“Leef eens een week zo groen als je kunt en hou daar een dagboek van bij.” De stem van de coördinatrice duldt geen tegengepruttel. Dus mopper ik binnensmonds en troost me met de gedachte : de kinderen van mijn kleinkinderen zullen hier dankbaar om zijn.

Een lonesome cowboy hoef ik mij in elk geval niet te voelen, want sinds de top in Kopenhagen is het alles milieu wat de klok slaat. Iedereen lijkt opeens bezig met zonnepanelen en duurzame teenslippers. De merkwaardigste ideeën duiken op uit de breinen van wereldverbeteraars en zelfs van politici, zoals het voorstel van de burgemeester van Bree om de C02-uitstoot te verminderen door alle huisvuil aan één kant van de straat te plaatsen.

MAANDAG

Hoezo, iederéén bekommerd om het milieu ? Mijn ecodagboek begint met een flinke ergernis als ik op maandagmorgen voor de dagbladwinkel zo’n typische flurk in een yuppentank aantref. Terwijl zijn vrouw binnen wat krasloten haalt, laat meneer doodleuk de motor draaien. Welja, het is koud en welja, ze zal maar vijf minuten wegblijven en ja, anders moet hij straks de contactsleutel weer omdraaien, wat een hele moeite is. Als het te lang duurt, begint hij ook nog eens te toeteren. Het is dit soort lomp gedrag dat eruit moet, denk ik verstoord.

Op ditzelfde moment ongeveer raakt het nieuws bekend van de vervuilde Zenne. Het afvalwater van 1,1 miljoen Brusselaars stroomt ongezuiverd in de rivier. Tot dertig kilometer verderop worden condooms uit het water gevist. En dan moet ik vooral niet vergeten het licht in de badkamer uit te doen.

Niettemin begin ik alvast met een paar kleine maatregelen. Ik stel de printer in zodat hij voortaan het papier aan twee kanten bedrukt. Ik koop ook een stekkerblok met schakelaar, zodat ik de videorecorder & dvd-recorder & digicorder & televisie & hifi kan uitschakelen met één simpele druk op de knop. Gedaan met de eeuwige stand-by en de bijbehorende weglekkende elektriciteit.

’s Avonds, in de keuken, leg ik een deksel op de pot terwijl het water voor de pasta opwarmt. Ecologisch bewustzijn, krijg ik al vlug door, heeft soms verdacht veel van wat ze vroeger gierigheid noemden.

DINSDAG

Vandaag grijp ik zondebok nummer één bij de horens : mijn auto. Daar staat hij in de garage, met zijn wat nijdige en verongelijkte blik. Met zijn 6,4 liter per 100 kilometer is mijn Rover 75 een bescheiden vervuiler, en ecodriven deed ik sowieso al. Goed bezig dus, zou je denken. Maar als ik mij verdiep in de wereld van de CO2-emissies, valt het toch nog tegen. Op de website met de enigszins komieke naam whatgreencar. com lees ik dat de uitstoot van mijn oude taaie 163 gram per km bedraagt. Dat is een peulenschil in vergelijking met bijvoorbeeld een Audi Q7, een BMW X6 of een Land Rover Defender, die vlot richting 300 gr/km trekken. Maar het kan ook altijd beter. Zo heb je al een Volvo S40 die 3,9 liter/100 km verstookt en 104 gr CO2 per km uitstoot. Die levert bij de aankoop ook nog een fiscale korting op van 15 procent. Veel kans dat dat mijn volgende auto wordt.

