Als broers zijn Jacques en Arnaud Wittmann naar eigen zeggen niet onafscheidelijk. De familieband mag dan koel zijn, zakelijk loopt de tandem van de horlogemaker en de juwelier gesmeerd. De twee Brusselse ketjes leiden samen het gereputeerde huis De Greef, op een steenworp van de Grote Markt.

JACQUES WITTMANN

“Onze zaak is altijd een familiebedrijf geweest. Dit jaar viert het zijn 160ste verjaardag. Als adolescent wilde ik helemaal niet in de voetsporen van mijn vader treden. Ik studeerde economie in de Verenigde Staten en wilde de wereld ontdekken – mezelf heruitvinden ook en geapprecieerd worden voor wie ik was, weg van de beschermde en vertrouwde omgeving. Mijn vader legde zich daar bij neer. Als we niet van het juweliersvak hielden, dan had hij er ons liever niet bij.”

“Wat me over de streep trok, was de verstandhouding met mijn broer. Het generatieconflict met mijn vader smeedde een speciale band tussen ons. Met Arnaud klikte het altijd, we zijn complementair en begrijpen elkaar. Met hem begon ik in de winkel te werken, eerst in het weekend, later ook rond de feestdagen en in de vakantieperiodes. Na het overlijden van mijn vader kochten we het aandeel van onze oudste broer Philippe en namen we samen de zaak over. Maar niet omdat ik gedwongen werd of me verplicht voelde. Werken moet in de eerste plaats een plezier zijn.”

“Thuis werden we aangemoedigd om onze eigen weg te gaan. Van overdreven familiaal sentiment was geen sprake, en familie is nog steeds geen prioriteit voor mij. Ook Arnaud zie ik meer als zakenpartner dan als broer. Dat we zo goed met elkaar opschieten, is daarbij een pluspunt. Maar privé zien we elkaar nooit, en we hebben ieder onze eigen vriendenkring. Met andere mensen heb ik wel contact, maar u weet hoe dat gaat in families, dat zijn een hoop mensen en verhalen. Arnaud en ik hebben ons daar altijd van afgeschermd. We leven allebei voor De Greef, en dan mag je je niet laten beïnvloeden door de buitenwereld. Zeker niet met twee eigenzinnige mannen aan het roer, dan is stof voor conflicten gauw gevonden. Maar op momenten dat het familiale het zakelijke bedreigde, trokken we altijd aan één zeel. Dan trokken we ons terug met ons tweeën en bespraken we de zaken onder vier ogen. Dat is de kracht van dit bedrijf. De beslissingen die we nemen, zijn voor honderd procent de onze. Er is geen enkele inmenging van buitenaf.”

“Op een schip is maar plaats voor één kapitein. Dat moesten we leren, dat we niet alles samen kunnen doen. Dan loop je elkaar alleen maar voor de voeten. En dus heeft ieder nu min of meer zijn verantwoordelijkheden : Arnaud het ontwerp en de productie van de juwelen, ik de mechanische uurwerken en de public relations. Gelukkig is Arnaud niet het type dat op het voorplan wil treden of de ander overtroeven. Er is een gezonde concurrentie tussen ons beiden, maar we zijn in de eerste plaats werknemers van De Greef. We gedragen ons alsof we voor een bedrijf werken, ook al zijn we er de eigenaars van.”

“Om vrij te zijn en vooruit te kunnen gaan, mag je niet te gehecht zijn aan mensen, laat staan aan materiële zaken. Dat probeer ik dus te vermijden. Momenteel vormen Arnaud en ik het ideale team, maar dat één van ons het schip ooit verlaat, is onvermijdelijk. Dat wordt dan weer een heel andere situatie. Gelukkig hebben we een cartesiaanse financieel adviseur met wie we ons op alle mogelijke scenario’s konden voorbereiden, zodat de aanpassing zo zacht mogelijk zal zijn. Op dat vlak zijn we allebei behoorlijk praktisch ingesteld.”

“Ik ben geen expert wat goede smaak betreft, maar ik identificeer me wel met Arnaud als ontwerper. Hij volgt zijn instinct, en zijn juwelen zijn niet echt commercieel. Klanten die bij ons over de vloer komen, hebben dus advies en uitleg nodig. In die kunstenaarsgeest van Arnaud herken ik mezelf. Ik schrijf en ik schilder, en de gemakkelijke weg of het snelle succes zegt me even weinig als aan mijn broer. In die zin is ons zakelijke gen niet erg sterk ontwikkeld, vrees ik. De zaken gaan ons de laatste jaren enorm voor de wind, maar we hebben geleerd met vallen en opstaan.”

