Kuddes olifanten lopen met trage pas over de savanne, naar de rand van het woud. Door de dichte begroeiing trekken groepen berggorilla’s. En langs uitgestrekte meren krioelen honderden vogelsoorten. Het wildleven herademt in het oosten van Oeganda, in het mysterieuze grensgebied met Congo.

“De parel van Afrika”, zo oordeelde Win-ston Churchill op het eind van zijn Afrikaanse omzwervingen : de meest gevarieerde biotopen van het continent vind je hier geconcentreerd in één land. Victoriaanse ontdekkingsreizigers, op zoek naar de bronnen van de Nijl, hadden op deze plek pas vijftig jaren eerder, diep in donker Afrika, het ene meer na het andere in kaart gebracht. En noemden die naar leden van het Britse vorstenhuis : Lake Albert, George, Edward en Victoria, waaruit de Nijl ontspringt. Anno 2008 is het in Oeganda dringen om een gorilla permit te bemachtigen, maar de parel heeft meer te bieden.

Net ten noorden van het Albertmeer breekt de brede Nijl met donderend geweld door een nauwe, tientallen meters diepe kloof. Witkolkend wringt het water zich door de rotsen, in een nevel van stuifmist, om stroomafwaarts haar gestage ritme terug te vinden. Murchison Falls National Park, waar de Victorianijl uitmondt in de Albertnijl, is het grootste nationale park van het land. In de delta gaan vogelaars op zoek naar de zeldzame schoensnavel, een vreemde ooievaar. “Dit is een safari”, benadrukt de vogelgids. “Misschien zie je ze, maar niets is gegarandeerd.” Met een internationaal gezelschap toeristen vaar ik in een bootje naar de voet van de watervallen, waar we voor de stroming beschutting zoeken. IJsvogels en wondermooie bijeneters met een rode borst huizen in de okeren oevers, hoog op een tak scant een vis-arend nauwgezet de rivier, goliathreigers pronken in de rietkragen en de jacana’s lijken over het water te lopen.

Waar de Nijl kalmeert, liggen tientallen krokodillen met opengesperde muil onder een enorme worstenboom. “Veel vis overleeft de stroomversnellingen niet. De krokodillen hoeven ze hier maar op te scheppen”, vertelt de gids. Verder baden nijlpaarden in het schuim, rozige giganten in een natuurlijke jacuzzi. Plots maakt de stralende zon plaats voor een wolkbreuk, met rukwinden krachtig als een waterkanon. “Niet allemaal naar dezelfde kant leunen”, waarschuwt de gids als iedereen aan bakboord beschutting zoekt. Ik denk aan de beperkte stabiliteit van de boot, de onverzadigde krokodillen, de territoriale nijlpaarden, aan mijn in de nabije toekomst te gebruiken gorilla permit en vorm het kleddernatte tegengewicht. Een straf verhaal voor bij de gin-tonic, de sundowner op het terras van de Nile Safari Lodge.

Bosolifanten

“De palmbomen werden hier door de olifanten geplant”, glimlacht chauffeur Paul de volgende ochtend tijdens onze eerste game drive door het Murchison Falls National Park, in de schaduw van de Congolese Blauwe Bergen. Een palmbosje in een savanne, het is een ongewoon gezicht. “Palmnoten uit het regenwoud in Congo, door de veelvraten achtergelaten in een hoop meststof”, verduidelijkt Paul. Olifanten pendelen hier tussen de meest oostelijke uitlopers van het immense Centraal-Afrikaanse regenwoud en de grassavanne van Oost-Afrika, een botsing van biotopen die garant staat voor een ongekende soortenrijkdom. Giraffen ritselen de hoogste blaadjes van de acacia’s, buffels kijken ons arrogant aan. Een overvloedige kudde Oegandese kobs (een kleine antilope, vergelijkbaar met een impala) vormt het basisvoedsel voor de snel groeiende roofdierenpopulatie. Tijdens de rebellenopstand werd hier nog massaal gestroopt, maar het wild herstelt snel. Verscholen in een bosje luiert een solitaire leeuw, met één oog op de door hem gevelde aangevreten buffel. Van de hyena’s voorlopig geen spoor.

Een lange rit voert langs de oevers van Albertmeer, een immense watermassa die bij de lokale bevolking respect afdwingt. “Mutanzige, het meer dat zelfs de sprinkhanen niet kunnen oversteken, zo luidt de naam in het Luganda”, vertelt chauffeur Paul. “Het gevaarlijkste van de regio, een kilometer diep, onderhevig aan plotse stormen.” De hobbelweg over de vuurrode aarde staat garant voor een ‘ongewilde massage’, maar de panorama’s over het blauwe water en de al even blauwe muur van de Rift Valley maken de ongemakken goed. Semliki is een magische plek. De glooiende savanne wordt omzoomd door bergen, door de duizelingwekkende muur van the Rift Valley Escarpment en de besneeuwde pieken van het Rwenzorigebergte, de legendarische Mountains of the Moon. Vanaf een bergpas kijken we uit over de meanderende Semlikirivier, die de grens vormt met Congo. Rookpluimen bij de warmwaterbronnen tonen aan dat de aarde hier, op een breuklijn van platen, ook geothermisch actief is.

