Interviewen, ik heb het altijd een beetje een raar vak gevonden. Een vak waarvoor ik van nature eigenlijk tamelijk ongeschikt ben wegens te fatsoenlijk. Want daar zit je dan tegenover een wildvreemde meneer of mevrouw en je vraagt de dingen die iedereen zich afvraagt, maar die dus vaak ook de dingen zijn die je je beste vrienden niet eens zou durven vragen. Vooral als er Grote Emoties aan bod moeten komen, staat het zweet me in de nek. Daar heb ik van huize uit namelijk niet zo’n aanleg voor. Verbaal bedoel ik. Alleen de vragen beántwoorden in plaats van ze te stellen zou ik nog erger vinden. Vooral omdat ik soms hard moet nadenken om te weten wat ik van iets vind. BV’s hebben daar geen last van, die zijn meestal al zo vaak geïnterviewd dat ze over elk aspect van het universum een pasklare mening hebben. En een waterdicht zelfbeeld, al was het maar omdat ze betaald worden om zich in zichzelf te verdiepen. Af en toe zou je bijna hopen dat iemand antwoordt : “Uit de grond van mijn hart, daar heb ik niet het flauwste benul van.”

Soms klikt het tijdens een interview en ontstaat er een soort instant intimiteit. Die in een enkel geval uitgroeit tot iets wat vaag op vriendschap lijkt. Maar niets is zo meelijwekkend als de Serge Simonarts van deze wereld die zich nadrukkelijk tegen de sterren aanschurken en eeuwige roem claimen omdat ze ooit ei zo na bij Lou Reed of David Bowie mochten blijven slapen. Zelf hanteer ik de filosofie van de loodgieter : klus geklaard, valiesje dicht en wijlie weg. En als je je gesprekspartner later op café tegenkomt en hij/zij is oprecht blij je te zien, zo veel te beter. Maar het menselijk geheugen heeft zo z’n beperkingen. Schuiven er links op het bankje een paar mensen bij, dan vallen er rechts van de weeromstuit een paar af. Na een paar maanden zie je zo’n BV vaak denken : God ja, wie was dat ook alweer ?

Als journalist hoor je een verlanglijstje te hebben met Grote Namen die je doodgraag eens zou willen ontmoeten. Hillary Clinton of de Dalai Lama, om maar iets te zeggen. Alleen denk ik dat Hillary een absoluut ijskonijn is en voor de Dalai Lama ben ik dan weer niet verlicht genoeg. Hoogstens zou ik hem vragen of het op zijn leeftijd niet verstandiger is om een wolletje aan te trekken. Nee, als ik iemand zou willen interviewen dan is het J.K. Rowling, Harry Potters geestelijke moeder. Omdat ik haar de eerste keer zo’n aardig mens vond. In februari 1999 was dat, in The Elephant’s House, het café in Edinburgh waar ze als bijstandsmoeder grote delen van de eerste Harry Potter geschreven had, met haar dochter Jessica in de kinderwagen naast haar. “Maar maak er nu vooral geen meisje-met-de-zwavelstokjes-verhaal van”, giechelde ze, een tikkeltje uitgelaten omdat ze de avond tevoren flink was doorgezakt. Dat Joanne Rowling nog altijd giechelt nu ze een van de rijkste vrouwen ter wereld is, dát zou ik pas goed nieuws vinden.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content