Een groots verleden, een armoedig heden, en hoop voor de toekomst. Na de Turkse vervolging na 1914 en decennia van sovjetoverheersing zoekt dit land zich moeizaam een plek in de 21ste eeuw. Mijn echtgenote Yana keert na zeven jaar even terug naar haar Armenië.

Beneden gaat de zon al onder. De diepe rimpels in de aardkorst lopen vol schaduw. Het vreemde kader van het vliegtuigraampje tekent een merkwaardig beeld van het voorgeborchte van de Kaukasus. Het ligt er matbruin en verdroogd bij met hier en daar een plukje sneeuw. Stille getuige van de eeuwige confrontatie tussen twee geologische reuzen : de Eurazische en Arabische continentale platen.

Ze hebben lang een zwak voor grote kepies gehad in de Sovjet-Unie. Al scheurde de kleine bergstaat zich als eerste af, hier dragen ze die nog steeds, liefst een beetje achterover geschoven, het kale politievoorhoofd alle ruimte latend om te zweten. Het is donker en zwoel in het negenhonderd meter hoge ‘laagland’ van de hoofdstad Jerevan. Ik hou niet van die vochtig warme ijle lucht en werp al een paar meewarige blikken naar Yana, mijn levenspartner. Zij doet alsof ze het niet merkt, glimlacht en neemt mijn hand vast als we door de automatische schuif-deuren de grote hal van de luchthaven betreden.

Het is als in de film. Alle verwanten zijn aanwezig om Yana na zeven jaar afwezigheid te verwelkomen. Meisjes en vrouwen huilen, mannen omhelzen me met krachtige schouderkloppen terwijl de kinderen bij zoveel emotie een beetje verloren rondkijken. Een chaos van mensen, want ‘onze familie’ is niet de enige die een terugkeer van een diasporalid wil vieren.

Samen met honderden anderen proberen we ons een weg naar buiten te banen. Wanneer plots de menigte als een school opgejaagde haringen splitst als drie zwarte terreinwagens wild het autovrije pad oprijden. “Negeren”, zegt Yana. En ik merk hoeveel mensen de blik afwenden wanneer de inzittenden van de met zwarte ruiten geblindeerde luxevoertuigen uitstappen. De in Armanipakken gehesen, met T-shirts en gouden kettingen getooide passagiers lopen omringd door hun bodyguards met okselgezwellen de hal binnen. Onderweg worden ze belaagd door enkele leden van het publiek die nederig en respectvol komen groeten en handjes schudden. “Dat zijn onze echte leiders”, hoor ik iemand achter me tegen een newbie zeggen. “Feodale bullebakken die alle machtsposities ingepalmd hebben”, voegt hij er gedempt aan toe. Ik hoor de generiek van The Sopranos in mijn hoofd.

Het is intussen erg laat. Enkele verplichte blitzbezoeken en een lekke band later zijn we in de logeerkamer van onze nicht in de vijfde graad. Het afgeleefde bed heeft een plaats gevonden tussen wekpotten en glasconserven gevuld met allerlei kakikleurige groenten. “Vast erg zout”, mompel ik ondertussen in halve slaap.

Verdwenen stad

Jerevan blijkt samen met Samarkand, Rome en Carthago bij de oudste steden van de wereld te horen. Zo’n 2800 jaar geleden riep een Urartische koning ze uit tot de hoofdstad van zijn rijk. Toen Erebuni geheten, lag Jerevan op een kruispunt van belangrijke handelsroutes, maar ook midden tussen Klein-Azië en het Perzische rijk, die hier hun twisten kwamen uitvechten en beurtelings de boel plunderden.

We worden gelokt door een enthousiaste taxichauffeur die ons een sightseeingtoer aanpraat. Aram is leraar geschiedenis en rondt de maand af met taxiritjes : “Van Erebuni is haast niets meer overgebleven”, vertelt hij. “In de jaren 1920 werd de stad met oriëntaals karakter – smalle straatjes en huizen met lommerrijke binnentuinen – volledig vervangen door het megalomane project van een sovjetgezinde architect”, zegt Aram, zonder zijn weemoed naar het vergane te verbergen. “Alexander Tamanian kreeg de opdracht om Jerevan grondig aan te pakken en deze provinciestad op te krikken tot een hoofdstad op het niveau van het toenmalige Europese interbellum. Hierbij ging de idealist uit van een grotendeels cirkelvormige structuur. Twee parallelle ringwegen met ertussen een groene zone met parkjes en fonteinen omzoomden het hart van de stad.”