In het regenwoud in de vallei gaan we op zoek naar zeldzame vogels, endemische soorten, van de Albertine Rift Valley, de westelijke arm van de Grote Afrikaanse Slenk. “Dit bos is de voortzetting van het enorme Ituriwoud, dat zich op de andere oever van de rivier over Congo uitstrekt”, vertelt gids Samson. “Vele vogels, typisch voor het Congolese regenwoud, kun je enkel hier spotten.” Wit-zwarte franjeapen en roodstaartaapjes slingeren door het bladerdek, in de verte schreeuwt een chimpansee. Samson wijst ons op de Afrikaanse koekoek en de paradijsmonarch, op groen- en geelbekken, op een voorbijschietende zeldzame tok die enkel hier leeft. “Wat doen we als we een bosolifant tegenkomen ?” vraag ik als hij een boom toont waaraan de woudreuzen hun tanden veilen. “Tja, ik heb mijn geweer niet bij me. Roerloos stilstaan en niet storen is de beste optie. Als hij chargeert, zoek dan dekking achter een dikke boom. Wees gerust, de adrenaline jaagt zelfs de meest ongeoefende klimmer omhoog.”

Leeuwen en gorilla’s

Rond vier uur in de ochtend wekt het gebrul van een leeuw mij, een zware stotterende hoest die kilometers ver draagt. In mijn tent hoor ik elk detail van het verbluffende klanktapijt dat de nacht over de savanne legt. Krekels en cicaden, nachtzwaluwen en brulkikkers, bushbaby’s en talloze ondefinieerbare geluiden eisen mijn aandacht op. Tot de leeuw weer brult, al veel dichter bij. Of is het een luipaard ? Ik ben klaarwakker, luister en hoop bij het eerste daglicht een glimp van de lawaaierige kat op te vangen. “Je hoorde een leeuw én een luipaard die vannacht door het kamp dwaalden”, vertelt Mark, manager van de Semliki Safari Lodge, aan de ontbijttafel. “Vroeger was dit een privéjachtgebied. Sedert de vallei beschermd wordt als nationaal park herstellen de populaties van de stroperij, het geweld en de onveiligheid. In 1997 bouwde men hier de lodge, in 2001 hoorden de rangers hier de eerste leeuw brullen. Hoogstwaarschijnlijk een dier uit Congo dat de rivier overstak.”

Via tientallen vulkanische kratermeren en uitgestrekte theeplantages die over de hellingen glooien, zakken we af naar het zuiden. Het Queen Elisabeth National Park, een groene corridor tussen de ‘broedermeren’ Lake Edward en Lake George, met elkaar verbonden door een waterweg, is het wildrijkste natuurpark. De Mweya Safari Lodge ligt op een schiereiland, pal aan het kanaal. Languit aan het zwembad geniet ik van het uitzicht op bergen en meren, op de kudde buffels die nu al twee uur vertoeft op de overliggende oever, en op de olifanten in de verte, nu nog amper een speldenkop groot. Voor de boottocht op het Kazingakanaal pas ik, maar tijdens mijn namiddagdrive spot ik een kudde giant forest hogs. De reuzenboszwijnen, eigenlijk nachtdieren uit het regenwoud, foerageren hier in de bossavanne onder de acacia’s en de enorme euforbiakandelaarbomen. Tevreden noteer ik op het krijtbord aan de lodge : 8 giant forest hogs.

De gekartelde piek van Sabinyo, de middelste van de vijf Virungavulkanen die als perfecte kegels de skyline tekenen, markeert het drielandenpunt van Oeganda, Rwanda en Congo. In dit gefragmenteerd grensgebied, restanten van een eeuwenoud oerbos, overleven de laatste berggorilla’s. Vanaf het voetbalveldje boven het dorp Nkuringo, aan de zuidkant van het Bwindi Impenetrable National Park, geniet ik van een schitterend panorama op het woud, de vulkanen en het Rwenzorigebergte. Felix, initiatiefnemer voor een village walk, leidt mij door zijn dorp, van de overbevolkte basisschool naar de kruidendokter, van de smidse naar de homestay, waar de gastheer traditioneel bananenbier brouwt. Met groot enthousiasme noteert de vogelaar zijn vondsten van het woud, even exotisch als hun namen laten vermoeden : fluweelmanteldrongo, gabonpoederdonsklauwier, geelbuikhyliota, chubbs graszanger.

Maar het hoogtepunt van mijn bezoek is het uur in het gezelschap van gorilla Makara, de jonge zilverrug van de Habinyanjagroep. Ongestoord door mijn aanwezigheid ritselt de zwarte reus met de grijzende rug bladeren van de klimplanten. Tot spijt van mijn Zuid-Afrikaanse gezel, die hoopte op een lange zoektocht door het regenwoud, vinden we de primatenfamilie na amper drie kwartier stappen, in de bufferzone rond het nationaal park. “Tegenwoordig beplanten we een strook van 350 meter met oneetbare planten”, verklaart Felix. “Voor je het weet, eten de gorilla’s bananen in het dorp.”

Tekst en foto’s Jo Fransen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content