Trabzon, ooit een kosmopolitische havenstad aan de Zwarte Zee, draaischijf tussen oost en west, ligt nu in een wat vergeten uithoek van Turkije. Nauwelijks een toerist te bespeuren, wel de nostalgie van het verleden en ruige bergen met wilde rivieren.

Dat Jean-Marie Pfaff in Trabzon zijn carriĆØre als keeper in glorie afsloot zo’n vijftien jaar geleden, en dat hij er een wereldster was, zullen we geweten hebben. Met zijn flair en vreemde amalgaam van talen moet hij er zich bijzonder goed uit de slag getrokken hebben, want Jean-Marie blijkt hier nog steeds een toverwoord. Grote smiles en enthousiast geknik als de naam valt, maar veel verder gaat de communicatie niet. Want in Trabzon, de hoofdstad van de Zwarte Zeekust en ooit de laatste stad van het Romeinse rijk, lijkt het kosmopolitische verleden vandaag goeddeels vergeten. Buiten universiteitsstudenten spreekt blijkbaar niemand een gebenedijd woord Engels, Duits of Frans. Ook al krijgt de haven stilaan weer een belangrijke internationale rol als brug tussen de Kaukasus, Centraal-AziĆ« en het Westen. Van aan de Georgische grens tot Istanbul wordt over meer dan drieduizend kilometer een gigantische snelweg aangelegd, die grotendeels vlak langs de waterlijn van de Zwarte Zee loopt en die het ruige achterland moet ontsluiten.

De woelige geschiedenis van de stad, die op de oude zijderoute een belangrijke draaischijf was tussen oost en west, gaat bijna drieduizend jaar terug. Mileten, Perzen, Grieken, Romeinen en Comnenen bezetten achtereenvolgens het gebied, tot het in 1461 door de Turken werd veroverd. Uit de vroegchris- telijke tijd – Trabzon wordt beschouwd als het laatste christelijke bastion in AziĆ« – zijn nog kerken en kloosters overgebleven. Al werden de meeste omgebouwd tot moskee. De stad ligt aan de voet van een vesting uit de Byzantijnse periode, en van de oude Romeinse stadsmuren zijn nog grote stukken bewaard. Maar veruit de belangrijkste reliek is de Aya Sofia, die begin dertiende eeuw werd gebouwd als verwijzing naar haar beroemde naamgenote in Istanbul. De mooie kruiskoepelkerk, die vroeger buiten Trabzon stond, ligt inmiddels te midden van de uitdijende stad. Toch is het een vredige plek gebleven, niet ver van de zee en omringd door een geurende rozentuin. Binnenin zijn prachtige fresco’s te bewonderen die eeuwenlang verdwenen waren onder een laag kalk, die de Turken aanbrachten toen ze de christelijke kerk ombouwden tot moskee. In de jaren zestig van vorige eeuw werden ze gerestaureerd.

Verborgen schoonheid

Maar wil je het echte Turkije van vandaag leren kennen, dan moet je de stad in. Rond het Ataturkplein in het centrum krioelt het tot ’s avonds laat van de dolmus, kleine witte stadsbusjes die passagiers in alle richtingen wegbrengen. Ook op de terrasjes op het plein zelf, overschaduwd door grote bomen en met de onvermijdelijke Ataturk die de taferelen van op zijn sokkel onverstoorbaar aanschouwt, is het een drukte van jewelste : slenterende of keuvelende mensen die met zijn allen de hele dag door thee lijken te drinken. Rondom, het ene eettentje naast het andere, waar je de gebruikelijke maar altijd smakelijke kebab (geroosterd vlees, rond 4 euro) of kƶfte (soort platte gehaktbal) kunt krijgen met kraakverse sla en heerlijk plat brood. Zoetekauwen kunnen hun hart ophalen aan baklava en ander mierzoet gebak.