We zien hoe die groene kransader als een vraagteken uitloopt en verschillende parkjes verbindt. Hierbinnen doorkruisen diagonale boulevards het geometrische stratenpatroon. Het zorgt voor een luchtige binnenstad waarbij bijna elke straat uitkomt op die groene boulevard. Samen met het plein tegenover de opera vormen ze het trefpunt voor de stedelingen, en ze doen denken aan de ramblas die je in verschillende Spaanse steden terugvindt. Dit sociale, lommerrijke wandelparcours wordt geregeld onderbroken door enkele kermisattracties, vijvertjes of fonteinen, kleine eetstalletjes en drukbezette pingpongtafels. De wandelaars vertonen hier erg herkenbaar mediterraans flaneergedrag, of rekken de tijd op een van de talrijke terrasjes. Traag nippen ze aan een drank of genieten van een adjarski khatchapuri of een lahmadjo, bijzonder smaakvolle Armeense pizza’s.

Leven na de Sovjets

De Cascade heeft met zijn vijfhonderd treden zijn naam niet gestolen : een complexe waterval van trappen, monumentale terrassen en fonteinen die vanuit de hoogte in de stad neerdaalt. Gelukkig zijn er ook roltrappen. Eenmaal boven heb je er een aardig zicht op de binnenstad. ’s Avonds nemen we op deze reuzentribune plaats met honderden uitgelaten, vooral mooie jonge mensen om naar een gratis jazzconcert te luisteren. Wanneer het optreden is afgelopen lijkt het of de ganse bevolking op zoek is naar transport naar de vervallen sovjetwoonkazernes in de periferie. Ook wij hebben daar onderdak. We vechten ons een plekje in een marshrutka, een gammel minibusje dat je voor amper één dollar meeneemt op zijn parcours met haltes op verzoek.

Massif is de buitenwijk, zo’n zeshonderd meter boven de oude stad. Hier logeren we in een van de vele torenflats. De oorlog en crisis na de implosie van de USSR hebben hier meer dan elders wonden geslagen. De flats zijn ontdaan van al wat verkoopbaar of brandbaar was. We nemen de afgeleefde trap en vermijden de van hout gestroopte leuning. Er zijn wel twee liftkokers, een ervan zonder lift, de andere heeft geen enkele deur meer, maar hij gaat nog wel op een neer aan één kabel, zonder veiligheid. Zelfs de ouderen van het twaalfde verkiezen de trap.

Het appartement is van de buitenwereld gescheiden door een dubbele stalen deur met indrukwekkende sloten. Overdag sluit je er één, maar ’s nachts vast de twee. De overbuur, die op de hoogte was van mijn komst, had uit schaamte de hal eigenhandig een dun likje verf gegeven en schrobde de verdieping dagelijks. “Wat moet die westerling wel van ons denken ?” zei ze tegen mijn echtgenote. “Dat we barbaren zijn ?”

Oeroud erfgoed

Geen zee aan de grenzen van het moderne Armenië. Wel een reusachtig hoogtemeer waar we willes nillens heen moeten. We klauteren aan boord van de gammele Lada van de oom. Hij was vroeger officier bij de MVD, de gevreesde politie. Met zijn schamele pensioen en hulp van de kinderen kunnen ze samen deze herinnering aan een auto rijdende houden. Een reusachtige barst loopt als een ravijn over het dashboard en geeft me niet veel vertrouwen in de rit. Achter ons kletst een glas water op het stoffige wegdek als wens voor een veilige thuiskomst vanwege de achterblijvers. Wij verdwijnen in een wolk van stof en slecht verbrande motorolie.

Vanuit de stad lijkt het of we één uur gestadig stijgen naar 2100 meter. Halfweg moeten we halt houden om de motor te laten koelen. Het is een bekend theehuis waar iedere vakantiereiziger even halt houdt. De oom is meteen erg familiair en gaat achter de toog om de grote samowar te bedienen. Thee en gebak worden aangevoerd terwijl de oom en neef al terug met hun hoofden onder de motorkap wroeten. Een uur later zijn we aan de verlaten boorden van het meer Sevan, met leegstaande sanatoria, geïmproviseerde cafeetjes met de baas als enige klant, en verlaten strandhuisjes. Het vakantieseizoen moet nog beginnen. Maar de oom is gehaast en na een snelle lunch zijn we alweer op weg naar het laagland.

Etchmiadzin is het equivalent van Vaticaanstad voor de Armeense episcopale gregoriaanse kerk en zetel van de Catholicos, de orthodoxe paus. De moederkerk vormt met het museum, het klooster en een cluster van kerken dit geestelijke hoofdkwartier. Binnen het ommuurde gedeelte ligt alles er verzorgd bij. Eenmaal op pad in het dorp vinden we opnieuw juweeltjes van oude kerkhoven, offerplaatsen en kerkjes in die typische Armeense bouwstijl.

