KOEN FILLET

Koen Fillet/Linda Asselbergs

Ik laat de valse vrolijkheid van de kerstmarkt op de Groenplaats achter mij en loop de Jan Blomstraat in, dat tochtgat naast de kathedraal. De wind snijdt me de adem af, ik duik weg in de kraag van mijn jas en denk : laat ik een glas gaan drinken in de kroeg van de dode cafƩbaas. Als laatste eerbetoon. Maar de deur is dicht en de rolluiken zijn neergelaten. Een briefje, de inkt een beetje uitgelopen door het condensvocht : gesloten wegens sterfgeval.

Ik hoefde nooit veel tegen hem te zeggen. Er zijn niet veel woorden nodig om te worden voorzien van koffie verkeerd. En ook over muziek hoefden we niet te redetwisten. Ik ging akkoord met de platen die hij oplegde. Wie van Chet Baker houdt, is okƩ. Ik zei dus niks en hij was het altijd met me eens. Hij droogde de glazen nog eens af en ik mocht er gewoon bij zitten. Drinken. Denken. En nu is hij dood.

Gestorven op dezelfde dag als de dode architect, in dezelfde week als de dode Engelse toneelschrijver, in dezelfde maand als de dode pin-up uit Tennessee en in hetzelfde jaar als de duizendjarige dokter en de dode zanger. Er werd vlotjes gestorven in 2008. De dood heeft het druk gehad, Linda.

Ik denk dat ik weet wat het is : de Magere Smeerlap is aan het oefenen om mij te pakken. Het grote werk, vroeg of laat. En hij slaat nooit toe aan het einde van een leven, maar altijd er middenin. Dat is een vooruitzicht dat ik niet verdraag. Want er zal altijd nog iets zijn waarvan ik de afloop wil kennen. Er is altijd nog een vraag die moet worden beantwoord, een regering die moet worden gevormd, een oorlog die moet worden beƫindigd. En er gaat altijd nog een kind geboren worden waarvan ik de naam wil kennen. Ik wil uitstel. EƩn dag desnoods. De krant van morgen, laat me die nog lezen. Maar de dood onderhandelt niet.

Ik zit dit stukje te schrijven, Linda, en ik weet dat er twee weken verlopen voor het verschijnt. Dat is een eeuwigheid. Ondertussen zal er een nieuw jaar zijn begonnen. Allicht is de kroeg van de dode cafƩbaas opnieuw open. Weer een briefje aan de deur : nieuwe uitbater. Allicht staan er ondertussen al nieuwe namen op het lijstje van de Dood, Linda. Want hij neemt geen dag vrij.

Leef ik nog ?

Leef jij nog ? Linda ?

LINDA ASSELBERGHS

Maar ja, Koen, ik ben er nog. Onkruid vergaat niet, zullen we maar zeggen. De laatste dag van het jaar vandaag. Buiten vriest het dat het kraakt, op het terras vinden de mezenbollen gretig aftrek, er dwarrelen stofjes in de zon boven het klavier van mijn laptop. En ’t is waar, ook de afgelopen twaalf maanden had de Lelijkaard met de Zeis het weer druk. Ik heb hem gekend, de dode cafĆ©baas waar jij over schrijft. Een beetje een ondoorgrondelijke, Guido van de Witzli Poetzli. Cool vĆ³Ć³r het mode werd. Ik herinner me vooral Ć©Ć©n uit de hand gelopen drankfestijn in zijn kroeg, na een interview met Terry Jones, historicus van zijn vak en ex-Monty Python gespecialiseerd in het uitbeelden van krijsende matrones. We waren naar de kathedraal geweest en hadden bloedworst en boerenkop gekocht in de Hoogstraat en toen belandden we bij Guido, waar Jones het gedecideerd op een zuipen zette. God weet hoe hij nog in de Laatste show is beland met zijn charcuterie.

De dode zanger, die kende ik ook. Van interviews en verjaardagsfeestjes bij Herman, de antiquair, ook al lang dood. Een paar keer hadden we ferm ambras. Niemand kon zich zo schoon kwaad maken als ‘de Wim’, zoals ze hem hier graag noemden. Als een wandelende jood, winter en zomer dik ingeduffeld met sjaal en klak liep hij door de straten. Ik zal het missen, dat beeld. En ja, we kunnen er maar beter aan wennen, Koen, dat er links en rechts van die ijkpunten in ons leven wegvallen. Met het ouder worden gaat dat er niet op beteren.

Tenzij wij eerder gaan, natuurlijk. Maar tĆ© lang uitstel lijkt me ook niet wenselijk. Vorige week zag ik haar op televisie, Romanie Pollet, de oudste vrouw van BelgiĆ«. Een krent van een wijfje met ogen die al veel eerder gestorven waren en een immer malende mond. Veel praten deed ze anders niet meer, wist de mevrouw van het rusthuis, “maar ze had nog wel haar karaktertje”. Als om dat te illustreren stiet het besje een welhaast dierlijke jammerklacht uit. EĆ©n lichtpunt was er, Koen. Romanie luisterde nog elke dag naar mooie muziek. Welja, met een geruit dekentje over mijn knieĆ«n Don’t eat the yellow snow van Frank Zappa meeneuriĆ«n, daar wil ik het op mijn 110de nog voor doen, Koen. En anders, gordijnen dicht en de stekker eruit graag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content