenmop uit de mond van een antisemiet is nóóit grappig.” Maar humor kan dus wel degelijk op de zwartste ogenblikken. Meer nog : humor is zo al eens van levensbelang. Een bekend voorbeeld is de humor in de concentratiekampen, die letterlijk heeft helpen te overleven. “Humor kan zo al eens een vorm van rouw zijn”, schrijft Comte-Sponville. “Het kan een middel zijn om datgene te helpen aanvaarden wat ons doet lijden. De kracht van humor op dat vlak is niet te overschatten.”

En neen, het is niet onkies om humor te gebruiken op de meest trieste ogenblikken. We zeiden het al : de humor bevestigt vaak net het verdriet. Maar doet dat op balsemende wijze.

Uiteindelijk haal je ook alleen maar grappen uit met wie je graag ziet. Humor, als een bevestiging van de liefde dus. Of zoals Torfs het schrijft : “Respect voor iemand blijkt uit de durf om hem een beetje uit te lachen. Lange tenen onthouden de eigenaar van de kans om als teken van liefde en waardering het voorwerp te worden van warme spot. Lange tenen redden niet de eer, maar vertrappelen de liefde.” Voor de foto’s van ‘Een deugdzame zomer’ konden we een beroep doen op Bellerose, Veronique Branquinho, Friis&Company, By Soto, Hugo Boss, Nicky Vankets, Helga Verlinden en F. Egidio, waarvoor dank.

Door Guinevere Claeys I Foto’s Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content