Twee ‘lads’ uit het Britse binnenland ontmoetten elkaar aan de architectuurafdeling van de kunstacademie in Londen. In dynamische lijnen, menselijke schaal en praktische rationaliteit herkenden ze elkaar. Dit duo van twaalf jaar oud scheerde dit jaar hoge toppen op de internationale meubelbeurs.

Edward barber

“Toen we als architect afstudeerden aan het Royal College of Art, hadden we allebei een degout van design en architectuur. Na zeven jaar studeren wilde ik even niets meer met de sector te maken hebben. Ook al besefte ik diep vanbinnen wel dat ik op mijn stappen zou terugkeren. Ik reisde een jaar de wereld rond als assistent van een modefotograaf. Dat was great fun. Het was een compleet andere wereld.”

“Toen heb ik Jay een jaar lang niet gezien. Hij ging ook reizen. Tot een gemeenschappelijke vriend van ons het plan opvatte om een restaurant te openen. Hij vroeg ons om samen zijn interieur in te richten. Dat bleek een succes. We kregen meteen nieuwe opdrachten binnen. Na het derde project voelden we het kriebelen. ‘Als het niet werkt, dan hebben we pech, als het wel werkt, zo veel te beter’, vonden we en we richtten BarberOsgerby op.”

“Al snel zijn we ook meubelen voor onze projecten beginnen te ontwerpen. De eerste was de Loop, een salontafel. Die was meteen vrij succesvol. Zes mensen zijn nu fulltime bezig met architectuur, twintig met meubel- en productontwerp. Design is een persoonlijker expressie dan architectuur. Omdat de architectuur die we doen vooral interieurinrichting is. Winkels, hotels, kantoren. Als je met figuren als Stella McCartney of Paul Smith werkt, is het niet evident. Zij willen logischerwijze zoveel van zichzelf in het project stoppen, dat je op het einde als architect niet veel meer kunt inbrengen. Het voelt niet aan als jouw project. We houden van kleine schaal, van het tactiele, en van gebruiksvoorwerpen.”

“Jay en ik hebben hetzelfde basisidee over de-sign. De theorie is dezelfde, maar uiteraard komen wij niet met dezelfde ideeĆ«n. Het is gek dat je na verloop van tijd elkaar begint aan te vullen. Soms zijn we een stoel aan het tekenen en dan zeg ik ‘misschien moet die voorste poot meer zo of zo’ en op hetzelfde moment is Jay het al aan het tekenen. We hebben een eigen ontwerptaal. Een taakverdeling is er niet. Wel is het zo dat ik dikwijls met concepten kom en dat hij doorgaat tot in het diepste technische detail. Ik kan dat een beetje saai vinden, moet ik toegeven. Hij is technischer. Ik kijk meer naar het geheel.”

“Ja, we gaan geregeld samen naar opdracht- gevers : als het een nieuwe klant is. Of als er belangrijke beslissingen moeten vallen. Een laatste proto-type of zo.”

“We zijn samen naar AustraliĆ« gegaan. Dat was geweldig, want je hebt een lange tijd op het vliegtuig om te werken. Daar kun je echt focussen en een idee uitwerken. Daar kom je met goede strategische idee-en. Hier op bureau lukt het niet altijd om door te werken. En het is natuurlijk super om een vriend in de buurt te hebben. We genieten van zulke trips samen.”

“Ik ben ervan overtuigd dat je vrienden moet zijn om te kunnen samenwerken. Als ik Jay niet kon verdragen, zou het niet lukken. Niet dat we elk weekend samen optrekken. Maar we zijn echt goede vrienden. Begrijp me niet verkeerd : we discussiĆ«ren enorm veel. Als het erop aankomt, bijvoorbeeld ik wil het zo en hij zegt ‘nee, zo’, dan gaan we door tot we allebei tevreden zijn. Dat levert uiteindelijk een sterker eindresultaat op. Omdat je elkaar de hele tijd test. Het zorgt ervoor dat je meer nadenkt over waarom je dit of dat wilt.”