Tussen de vele winkeltjes, die tot laat in de avond openblijven, ontdekken we een oude kleermaker die een grote, vergeelde affiche van Pfaff in zijn etalage heeft hangen. De man blijkt ook de kleermaker van onze keeper te zijn geweest, en lijkt oprecht ontroerd als hij hoort dat we Belgen zijn. Maar ook hij spreekt helaas geen woord Engels. Grote verrassing dus als we enkele minuten later aangeklampt worden door twee meisjes met de vraag : ” You speak English ?” Birgul Apcioglu en Sabire AktĆ¼rk blijken twee jonge ingenieurs die ons hebben bezig gehoord in de winkel. Vooral Birgul ratelt erop los en zegt dat ze dolgelukkig is nog eens Engels te kunnen praten. Ze heeft drie jaar in de States gestudeerd. Ze vraagt honderduit naar wat we al gezien hebben, trakteert ons op een heerlijk ijsje en troont ons mee naar de waterrand. Tot onze verbazing ontdekken we vlak naast de zee een zalige tea garden waar eenvoudige schotels met geroosterde vis of vlees worden geserveerd. Het zit er vol jongelui. “Zoals je ziet een geliefkoosde plaats van de studenten”, zegt onze toevalsgids. “Ze zitten ook graag op de Boztepe, de greyhill, boven de stad, waar het groen en fris is.” Als we bij valavond op de heuvel belanden, is het inderdaad heerlijk toeven in de schaduw van de bomen. Groepjes jongelui zitten te keuvelen in het gras. Wat verderop klinkt muziek en zetten enkele meisjes en jongens spontaan een reidans in.

Op terugweg naar het hotel passeren we, niet ver van het waterfront, door de oude stad (bazaar). Geuren van gebakken vlees scherpen de honger en het is fijn snuisteren in de kleurrijke kramen met kleren, tapijten en wat kitscherige decoraties. Artisanale koperslagers laten hun vaardigheden zien in de deuropening van hun shops, en tientallen juwelenwinkeltjes – waarvoor Trabzon befaamd is – bieden schitterende handgemaakte gouden en zilveren halssnoeren en armbanden aan. Moeilijk om aan de verleiding te weerstaan.

Mystiek in de nevel

Niet ver van Trabzon, op zo’n vijftig kilometer, in het Pontische gebergte, ligt een van de grote bezienswaardigheden van Turkije : het Byzantijnse Sumelaklooster, dat zich als een arendsnest op 1250 meter hoogte in een bijna loodrechte rotswand nestelt. Meestal is het bedevaartsoord in nevelen gehuld, wat het nog mysterieuzer maakt. Maar bij ons bezoek baadt de heilige plek in het zonlicht en heerst er een vredige stilte. Het klooster, dat volgens de legende in de vierde eeuw na Christus werd gesticht door twee Griekse monniken die daartoe in een visioen door de heilige maagd waren aangespoord, werd nog tot 1923 bewoond door Grieks-orthodoxe monniken, maar is nu een staatsmuseum.

De weg erheen voert door dichte pijnboombossen, langs een klaterende waterval en almaar hogere bergen. Vroeger moest je van aan de voet van de berg via een smal pad steil omhoog. Sinds een jaar of vijf is er een berijdbare bergweg tot op zo’n twee kilometer stappen van het klooster. Als je van beneden omhoog wandelt, ontwaar je regelmatig tussen de bomen een glimp van het gebouw, dat gedeeltelijk in de rotsen is uitgehouwen. Maar het mooiste bevindt zich binnen de muren. De binnenplaats dateert uit de dertiende eeuw en op sommige gevels zitten nog sporen van schilderijen. Het klooster zelf, zoals het nu is bewaard, stamt uit 1860 en telde toen zo’n honderd kloostercellen in vier verdiepingen ! Het fel onderkomen gebouw is in de jaren negentig gerestaureerd en gedeeltelijk herbouwd. Het enige dat van de oude luister aan kunstschatten is overgebleven zijn indrukwekkend mooie, hoewel ernstig beschadigde oud-christelijke fresco’s in de kapel.

Stierengevechten hoog in de bergen

Historie en traditie zijn rond Trabzon alom aanwezig, maar veruit de meeste bezoekers, onder wie heel wat uit IsraĆ«l, komen hier om te trekken in het ongerepte hinterland en te raften op de wildstromende rivieren. Achter de stad gaat het landschap al snel de hoogte in en op relatief korte afstand strekken zich diverse hoogplateaus uit. Een geliefd vakantieoord bij de Turken, maar nauwelijks bekend in het buitenland, is het prachtig gelegen bergmeer van Uzungƶl, op zo’n honderd kilometer van de stad. De omringende bergen weerspiegelen zich in het water, dat vol zit met forel, en rondom zijn houten vakantiehuisjes gebouwd.

