Die working poor,” zegt ze, “dat is nu zo’n categorie waarmee ik mij kan vereenzelvigen. Je leest er de laatste tijd vaker over : het groeiende deel van de bevolking dat het, ondanks noeste arbeid, moeilijk krijgt de eindjes aan elkaar te knopen. Zij die hun koopkracht zien afkalven.”

Niet dat ze aan het einde van de maand telkens een bezorgde blik richting kalender moet werpen. De nieuwe cd van dEUS kan ze zich nog vlot permitteren, alsook een gitzwart designnietapparaat. Maar toch. Met lede ogen ziet ze de prijs van een liter diesel naar anderhalve euro klimmen en betaalt ze op een caféterras vijftien euro voor twee oudbakken appeltaarten. Om van de huizen maar te zwijgen, want die zijn een nationale ramp. Tien jaar al spaart ze dapper geld bijeen, met haar werk als journaliste voor een landelijke krant. Maar wat stelt ze vast ? “De prijs van de huizen is in die tijd ongeveer vier keer zo snel de hoogte ingeschoten. O zeker wel kan ik mij nog een woninkje permitteren, maar dan een armzalig krot, een zelfmoordhuizeke gelegen in wijken met namen als Gasmeterlaan of IJskelderstraat – waar ik mij als alleenstaande niettemin blauw aan moet betalen.”

Ik kan niet anders dan haar geklaag te be-amen. De uit de klauw gelopen vastgoedprijzen hebben de samenleving bruutweg in twee groepen verdeeld : de haves, die steen en cement hebben verworven in tijden waarin dat nog goedkoop was, en de have nots, die er nu nog aan moeten beginnen. De opdeling tussen deze twee groepen is, zoals bij opdelingen vaker voorkomt, tamelijk onrechtvaardig. Ze houdt geen rekening met dingen als creativiteit of een aangenaam karakter, met intelligentie of goede smaak, laat staan met de vraag of de bezitter van een halve straat huizen al eens een goed boek heeft gelezen.

“Veruit de grootste fout die ik in dit leven heb gemaakt,” raast ze verder, “is dat ik op mijn vijfentwintigste de wereld wou verbeteren in plaats van aan Gyproc en Velux te denken. Daardoor heb ik de boot gemist. Zolang ik niet erf of de Lotto win, zal de vrucht van mijn arbeid mij enkel in staat stellen hoge huurgelden te betalen, en mij de armzaligheden aan te schaffen waarmee je als ‘werkende arme’ wordt gepaaid : gsm’s die uitschuiven in plaats van open te klappen, digitale fotoapparaten met alweer wat extra megapixels, merkkleren waar de knopen vanaf springen. En intussen maar taksen en parkeerbonnen betalen.”

“Het drrrrama van de middenklasse,” waag ik met rollende r te zeggen.

“Ik vraag mij soms af of ik daar nog wel toe behoor”, negeert ze mijn voorzichtige ironie. “Wat ik verdien, wordt stilaan een fooi, als ik het vergelijk met wat ik uitgeef aan allerlei levensnoodzakelijkheden. En dan toch maar plichtsbewust je zweet blijven leveren.”

Af en toe probeert ze het nog wel, en werpt ze een mistroostige blik op zo’n vastgoedsite. Vorige week heeft ze, in een vlaag van verstandsverbijstering, zelfs nog een appartement bezocht. “Een kruipkot, uitgewoond en met een terras dat juist groot genoeg was voor een vuilniszak”, typeert ze de boel. “Eén blik op de geiser in de badkamer vertelde genoeg : in dit bad kon je maar beter geen boek liggen lezen – als je tenminste niet wou blijven lezen. Tweehonderdduizend euro vroegen ze voor dat hol. Daarvoor moet ik dan negenhonderd euro per maand afbetalen. Dat is toch niet fatsoenlijk meer ?”

Fatsoenlijk : het is zo’n woord dat uit de mode is geraakt, zoals ook het woord rechtvaardig. Je klinkt knullig tegenwoordig, als je dergelijke woorden durft boven te halen. Daarom heb ik sympathie voor wie ze bezigt, dus ook voor haar. “De verkoper was zo’n typische patser”, zegt ze : op sneakers en zongebruind, de omtrek van zijn skibril nog in zijn gezicht gebrand. Een paar algemeenheden, wat clichés ertegenaan en maar wauwelen over ‘vertrouwen’. En dan verdwijnen in een bak van 50.000 euro. Wat kan die gast dat ik niet kan, vroeg ik mij af ? Misschien was ik ook beter in het vastgoed gestapt.”

“Jij zou dat al na twee maanden saai vinden”, probeer ik, maar het helpt niet echt. Zij is kwaad, op de gang van de wereld maar vooral op haar jongere zelf – op haar idealisme en op haar drang om te schrijven, die haar zo weinig tastbaars heeft gebracht. Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content