Een wagen mag nog zo zuinig of milieuvriendelijk zijn, je ontsnapt niet aan de ijzeren wet dat je meer vervuilt naarmate je meer kilometers afmaalt. Deze week laat ik de auto dus zoveel mogelijk op stal, en verplaats mij met Het Fantastische Vervoermiddel Fiets. Ik prijs mij gelukkig dat ik in Gent woon, met zijn talrijke eenrichtingsverkeerstraten waar je per tweewieler wél in beide richtingen doorheen mag. Zo sta je in een mum van tijd overal in de stad. Het voelt bijna als verdwijnselen uit de boeken van Harry Potter ; alleen domme Dreuzels schuiven met hun auto richting stadscentrum aan. Ik moet geen parkeerplaats zoeken en krijg de door de bureaumens zo begeerde lichaamsbeweging er gratis bovenop. Waarom verbannen ze de auto niet uit alle binnensteden ? Ik vraag het mij al af. Tot het begint te regenen en ik bergopwaarts naar huis terugsukkel, met mijn ouwelijke fietshelm en mijn belachelijke fluohesje. Bij de verkeerslichten verslik ik mij in een flinke gulp uitlaatgassen. Ik voel mij onnozel, zo als strijder tegen de opwarming van de aarde met mijn haar tussen mijn tanden, terwijl de automobilisten in hun warme cocon gezellig naar Peeters & Pichal zitten te luisteren.

WOENSDAG

Onze verwarmingsketel is nog maar net vervangen door een condensatieketel met hoog rendement, wat de energiefactuur met dertig procent kan verminderen. Ik gebruik echter nog talrijke gloeilampen, uit gezelligheidsoverweging. In dat opzicht deel ik de mening van lichtpoëet Ingo Maurer, die oproept massaal gloeilampen te hamsteren omdat die het dichtst aanleunen bij vuur, wat een archetypische oerkracht oproept in de mens. Een bezoek aan de plaatselijke Brico leert mij echter dat de tijd ook in het land van de spaarlampen niet heeft stilgestaan. Als je ze wat uitkiest, is hun licht best te pruimen en ook mijn vooroordeel dat ze pas na enkele seconden fatsoenlijk brandt, blijkt enigszins achterhaald door de techniek. Schoorvoetend vervang ik alle lampen in huis door energiezuinige exemplaren – op het spotje in de lavalamp na.

“Spaarlampen zullen tegen het einde van hun levensduur tot 40 procent minder licht geven dan aanvankelijk gedacht”, lees ik uitgerekend de volgende ochtend in mijn krant. Het is alsof de duivel ermee speelt.

’s Avonds, op het weergaloze vervoermiddel fiets, nog even bij Mc Donald’s langs. “Alleen voor auto’s, mijnheer”, grijnst de jongen met het koptelefoontje als ik aanschuif bij de Mc Drive. Mc Donald’s mag zijn logo dan al groen hebben gekleurd, de grond van de zaak hebben zij hier duidelijk nog niet begrepen. Ik mag discussiëren wat ik wil, géén vette hap voor de man op de fiets.

DONDERDAG

Dochtertje afhalen aan school. Ik beken ootmoedig dat ik daarvoor zondig en de auto van stal haal. Het is waar, je ziet meer en meer ouders met van die ‘bakjes’ achter hun fiets waar dan kroost in zit, maar dat vind ik te gevaarlijk. Op weg naar school zie ik vaders die hun kinderen leren peddelen in de urban jungle. Dapper, maar niets voor mij. Ik heb maar één dochter en daar ga ik niet mee experimenteren.

’s Middags tijd voor een snelle lunch. Omdat ik gelezen heb dat de consumptie van vlees voor een niet onaanzienlijk deel bijdraagt tot de opwarming van de aarde, kies ik voor vegetarisch. In het Veggieplan Gent dat op de tafels ligt, lees ik dat een gemiddelde Belg tijdens zijn leven ruim 1800 dieren verorbert : 891 kippen, 42 varkens, 5 runderen, 789 vissen, 7 schapen, 43 kalkoenen en 24 konijnen. Eén keer per week vegetarisch eten, betekent 250 dieren sparen maar ook minder boskap voor graasland en veevoeder, en minder broeikasgassen. Veeteelt is immers verantwoordelijk voor een vijfde daarvan.

Ik besluit op zijn minst één dag per week geen vlees meer te eten. Mochten alle Vlamingen dat doen, dan zouden we in één jaar ongeveer evenveel CO2 besparen als wanneer we een half miljoen auto’s van de weg zouden halen.

