Het Guggenheimmuseum in Bilbao, met zijn gevel van titaan, is een baken voor de Spaanse provinciestad en een van de belangrijkste gebouwen van de late twintigste eeuw. Maar de architect brak door in de vroege jaren zeventig met een meubel-collectie. Frank O. Gehry voor beginners.

Frank O. Gehry werd dit jaar tachtig. Hij triomfeerde in de herfst van zijn leven, in 1997, met het in titanium gehulde Guggenheim Museum Bilbao, waarmee hij een industriële provinciestad transformeerde tot een eerder onwaarschijnlijke toeristische bestemming. De man kon op dat moment al terugkijken op een boeiende carrière. Hij was een architect met invloed, een ster. Maar met zijn gebouw aan de Nervionrivier werd hij plotseling een superster : de beroemdste Amerikaanse architect van de twintigste eeuw. Tenminste, na Frank Lloyd Wright (nòg een Frank, en toevallig ook de architect van het oorspronkelijke, net zo spectaculaire Guggenheim Museum in New York).

Gehry mag tegenwoordig zo Amerikaans lijken als apple pie, van oorsprong is hij Canadees. Ephraim Owen Goldberg (zijn echte naam) groeide op in Toronto. Hij leek al snel voorbestemd tot de kunsten. Als jongen bouwde hij enthousiast miniatuursteden. Hij werd daarbij aangemoedigd door zijn grootmoeder. Zijn grootvader, eigenaar van een doe-het-zelfzaak, bezorgde hem restjes materiaal. Zijn vader zette hem aan tot tekenen. Zijn moeder liet hem kennismaken met de kunstwereld. Gehry verkondigde in een interview dat hij duidelijk over creatieve genen beschikte, maar voegde er onmiddellijk aan toe dat zijn vader absoluut niet in hem geloofde : Ephraim was een dromer die het nooit ver zou schoppen. Zijn moeder toonde meer begrip.

In 1947 trok de jonge Goldberg naar Californië. Hij ging er aan de slag als vrachtwagenchauffeur, volgde avondschool. In 1954 behaalde Gehry, zoals hij zichzelf ondertussen was gaan noemen, zijn diploma als architect aan de University of Southern California. Daarna volgden enkele min of meer verloren jaren. Gehry werkte (maar niet als architect), ging bij het leger, en begon aan Harvard een opleiding als stadsplanner (die hij niet afmaakte). In 1961 vestigde hij zich met zijn vrouw en twee jonge dochters voor een jaar in Parijs. Hij had er een baan bij een obscuur architectenbureau. In Frankrijk bezocht Gehry de kathedraal van Chartres en Notre Dame du Haut, het meesterwerk van Le Corbusier in Ronchamp.

Een jaar later begon hij met een collega in Los Angeles een gezamenlijke architectenpraktijk. In 1967 – precies dertig jaar voor Bilbao – opende hij zijn eigen bureau, Frank O. Gehry & Associates.

Gedichten van architectuur

Gehry wordt soms gerekend tot de School van Los Angeles : zie ook minder bekende architecten als Eric Owen Moss, of Thom Mayne van het bureau Morphosis. Maar in feite was hij, zeker in het begin van zijn carrière, een buitenstaander (een snob, misschien), die zich wel verwant voelde met schilders en beeldhouwers, maar niet noodzakelijk met architecten. Hij was, zei hij, bijzonder geïntrigeerd door het denkproces van kunstenaars. Misschien worden zijn gebouwen precies daarom zo vaak beschreven in kunsttermen : het zijn scuplturen, collages, installaties. Misschien, ook, wordt er daarom zoveel belang gehecht aan Gehry’s schetsen. Die zijn abstract, wild, mysterieus. Geen minutieus uitgetekende plannen waarbij je je iets concreets kunt voorstellen, maar gedichten van architectuur. Met andere woorden : voor interpretatie vatbaar.