“We hebben nooit aparte namen op projecten gezet. Maar wie weet ? Ik kan me niet voorstellen dat we echt ons hele leven alles samen blijven doen. Mensen veranderen, ideeĆ«n veranderen, en situaties. Maar we hebben zeker geen individuele plannen. Het heeft geen zin nu. Mocht Jay nu ineens een schaakspel willen ontwerpen – iets wat mij compleet niet interesseert – dan misschien wel. Maar met meubelen zitten we zo op dezelfde golflengte dat ik het niet zie gebeuren. Tenzij misschien als ik een fantastische stoel zou bedenken, waarmee ik serieus veel geld kon verdienen ( giert het uit).”

jay osgerby

“‘Heb je de klink van die kerkdeur gezien ?’ kan de een soms aan de andere vragen, ergens onderweg in Milaan of zo. ‘Yep’, is dan meestal het antwoord. Soms is het griezelig hoe sterk we op elkaar zijn gaan lijken. We zijn gevoelig geworden voor dezelfde kleine details. Als je twaalf jaar met iemand samenwerkt, dan doe je ook dezelfde indrukken op. Je ontwikkelt samen producten, je reist samen, ontmoet dezelfde mensen,…”

“Het is tegelijk misschien wel ons zwakste punt, dat we zo goed op elkaar lijken. Soms denk ik dat het misschien beter zou zijn als we compleet verschillend waren. Ik weet het niet.”

“Allebei zijn we afkomstig uit the country. Ik deed mijn voorbereidende jaren al in Londen, en mijn masters aan het RCA. Ja, we hadden allebei een totaal andere achtergrond voor we aan de academie begonnen. Hij deed architectuur en ik deed industriĆ«le vormgeving. Ons bureau covert nu het hele domein : meubelen, producten en architectuur.”

“We zaten eens naast elkaar op college. Al snel bleek het te klikken en het werd logisch om samen te werken aan schoolprojecten. Het ging als vanzelf.”

“De economische situatie in Groot-BrittanniĆ« halfweg de jaren negentig zorgde ervoor dat we wel gedwongen waren om op onszelf te beginnen. Er was niet veel werk en grote bedrijven namen geen pas afgestudeerden in dienst. We hadden geen andere keuze dan het risico te nemen. Michael Young begon in die periode op zichzelf, Michael Marriot, Tord Boontje.”

“We zijn controlefreaks. Als we een idee schetsen en uitdenken, dan willen we dat het gemaakt wordt op de manier die wij in ons hoofd hebben. Je kiest immers voor plywood of voor aluminium om de tactiliteit. Je kiest voor een kleur, of voor een vorm en je hebt die helemaal in de hand. Bij een product of een meubel lukt dat, bij een gebouw niet. Bouwen is stresserend, omdat er zoveel mensen een rol spelen : de opdrachtgever, de aannemer, honderden uitvoerders. Het resultaat is nooit volledig bevredigend. Vandaar dat we voor ons bureau een directeur aangetrokken hebben die zich met de architectuur bezighoudt.”

“Onze filosofie en visie lopen gelijk. We hebben een gedeelde passie voor objecten. We bewonderen vooral objecten die gemaakt zijn om te bewegen door water of lucht. Vliegtuigen, boten, propellers, ankers,… Stuk voor stuk machines die ontworpen zijn door ingenieurs. We houden van dat non design-ontwerp. We hebben er een soort van grammatica mee opgebouwd. We maken eenvoudige objecten die compleet dynamisch zijn. Wij ontwerpen niet voor de concept store van Colette, maar we laten ons inspireren door een jacht, een vliegtuighangar, een roeispaan. Meer en meer willen we ons werk ook die fysieke karakteristieken meegeven.”

“Soms starten we een project en dan beginnen we te schetsen en schetsen. Boeken vol. Maar voelen dat het niet wil lukken. ‘Dit werkt niet’, weet je dan. Nu, na al die jaren, beginnen we een beetje sneller door te hebben wanneer een idee nooit een product zal worden. Soms zijn we dan al met klanten aan het werken, ja. Het is niemands fout. Het gebeurt, maar het is soms beschamend.”

“Toevoegen, zo zou ik het noemen, eerder dan discussiĆ«ren. We zijn niet bang om elkaar te bekritiseren.”

“Het geweldige aan samenwerken is dat je elkaars slechte dagen kunt compenseren. Soms heb je geen goede ideeĆ«n. Dan is het goed als er een business- partner is met een fris hoofd die wel met oplossingen komt. Die zorgt er dan voor dat je uit die negatieve state of mind geraakt.”

Een aantal producten dat Barber-

Osgerby dit jaar uitbracht ziet u vanaf p. 44 in het trendrapport.

Door Leen Creve I Foto’s Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content