VRIJDAG

Misschien wel de moeilijkste klus heb ik bewaard voor vandaag : op een milieuvriendelijke manier op het werk zien te geraken. Het Brussels Media Center, waar Knack wordt gemaakt, ligt ingebed tussen industrieterreinen en pal tegenover het hoofdkwartier van de Navo. Toch valt het per openbaar vervoer slechts moeizaam te bereiken. Met de trein geraak ik vlot in het station Brussel Noord, maar dan begint de ellende met een eindeloos meanderende bus. Van deur tot deur doe ik er een uur en zevenenvijftig minuten over, voor ongeveer 65 kilometer. Dat is gemiddeld haast 35 kilometer per uur.

Mijn collega’s hebben al van alles uitgeprobeerd, maar er bestaat geen snellere manier. Zelfs de vouwfiets biedt geen oplossing, tenzij je een geoefend triatlonatleet bent. Alles in deze omgeving schreeuwt de ouderwetse mantra van diesel en asfalt. De eerbare burger die vanuit Gent het BMC wil bereiken, staat voor de keuze : de file trotseren of vier uur per dag onderweg zijn met het openbaar vervoer. Als een politicus dan over rekeningrijden begint, kan dat al eens tergend overkomen.

’s Avonds lees ik, als ontspanning, op het internet nog wat over duurzame kleren. Kunstmest en pesticiden, het gebruik van grote hoeveelheden water bij de productie : de jeans die ik draag, blijkt tot mijn verwondering verwoestend voor het milieu. Zo ingeburgerd als fair-tradevoedingswaren stilaan worden, zo zeldzaam is nog de toepassing van biokatoen : amper 0,05 procent van de wereldwijde productie.

ZATERDAG & ZONDAG

Voor dit weekend een citytrip naar Londen geboekt en ik vrees dat die mijn ecologische voetafdruk een opdoffer van formaat zal geven. Op de reclame van Eurostar rijdt een lieflijk treinstel door een landschap als de Tuin van Eden. Het bedrijf maakt zich sterk dat een reis door de kanaaltunnel slechts een tiende CO2 uitstoot van eenzelfde verplaatsing per vliegtuig. Eurostar engageert zich bovendien om resterende emissies te neutraliseren door te investeren in compensatieprojecten.

Dat klinkt allemaal goed, alleen mag het wel niet sneeuwen.

Als ik in Londen de sightseeingbussen onophoudelijk kringetjes zie maken door de stad, gehuld in zwarte dieselwalmen, besef ik eens te meer dat toerisme onvermijdelijk een grote vervuiler is en dat we met bijna zeven miljard wereldburgers niet aldoor van de ene stad naar het andere continent kunnen crossen. Meer dan ooit zit er wijsheid in de woorden van Blaise Pascal : “Alle ellende van mensen komt voort uit één ding – dat ze niet rustig in een kamer kunnen zitten.”

KORTOM Na een week zweeft er een aureooltje van broeikasgassen boven mijn kop. Ik heb een badkuip diesel uitgespaard, kilowatturen elektriciteit, een flinke zak graan, vele liters water en zo nog wat onweegbaarder dingen. Dat geeft een goed gevoel. Toch zal er méér nodig zijn. “Ondanks alle maatregelen om het klimaat te beschermen, is de wereldwijde C02-uitstoot dit decennium met 29 procent gestegen”, lees ik op een nieuwssite. “Zelfs in het crisisjaar 2008 nam de uitstoot met 2 procent toe.” En Kopenhagen is met een sisser afgelopen.

Ik heb enkele druppels lavendelwater gesprenkeld op een vulkaan die op uitbarsten staat. Toch heeft dat iets verslavends. Het is fijn om de grootste lompheden alvast achterwege laten, in afwachting van de Umwertung aller Werte die er toch zal moeten komen.

Er zijn nieuwe uitvindingen nodig en grote omwentelingen. Er moeten meer roetfilters komen, groenere premies en liefst ook motoren die draaien op water. En dingen waarvan wij ons zelfs nog geen voorstelling kunnen maken.

Toch begint het allemaal, daarvan ben ik overtuigd, met de man die voor de dagbladwinkel zijn motor uitschakelt.

Door Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content