Hij begon zijn carrière in eigen streek, met relatief bescheiden projecten. Een woning met atelier voor een bevriende kunstenaar, Ron Davis, in Malibu (1971). Een huis voor zichzelf in Santa Monica (1978, Gehry was intussen hertrouwd en had er nog twee zoons bij gekregen) ; gebouwen voor de Loyola Law School in Los Angeles (vanaf 1978) ; het California Museum of Science and Industry, eveneens in Los Angeles (1982-1984) ; plus een koppel shopping centers in Santa Monica. Zijn eerste grote Europese opdracht dateert van 1989 : het Vitra Design Museum in Weil am Rhein, voor designentrepreneur en verzamelaar Rolf Fehlbaum. Het relatief kleine gebouw, dat een zekere verwantschap vertoont met Le Corbusiers Ronchamp (net als Bilbao, voor wie goed kijkt), bracht de carrière van Gehry in een stroomversnelling. Voor het eerst werden zijn gebouwen bekender dan zijn meubilair. Gehry werd in dezelfde periode ook bekroond met de Pritzker Prize, ’s werelds belangrijkste architectuuronderscheiding. Fehlbaum, de baas van Vitra, deed later iets gelijkaardigs voor de carrière van de Brits-Iraakse architecte Zaha Hadid, nog een laatbloeier (zij bouwde op de campus van Vitra haar eerste gebouw).

Vanaf de jaren negentig werd de deconstructieve stijl van Gehry gemeengoed. Zijn bureau tekende voor een aantal grote projecten, onder meer in opdracht van de entertainmentreus Disney, met opdrachten in Marne-La-Vallée (Disney Village, aan de rand van Disneyland Parijs, 1992), Anaheim (het hoofdkwartier van Team Disney, 1995), en Los Angeles (de veelbesproken Walt Disney Concert Hall, ingehuldigd in 2003).

Gehry won de wedstrijd voor het Guggenheim Museum Bilbao van twee andere belangrijke architecten, Arata Isozaki uit Japan en het Oostenrijkse Coop Himmelb(l)au.

Het ongewone museum werd in sneltempo een van ’s werelds beroemdste gebouwen, en net als het moederhuis in New York een museum waarvan de vorm (de architectuur) bekender is dan de inhoud (de kunstwerken).

In het oog van de media

Sinds Guggenheim wil elke middelgrote provinciestad zijn eigen, opvallende architectuurbaken – een museum, een spektakelzaal, een ijsschans godbetert – en de aandacht die erbij hoort.

Volgens zijn tegenstanders is Gehry een one trick pony die spektakel laat primeren boven gebruiksvriendelijkheid. Het Guggenheim is daarvan het beste voorbeeld. Hoe dan ook : de architect vaart tien jaar later nog altijd wel bij het succes van zijn museum. Hij werd de voorbije jaren opgevoerd in een advertentiecampagne van Apple en in de animatiereeks The Simpsons. Sydney Pollack draaide de documentaire Sketches of Frank Gehry. De meeste van zijn projecten krijgen ruim aandacht in de media, of ze nu klein zijn (cafetaria van tijdschriftenuitgever Condé Nast aan Times Square in New York, 2000) of groot (Experience Music Project in Seat-tle, 2000). Hij bouwde nog verschillende musea, waaronder MARTa in het Duitse Herford, en een grootschalig museum voor het nieuwe museumeiland van Abu Dhabi (waar Zaha Hadid werkt aan een spektakelzaal voor de Solomon R. Guggenheim Foundation, Tadao Ando aan een Maritiem Museum, en Jean Nouvel aan een dependance van het Louvre).

Dichter bij huis, in Parijs, werkt Gehry aan een klein maar fijn, grotendeels in glas opgetrokken museum voor de kunststichting van Louis Vuitton. Eerder al bouwde hij het American Center in Parijs (de uitbaters van dat cultureel centrum gingen failliet aan de investering in hun nieuw hoofdkwartier, het gebouw huisvest nu het filmmuseum van de Cinémathèque).

Toch lijdt ook deze starchitect onder de crisis. Gehry’s meest ambitieuze project van de voorbije tien jaar, de Atlantic Yards in Brooklyn, werd overgenomen door andere architecten. Eerder werden al de plannen voor een tweede Guggenheim New York opgeborgen, na de aanslag van 2001. En hij verloor ook de wedstrijd voor de toren van de New York Times. Gehry mist voorlopig een wolkenkrabber in zijn portfolio. Net als die andere, oudere Frank.

Tijdens de Triënnale van Milaan loopt de overzichtstentoonstelling ‘Frank O. Gehry sinds 1997’. Nog tot 10 januari 2010. www.triennale.it

Door Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content