ARNAUD WITTMANN

“Mijn vader is tien jaar geleden gestorven. Zijn dood kwam onverwacht, mijn broer en ik moesten dus snel handelen. Er was geen tijd om ons af te vragen of we wel compatibel waren en wat het effect op onze relatie zou zijn. Als collega’s kenden we elkaar nauwelijks : mijn vader was de spilfiguur en verliet ons zonder een plan voor de winkel. Jacques en ik moesten zelf uitzoeken waar we goed in waren en onze verschillende talenten ontwikkelen. Achteraf bekeken heeft mijn vader ons wel aangemoedigd. ‘Jullie zullen er nooit iets van bakken’ : duizenden keren hebben we dat gehoord (lacht). Zulke opmerkingen houden je met twee voeten op de grond.”

“Jacques en ik waren nooit onafscheidelijk, ook als kind niet. Mijn broer zat tussen zijn zesde en zijn achttiende op wel negen scholen, hem volgen was er dus niet echt bij. Zelf was ik evenmin een briljante student, en na het vierde jaar humaniora trok ik naar Londen om juweelontwerper te worden. Dat is ook het mooiste cadeau dat ik van mijn vader gekregen heb : dat hij me liet vertrekken, zodat ik kon kennismaken met een andere cultuur. De typisch Belgische mentaliteit zei hem niets.”

“Ik heb twee kinderen : een zoon van tien en een dochter van acht. De verre toekomst van de zaak houdt me voorlopig helemaal niet bezig, maar ik zou wel graag willen delen met mijn kinderen wat we hier doen. Thuis heb ik zelf ook de liefde voor de kunsten en voor verfijning meegekregen, een beetje culturele bagage wil ik hen dus wel meegeven. Wat ik niet wil, is werken zoals mijn vader dat tot op het einde van zijn leven gedaan heeft. Op het einde van zijn carrière was hij echt op, de winkel had hem opgebruikt.”

“Volgens Jacques hou ik te veel van zekerheid. Hij is eerder impulsief, maar ook erg beïnvloedbaar. Vraag hem het onmogelijke of lanceer een wild idee en hij zegt ja zonder na te denken. Die voortvarendheid is typisch voor mensen in een commerciële functie denk ik. Anderzijds is hij ook beter met mensen en socialer dan ik. Als ik me wil uitdrukken, teken ik een juweel. Dat is mijn taal. Verder ben ik huiselijk en Jacques helemaal niet. Hij woont in de stad en is voortdurend op stap. En terwijl ik van gewoontes hou, verafschuwt hij herhaling. We hebben dus ieder onze eigen persoonlijkheid. Hetzelfde gold trouwens ook voor mijn ouders : mijn moeder was van Nederlandse afkomst en kunstzinnig aangelegd, mijn vader een tweetalige Brusselaar en een visionaire juwelier met een zwak voor mechanische horloges. Die vonden het best dat hun kinderen zich zo verschillend ontwikkelden.”

“Behalve als ik de productie van de juwelen opvolg in Vicenza of Jacques klanten in het buitenland bezoekt, zijn we dagelijks in de winkel te vinden. Die formule is uniek in de wereld, want we hebben dagelijks contact met het publiek. Soms stappen klanten de deur uit met een fortuin aan juwelen, terwijl de rekening achteraf betaald wordt. En ook de aankopen in onze branche zijn altijd risicovol, want prijzig. Dat is eigen aan het luxesegment waar Jacques en ik van meet af aan voor opteerden. Maar in de huidige formule kunnen wij zulke risico’s ook nemen. We vertrouwen elkaar voor honderd procent en maken elkaar nooit verwijten als het dreigt mis te gaan. In een andere constellatie zouden we nooit zo’n relatie met onze klanten kunnen opbouwen of zulke grote gokken riskeren.”

“De korte termijn heeft ons nooit geïnteresseerd. Voor ons was De Greef altijd een langetermijnproject, zonder overmoedig te worden. Ook dat hebben we van ons vader, een erg redelijke man. Maar we zijn ook twee breugeliaanse levensgenieters die graag zwanzen en eten en drinken. Wat we niet kunnen, is onszelf verraden. Dat is ook waarom ons adres bekend is in verre landen. Omdat de mensen weten dat we geen rolletje spelen.”

Info : www.degreef1848.be.

Door Wim Denolf Foto’s Saskia Vanderstichele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content