Meer avontuurlijk aangelegde reizigers en vooral ervaren rafters trekken naar Artvin en Yusufeli in het KaƧkargebergte, op zo’n 240 kilometer van Trabzon. Beide stadjes liggen aan de erg woeste Ƈoruhrivier, die bij insiders bekendstaat als een van de beste ter wereld om te raften. De weg erheen is op zich al een avontuur. Het begint verraderlijk lieflijk, als je, oostelijk van Trabzon, langs de Zwarte Zee door Rize rijdt. Een streek die geniet van een microklimaat met milde temperaturen, zon en veel regen en die bekendstaat voor zijn theeplantages. Ook hier, zoals in de stad, valt op hoe vriendelijk en gastvrij de mensen zijn. Een boerenfamilie die de oogst aan het binnenhalen is, legt met veel gebaren uit hoe zij in een oude schuur de theeblaadjes opslaat en droogt. We worden meteen getrakteerd op een glas frisse limonade.

Maar onze weg is nog lang. Hoe verder we het binnenland inrijden, hoe ruiger en droger het landschap wordt. Alleen de spitse minaret van een moskee her en der in de verte verraadt dat in dit onherbergzame gebied ook mensen wonen. De kronkelige bergroute, die leidt langs gigantische werken voor de aanleg van een stuwdam, wordt almaar slechter tot we belanden op een zandweg met diepe kuilen en keien waar een bus met platte band de weg verspert. Er zit niets anders op dan in de felle middagzon te wachten tot ze is gedepanneerd. Uiteindelijk belanden we zo’n zes uur later in Artvin.

Het is een van de kleinste stadjes van Turkije, 1700 meter hoog, en vooral beroemd om zijn volksdansen en zijn stierengevechten. Een indrukwekkende escorte dorpsnotabelen en militairen, van wie eens te meer niemand iets anders dan het Turks machtig is, begeleidt ons als vips nog hoger de bergen in om te gaan zien naar de nu desolate stenen arena waar elk jaar, de tweede week van juli, het Kafkasƶrfestival plaatsvindt. Anders dan in Spanje nemen de stieren het hier niet op tegen de mens maar meten zich met elkaar. Het evenement trekt duizenden toeschouwers, maar buiten het seizoen ligt de weide er verlaten bij en is de stilte bijna voorhistorisch.

In de clinch met de imam

Ook in Artvin zelf is er buiten de oude steegjes weinig bezienswaardigs overgebleven, al zouden de grondvesten van de stad drieduizend jaar oud zijn. Het is wel een ideale uitvalsbasis om de adembenemend mooie streek te verkennen. De landschappen hebben iets weg van de Alpen maar bruter en overweldigender. Op weg naar Yusufeli hangen over de Ƈoruhrivier her en der vervaarlijk uitziende hangbruggetjes, en met een beetje geluk zie je in een flits een rubberboot met rafters in oranje zwemvest meegesleurd worden door het kolkende water. In rustiger gedeelten is vissen met de lijn een geliefde sport, en ook heel wat trekkers en jagers zakken af naar dit vrijwel ongerepte berggebied, waar in de dichte bossen nog beren, lynxen en wolven leven.

’s Avonds, als onze escorte, met wie de communicatie zich beperkte tot vriendelijk knikken en gebarentaal, verdwenen is, komt de oude hotelbaas Yavuz Karahan bij ons zitten. Tot onze verbazing spreekt de man vloeiend Engels. Met enige weemoed vertelt hij over de zeven jaar die hij doorbracht in Londen, waar hij voor ingenieur studeerde en werkte, tot hij na het overlijden van zijn vader teruggeroepen werd om het oude familiepension in dit afgelegen oord te runnen. “Van oudsher was Artvin een stopplaats voor reizigers naar het oosten van AnatoliĆ«. Maar met de eerste Golfcrisis viel het toerisme stil. Begin 2000 was er een korte opleving maar nu, met de spanningen in het Midden-Oosten, is er hier niet meer veel passage, buiten het trekking- en raftingtoerisme.” Hij noemt zich een goede islamiet, maar heeft het ook over zijn discussies met de lokale imam, over de ware betekenis van de Koran, de kloof tussen de geprivilegieerde klassen en het Turkse platteland, dat veel behoudsgezinder is, over de oude zijderoute en de weg naar de kunstschatten van het zuidoosten… De oude man geniet duidelijk van het gesprek, dat rustig voortkabbelt tot ver in de nacht. Hij hoopt op betere tijden.

Door Sabine Lamiroy / Foto’s Gerald Dauphin

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content