Ik droom er weleens van : in mijn levensonderhoud te voorzien met een webshop die gespecialiseerd is in kussentjes voor koptelefoons, van hier tot in IndonesiĆ«. Helaas heb ik altijd wel ideeĆ«n, maar niet het lef om die te commercialiseren. Zo komt het dat ik mijn dagen vul met schrijven, een arbeidsintensieve onderneming die gelukkig gehonoreerd wordt met leuke reacties van lezers. Zoals de mail van de heer Dirk VDP, die mij vorige week aangaande het slot mijner stukje liet weten : “Ik zou de Nederlandstalige dichters niet te eten willen geven die met hun bloed zouden willen tekenen om ooit zo’n knappe zin te schrijven die zo onder de huid en in het hart kruipt. Bedankt voor zoveel verstilde schoonheid.”

Zo’n bericht houdt je weer even gaande. Het beschermt je tegen dementors, als een toverspreuk die je in de lessen Verweer tegen de Zwarte Kunsten geleerd hebt. Voor de rest zijn de dagen enigszins wisselvallig. Ik ga al eens zitten op een terras dat naar de herfst begint te ruiken. Soms duikt dan een straatzanger op, die uit volle borst Franse chansons begint te debiteren. Ik luister beleefd, omdat ik een opvoeding heb genoten. Niets belet, juridisch gesproken, dat ik in plaats van deze gezangen iets van Motƶrhead tot mij zou nemen. Bomber, bijvoorbeeld, Jailbait of nog zoiets dat in een groezelig washok lijkt te zijn opgenomen. Het zou mij minder week maken dan het Ne me quitte pas dat deze straatmuzikant op mij loslaat. Nu mijn koptelefoon opzetten, voorzien van de correcte kussens, zou echter van grofheid getuigen. Dus zet ik mij schrap en blijf naar het lied luisteren, dat gewag maakt van “paarlen van regen”, en van iemand die belooft in de aarde te zullen wroeten tot na zijn dood, “om het lichaam van zijn geliefde te bedekken met licht en met goud”.

Dat zijn zware beloften om te doen aan een meisje dat er per se vandoor wil. Ik begrijp waarom Edith Piaf, toen ze voor het eerst dit chanson van Jacques Brel hoorde, snoof dat een echte man zoiets toch niet behoort te zingen. Niettemin laat ik een muntstuk vallen in het bekertje dat de straatmuzikant mij voorhoudt. Van gediplomeerde baritons tot cellistes die uitgeprocedeerd zijn : het korps straatmuzikanten in mijn stad mag gerust het puikje genoemd worden- om een woord te gebruiken dat ik lang niet meer hoorde, net zoals prima, lettervrucht of bolleboos. Ook de taal heeft haar softies en winkeldochters.

Intussen worden de dagen in ijltempo korter. Ik breng ze door in de zon en soms ook in de schaduw. Soms jubel ik hemelhoog, soms ben ik dodelijk bedroefd als gevolg van omstandigheden die aan mijn controle ontsnappen. Een enkele keer voel ik mij als Tim Peake : de astronaut die, na zijn verblijf aan boord van het internationaal ruimtestation, het gevoel van terugkeer naar de aarde omschreef als “’s werelds ergste kater”.

Ik zoek dan houvast bij de tegelwijsheid die ik op de vlooienmarkt aantrof :

Wees bevriend met kleine dingen

met ’t bloemetje dat bloeit

met de vogeltjes die zingen

met ’t vlindertje dat stoeit

met de heldere regendroppen

met de warme zonneschijn

wees bevriend met kleine dingen

en je zult gelukkig zijn.

Al dat fortuin moest maar twee euro kosten, stond op een plakkertje in de hoek.

jean.paul.mulders@knack.be

JEAN-PAUL MULDERS

Ik voel me weleens als Tim Peake, de astronaut die zijn terugkeer naar de aarde omschreef als “’s werelds ergste kater”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content