De behoudsgezinde Armeense cultuur en gregoriaanse kerk hebben ervoor gezorgd dat kostbaar erfgoed de tumultueuze geschiedenis heeft overleefd. Lang vergeten oerrituelen uit het Oude Testament zijn hier dagelijkse kost. En waar velen onder ons zich blindstaren op de verschillen tussen de moderne joods-christelijke cultuur en die van de moslims, valt me hier op hoe gelijkend ze zijn. Zo staat er bij de kerken minstens een offerblok. En afhankelijk van de aanleiding worden hier kleine of grotere dieren ritueel geslacht en verdeeld onder familie, vrienden en armen. Het lossen van duiven is het meest frequente offer en vooral een lucratieve handel. De diertjes gebruiken hun herwonnen vrijheid om een paar rondjes te draaien, alvorens weer te keren naar hun verkopers.

We rijden oostwaarts en stijgen gestadig op uit het hete, stoffige laagland naar de groene valleien. Laverend tussen diepe putten doorkruisen we rustieke bergdorpjes. Kinderen spelen hier op straat met hun paarden zoals wij dat met onze driewielers deden. De koeien lopen vrij rond. Boeren en keuvelende moeders lijken gehard door het continentale klimaat, de minder toegankelijke gezondheidszorg en door bittere natuurlijke selectie die slechts generaties van oersterke overlevers een kans laat. De traditie om je bruid te ontvoeren (bij voorkeur uit een andere gemeenschap) voorkomt alvast inteelt. De mensen die je hier ontmoet, stralen een soort ongecompliceerde, goed doorvoede gezondheid uit.

Onderaan ruist een waterval van de Azatrivier, en de ijle lucht proeft fris en zuiver. De gerestaureerde tempel Garni, met 24 ionische zuilen, dateert van 500 voor Christus. Even verderop, tegen de steile bergwand, staat een ommuurde kerk. Eenmaal binnen de wallen van het Geghartklooster blijkt dat het grootste deel van het complex is uitgegraven in de bergwand. Van een kerk lopen we door smalle doorgangen naar kleine ruimtes, holen die al millennia als gebedsoord dienen. Sporen van prehistorische bewoning en de Urartubeschavingen zijn nog steeds zichtbaar, maar vooral de wapenschilden van vroegchristelijke feodale families. Het wonderbaarlijke is dat het complex nog dagelijks gebruikt wordt. Het is geen dode materie, zorgvuldig bewaard, onbereikbaar achter glazen wanden of hekwerk en strenge suppoosten. Neen, hier loop je op, raak je aan, ruik en adem je die vervlogen eeuwen, terwijl orthodoxe priesters af en aan lopen om vieringen te presideren. Het is bepaald kil en vochtig en toch krijg ik niet genoeg van deze schaarsverlichte holen, en wil ik ieder teken uit het verleden in me opnemen.

De schaduw van de reus

Armenië en hoofdstad Jerevan worden gedomineerd door een reus. Van ver lijkt de eenzame berg uit het niets uit de vlakte te ontstaan. De kleur van zijn romp gaat op in de troebele onderste luchtlagen, spiegelingen van het monochrome dorre landschap. Het is zijn bovenste derde, de besneeuwde top, die krachtig de hoogtezon reflecteert. Ararat, een 5137 meter hoge verstomde vulkaan, was de bijbelse landingsplaats van Noachs ark, en is mettertijd de Armeense identiteit gaan bepalen. Hij staat synoniem voor prestige, kracht, betrouwbaarheid en kwaliteit. Waar je ook gaat, vind je zijn afbeelding, mensen spreken met zichtbare trots zijn naam uit, of worden lyrisch bij het zien van hun berg.

Op een hoogte aan de rand van de hoofdstad vinden we de indrukwekkende esplanade met het monument voor de slachtoffers van de Turkse genocide in 1914. Conisch opgestelde huizenhoge zwarte monolieten vormen een gespleten berg. Binnen brandt een eeuwige vlam en liggen er honderden verslenste bloemen van een vorige herdenking. Het heet de ‘Citadel van de zwaluwen’, genaamd naar de vogel die steeds weerkeert naar zijn geboorteplaats, ook al is deze vernietigd. Nu ligt de esplanade er verlaten bij, op een koppel met hun baby na, die kennelijk te voet de honderden trappen hebben getrotseerd om de stad aan hun voeten, maar vooral de Ararat aan de overkant te aanschouwen. Het licht van de ondergaande zon speelt met de berg en kleurt de wolkensliertjes om zijn top. Hun Ararat als spiegel van de Armeense ziel, symbool van een betere toekomst voor hun kindje. Maar net als de gecultiveerde herinnering aan een ooit groots en machtig Urartu, blijkt het voorlopig allemaal onbereikbaar. Zoals hun Ararat, waarvan ze te graag vergeten dat die sinds 1914 achter prikkeldraad en mijnenvelden in Turkije ligt…

Tekst en foto’s Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content